RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummer: 06/940011-11
Uitspraak d.d.: 7 februari 2012
Tegenspraak
[verdachte],
geboren te [plaats, 1995],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. H.M. van Mourik, advocaat te Aalten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 24 januari 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] van het leven
te beroven, met dat opzet [slachtoffer A] voornoemd één of meerdere malen met een
mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens borst en/of buik,
althans lichaam, heeft gestoken/gesneden (waarbij een long werd
geperforeerd/geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten aan [slachtoffer A]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een geperforeerde long), heeft
toegebracht, door opzettelijk [slachtoffer A] voornoemd één of meerdere malen met
een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in diens borst en/of buik te
steken;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer A] voornoemd één of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp in diens borst en/of buik, althans lichaam heeft
gestoken/gesneden (waarbij een long werd geperforeerd/geraakt), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer B] van het leven te
beroven, met dat opzet [slachtoffer B] voornoemd één of meerdere malen met een
mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens buik, althans
lichaam heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer B]
voornoemd één of meerdere malen met een mes, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp in diens buik, althans lichaam heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer C] van het leven te
beroven, met dat opzet [slachtoffer C] voornoemd één of meerdere malen met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens borst, althans lichaam
heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer C],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer C]
voornoemd één of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp in diens borst, althans lichaam heeft gestoken/gesneden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten aan [slachtoffer D] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (aan het been) heeft toegebracht, door opzettelijk [slachtoffer D]
voornoemd één of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp in zijn (boven)been (in de buurt van de lies), althans lichaam te
steken/snijden;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer D],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer D]
voornoemd één of meerdere malen met een mes, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp in diens (boven)been (in de buurt van de lies), althans
lichaam heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Aalten opzettelijk mishandelend [slachtoffer D] één of meerdere malen met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp in diens borst, althans lichaam heeft gestoken/gesneden, waardoor
deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag en de onder 4 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling gevorderd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe per feit voorhanden zijn.
B. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
C. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Verklaringen van aangevers
[slachtoffer A] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 9 januari 2011 te Aalten2 van verdachte een stomp op de borst gekregen. Hij voelde kort daarop iets uit zijn borst naar buiten borrelen en zag zijn shirt rood worden3. Door de arts is nadien een steekverwonding in de borstkas is geconstateerd. Aangever had een klaplong4.
[slachtoffer B] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 9 januari 2011 te Aalten5 door verdachte onder de rib is gestoken6. Door de arts is nadien een steekverwonding zonder inwendig letsel in de buik geconstateerd7.
[slachtoffer C] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 9 januari 2011 te Aalten8 pijn in zijn rechterzij voelde. Hij zag verdachte vlak langs hem heenlopen en hem wegrennen. Kort daarop zag hij een donkere plek op zijn kleding en bloed aan zijn handen9. Uit een geneeskundige verklaring blijkt dat bij [slachtoffer C] op 9 januari 2011 snijwonden links in de bovenbuik en links naast het borstbeen zijn geconstateerd10.
[slachtoffer D] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 9 januari 2011 te Aalten11 zag dat verdachte een beweging met zijn hand in zijn richting maakte. Hij voelde pijn. Hij zag even later een gat in zijn thermo-onderbroek en zag dat deze nat was. De wond zat op het bovenbeen van aangever, in de buurt van de lies. De wond was niet echt diep12. Door de arts is een snijwond in de linkerlies geconstateerd met vermoeden van aantasting van een gevoelszenuw in het bovenbeen13.
Verklaringen van getuigen
[getuige A] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 9 januari 2011 te Aalten zag dat [slachtoffer A] door verdachte in de buik werd geslagen en dat [slachtoffer A] daarop gelijk neerviel14.
