ECLI:NL:RBZUT:2012:BV1744

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-850521-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Aufderhaar
  • A. Gilhuis
  • J. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak te Putten

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen op 4 mei 2011 te Putten, heeft de Rechtbank Zutphen op 24 januari 2012 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. De aangifte van het slachtoffer, die stelde dat de verdachte haar tegen haar wil had getongzoend en betast, werd niet ondersteund door ander bewijs. De rechtbank constateerde dat de omstandigheden rondom het bezoek van de verdachte aan de woning van het slachtoffer, zoals het tijdstip en de inhoud van een briefje dat de verdachte de volgende dag onder de ruitenwisser van de auto van het slachtoffer had achtergelaten, niet voldoende waren om de verklaring van het slachtoffer te bevestigen.

De rechtbank overwoog dat de verklaringen van de verdachte, die ontkende de handelingen te hebben verricht, consistent waren en dat er geen steunbewijs was voor de aangifte. De rechtbank concludeerde dat de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de rechters M. Aufderhaar, A. Gilhuis en J. Ouweneel, en griffier mr. Buitenhuis. De rechtbank benadrukte dat de verdachte vrijgesproken werd van de beschuldigingen, wat een belangrijke uitkomst was in deze strafzaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850521-11
Uitspraak d.d. 24 januari 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats op 1975],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. C.A. Boeve, advocaat te Putten.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Putten,
door een feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het tongzoenen
van die [slachtoffer], in ieder geval het zoenen van die [slachtoffer] en/of het
betasten van haar lichaam,
en bestaande die feitelijkheid er in dat verdachte 's avonds (laat) naar de
woning van die [slachtoffer] is gegaan en/of haar toen in haar woning (waar zij
alleen woonde) onverhoeds en/of onaangekondigd en/of ongevraagd is beginnen te
zoenen en/of betasten, waarbij hij die [slachtoffer] stevig heeft vastgehouden.
art 246 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onderdeel "het betasten van haar lichaam".
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde nu verdachte het tenlastegelegde ten stelligste ontkent. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte consistente verklaringen heeft afgelegd bij de politie en ter terechtzitting. Voorts bevindt er zich in het dossier geen bewijs dat de aangifte ondersteunt, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 12 mei 2011 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van seksueel misbruik, gepleegd door verdachte. [slachtoffer ] heeft verklaard dat verdachte op 4 mei 2011 rond 23.00 uur bij haar woning heeft aangebeld en dat zij hem heeft binnengelaten. In haar woning pakte verdachte haar vast en begon haar te tongzoenen. Hij betastte haar daarna met zijn handen over haar kleding over haar borsten. Daarna merkte zij dat hij onder haar T-shirt ging. Hij ging met één hand richting haar borsten. Vervolgens ging hij met zijn andere hand richting haar onderbroek. Hij zat met zijn vingers aan de voorkant van haar vagina.
De volgende dag had [slachtoffer ] onder de ruitenwisser van haar auto een envelop met daarin een briefje van verdachte aangetroffen met de tekst: "hoi lekke ding. xx Ik was gisteravond bij je Ik had wat aan je gevraagd Ik hoop dat je het doet xxxx Groeten [verdachte]".2
Verdachte heeft zowel bij de politie3 als ter terechtzitting ontkennende verklaringen afgelegd. Bij de politie heeft verdachte onder meer verklaard dat hij op 4 mei 2011 om 22.47 uur op de camping was waar aangeefster woonde. Hij was naar haar woning gegaan om te vragen of zij zijn nek en nekspieren wilde masseren. Bij de kennismaking had hij haar drie zoentjes op de wang gegeven. Daarna is hij naar zijn werk gegaan. De volgende ochtend heeft hij op haar auto een brief neergelegd.4 Verdachte heeft uitdrukkelijk en herhaaldelijk ontkend dat hij haar heeft getongzoend en aangeraakt. Verdachte heeft ter terechtzitting zijn verklaringen bij de politie bevestigd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Vast staat dat verdachte op 4 mei 2011 in de woning van aangeefster is geweest. De rechtbank constateert evenwel dat voor de verklaring van aangeefster dat verdachte haar tegen haar wil heeft getongzoend en/of betast, geen steunbewijs voorhanden is. De omstandigheden dat verdachte rond 23.00 uur naar de woning van een voor hem onbekende, alleenwonende vrouw gaat en bij haar aanbelt met de vraag of zij hem wil masseren en waarbij hij vervolgens de volgende dag een briefje onder haar ruitenwisser legt, waarin hij haar een 'lekker ding' noemt, wijzen er niet op dat verdachte met geheel zuivere bedoelingen naar de woning van aangeefster is gegaan. Dit alles heeft er meer de schijn van, dat hij haar een onzedelijk voorstel heeft gedaan. Hoewel deze omstandigheden derhalve niet in het voordeel van verdachte spreken en niet is uit te sluiten dat het is gegaan zoals aangeefster heeft verklaard, kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot de ondubbelzinnige conclusie worden gekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
Het dossier bevat wel enkele "van horen zeggen" verklaringen van personen aan wie aangeefster had gezegd, wat haar was overkomen, maar die verklaringen die hun steun geheel vinden in het relaas van aangeefster, hetwelk nu juist uitdrukkelijk door verdachte wordt ontkend, kunnen niet het steunbewijs bieden dat nodig is om te komen tot een wettige en overtuigende bewijsredenering.
De rechtbank heeft derhalve uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 700,-- (immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij in haar vordering
niet-ontvankelijk te worden verklaard aangezien niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering, met veroordeling van deze benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mrs. Aufderhaar, voorzitter, Gilhuis en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2012.
Mr. Aufderhaar is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0610 2011060855-13, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 18 juni 2011 door M.J. Gosliga.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 16-22.
3 Proces-verbalen van verhoor van verdachte, p. 36-42 en 43-47.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 37 en 44.