[getuige B] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 9 januari 2011 te Aalten zag dat verdachte een soort slaande beweging maakte in de richting van [slachtoffer A], net onder diens borstkas. Hij hoorde dat [slachtoffer A] geraakt werd en "AAAH" schreeuwde. Hij zag vervolgens dat verdachte een slaande beweging maakte in de richting van [slachtoffer B]. Hij zag dat die geraakt werd ter hoogte van de buik. Vervolgens zag hij dat verdachte langs [slachtoffer D] liep en dat die op de grond ging liggen. Hij zag een wond ter hoogte van de lies van [slachtoffer D]15.
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 9 januari 2011 op de Halteweg en de Varsseveldsestraatweg te Aalten door een groep achterna werd gezeten en dat hij op de Varsseveldsestraatweg door die groep is aangevallen16. Nadat hij een klap van iemand op zijn hoofd had gekregen, viel hij van de fiets. Hij werd geduwd. Vervolgens heeft hij een zakmes dat hij in zijn broekzak had, opengeklapt en, omdat hij linkshandig is, in zijn linkerhand overgepakt. Toen de groep op hem afkwam en ze op hem insloegen, heeft hij zwaaiende bewegingen gemaakt, waarbij hij zijn wijsvinger over de bovenkant van het snijblad van het mes had. Verdachte verklaart dat het kan zijn dat hij bij het afslaan van mensen met het mes mensen heeft geraakt17. Hij weet niet hoeveel mensen hij heeft geraakt. Hij heeft gestoken met een klein mes, een zakmes18.
Ter zitting heeft verdachte gedemonstreerd dat hij zich, achteruitlopend met vanaf zijn lichaam gezien van binnenuit zwaaiende bewegingen uit de groep heeft verwijderd.
De politie heeft het zakmes ter plaatse aangetroffen. Het zakmes is in ingeklapte vorm 9 (negen) centimeter lang en in uitgeklapte vorm 15 (vijftien) centimeter lang19.
Samenvattende overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde pogingen om aangevers [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] van het leven te beroven, dat het opzet bij verdachte op het trachten te doden van de aangevers [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] niet bewezen kan worden. Niet is komen vast te staan dat verdachte op zodanige manier met het mes heeft gezwaaid dat alleen al daaruit kan worden geconcludeerd dat verdachte dit opzet had.
De verklaring van [slachtoffer A] dat verdachte op hem, [slachtoffer A], afkwam en hem vervolgens een stomp op de borst gaf, wordt onvoldoende ondersteund door gelijkluidende verklaringen om tot bewezenverklaring van een poging tot doodslag te komen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (feit 1), dan wel de poging daartoe (feiten 2, 3 en 4). Verdachte heeft immers verklaard, toen de groep op hem afkwam, bewust het mesje te hebben gepakt en daarmee vervolgens zwaaiende bewegingen te hebben gemaakt. Door in de nabijheid van een groep mensen, wat er verder van de omstandigheden ook zij, met een zakmes in de handen zwaaiende bewegingen te maken, kan het niet anders zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij bij het maken van de zwaaiende bewegingen in de groep, mensen zou raken en dat daardoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. Eén van de slachtoffers, [slachtoffer A], heeft ook daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Bij de beoordeling van diens letsel heeft de rechtbank ook acht geslagen op de schriftelijke slachtofferverklaring.
Met betrekking tot de onder 4 primair ten laste gelegde zware mishandeling van [slachtoffer D] overweegt de rechtbank dat zware mishandeling niet bewezen kan worden verklaard, nu het toegebrachte letsel op zichzelf niet als zwaar lichamelijk letsel aan te merken is.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair.
hij op 09 januari 2011 te Aalten aan [slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een geperforeerde long), heeft toegebracht, door opzettelijk [slachtoffer A] voornoemd eenmaal met een mes in diens borst te steken;
2 subsidiair.
hij op 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer B] voornoemd eenmaal met een mes in diens buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 subsidiair.
hij op 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer C], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer C] voornoemd meerdere malen met een mes in diens borst, althans lichaam heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4 subsidiair.
hij op 09 januari 2011 te Aalten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer D], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer D] voornoemd eenmaal met een mes in diens bovenbeen (in de buurt van de lies), heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1 subsidiair:
zware mishandeling;
2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair:
telkens: poging tot zware mishandeling.
Bespreking van het beroep op noodweer(exces)
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft met betrekking tot de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zakelijk weergegeven, gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake is geweest van noodweer. Met betrekking tot het onder 4 primair tenlastegelegde is door de officier van justitie gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens noodweerexces.
B. Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is, met betrekking tot alle ten laste gelegde feiten, een beroep gedaan op noodweer.
C. Beoordeling door de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient allereerst de vraag te worden beantwoord of er een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte, in dit geval door (onder meer de) aangevers, heeft plaatsgevonden. Vervolgens dient de vraag onder ogen te worden gezien of de gekozen verdediging noodzakelijk en geboden was, anders gezegd of verdachte in dit geval mocht handelen zoals hij heeft gedaan, namelijk het (ernstig) verwonden van de aangevers met een zakmes.
De rechtbank acht op basis van de verklaringen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feitelijke gang van zaken op 9 januari 2011 aannemelijk geworden.
In de avond voorafgaand aan de gebeurtenissen ter hoogte van de spoorwegovergang op de Halteweg en nadien op de Varsseveldsestraatweg, zijn er in de nabijgelegen uitgaansgelegenheid [jeugdcentrum] te Lintelo (in de gemeente Aalten) enige aanvaringen geweest, waarbij verdachte betrokken was. Naar aanleiding hiervan is verdachte door een beveiliger naar buiten gebracht. Op een gegeven moment lijkt de situatie weer rustig te zijn en mag verdachte van die beveiliger met twee meisjes op de fiets naar huis vertrekken. Door een groep jongens is ondertussen het plan gesmeed om verdachte buiten op te wachten om hem een lesje te leren. Hierover verklaren onder anderen [slachtoffer B]20, [slachtoffer C]21, [getuige C]22 en [getuige D]23. Vervolgens bemerkt verdachte dat een groep hem bij de spoorovergang staat op te wachten. Verdachte negeert hen en passeert hen. Verdachte geeft op dat moment geen enkele aanstoot voor een reactie. De groep komt vervolgens achter hem aan. Beveiliger, [getuige E], verklaart later dat hij bij de spoorwegovergang de hem bekende groep uit Lintelo zag staan. Hij zag verdachte voor hem fietsen, de groep ontwijken en hard doorfietsen in de richting van de Varsseveldsestraatweg. Vervolgens zag [getuige E] dat de groep hard achter verdachte aanrende en dat verschillende personen al rennend op verdachte inschopten24. Verdachte fietst hard verder, maar al snel blijkt dat op de kruising van de Varsseveldsestraatweg en de Halteweg een tweede groep hem staat op te wachten. Verdachte wordt aldaar op de Varsseveldsestraatweg door [slachtoffer A] van zijn fiets gewerkt, komt ten val en hij wordt geschopt en geslagen door de groep. Naast verdachte zelf, verklaart ook [getuige B] dat verdachte aldaar de nodige klappen krijgt25. Verdachte ligt op de grond. Hij verklaart doodsbang te zijn geweest en dat hij, als hij op de grond ligt, in paniek het zakmesje dat hij in zijn broekzak heeft zitten heeft gepakt26. Verdachte wordt meerdere keren door de groep ingesloten, hierover verklaart [getuige F], een als onafhankelijk te beschouwen getuige. Zij heeft gezien dat verdachte aan het eind van de Halteweg werd omringd door een groot aantal jongens en ook zij zag dat hij van zijn fiets werd getrokken. Verdachte rende weg en kreeg de groep achter zich aan. De groep ging in een soort ring om verdachte heen staan. De andere jongens van de Halteweg kwamen er ook aan en gingen eveneens om verdachte heen staan27. Verdachte verklaart het mesje als afweerobject te hebben gebruikt om uit de groep weg te kunnen komen. Bij zijn poging weg te komen uit de groep die hem belaagt, raakt verdachte met zijn mes een aantal personen.
Ter zitting is door verdachte laten zien hoe hij het mesje in zijn hand had, met zijn wijsvinger aan de achterkant van het lemmet. Ook heeft verdachte laten zien welke afwerende bewegingen hij heeft gemaakt, terwijl hij achteruitlopend uit de groep probeerde weg gekomen. De enige die over de wijze waarop verdachte zich bewoog echt anders verklaart is [slachtoffer A]. Door [slachtoffer A] wordt verklaard dat verdachte, na wat geduw over en weer, op hem afkwam en hem een duw gaf, naar later bleek met een mes in handen. De rechtbank acht op basis van de overige (getuige)verklaringen en ook uit de verklaring van verdachte, alle in onderling verband beschouwd, niet aannemelijk geworden dat verdachte, al dan niet afwerend, met het mes in de hand op zodanige wijze de aanval heeft gezocht. Dit temeer niet nu (ook) niemand van de aanwezigen het mesje heeft gezien.
De rechtbank is in het licht van het hiervoor uiteengezette toetsingskader van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie waarin verdachte zichzelf mocht verdedigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hierbij de grenzen van een noodzakelijke verdediging niet overschreden.
In dit verband acht de rechtbank ook van belang dat uit geen enkele verklaring van de omstanders valt af te leiden, dat de groep uit zichzelf aanstalten maakte of zou zijn gestopt met het door hen tegen verdachte uitgeoefende geweld. Het op de verdachte uitgeoefende geweld was daarbij zodanig heftig, verdachte werd terwijl hij op de grond lag en zich aan de situatie probeerde te onttrekken geschopt en geslagen, dat naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd kan worden dat de wijze waarop verdachte heeft gehandeld niet meer proportioneel was.
De vraag kan nog worden gesteld of het beroep op noodweer dient te stranden op het feit dat verdachte een zakmes bij zich had.
De rechtbank overweegt als volgt. Duidelijk dient te zijn dat verdachte geen zakmes had moeten meebrengen tijdens het uitgaan. Echter, in de omstandigheden van dit geval, is niet gebleken dat verdachte dit mesje bij zich droeg juist met de bedoeling dit bij gelegenheid van een ruzie te gebruiken. Immers, uit het dossier blijkt dat verdachte al eerder op de avond in [jeugdcentrum] bij incidenten betrokken is geweest, waarbij verdachte het mesje in geen enkel geval heeft gepakt. Ook is het de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat verdachte bij de gebeurtenissen buiten pas in reactie op het op hem uitgeoefende geweld, het zakmes heeft gepakt en ter afweer heeft gebruikt zoals hierboven omschreven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het feit dat verdachte door het zakmes bij zich te hebben de noodweersituatie in het leven heeft geroepen. Dit betekent dat, ook al had verdachte het zakmes niet mee moeten brengen, dit feit gelet op de gebeurtenissen zoals deze zich op de betreffende avond buiten [jeugdcentrum] hebben voltrokken, niet in de weg behoeft staat aan een beroep op noodweer.
Door de officier van justitie is aangegeven dat wellicht met betrekking het onder 4 ten laste gelegde, te weten het steken van [slachtoffer D], geldt dat sprake is van noodweerexces - en niet van noodweer -, nu [slachtoffer D] pas in beeld zou zijn gekomen op het moment dat verdachte zijn laatste sprint naar [jeugdcentrum] had ingezet. [slachtoffer D] verklaart dat hij verdachte wilde aanspreken en vervolgens in zijn been wordt geraakt. De rechtbank is echter van oordeel dat niet over twee verschillende momenten gesproken kan worden. Uit de afgelegde verklaringen blijkt dat verdachte door een grote groep jongeren achterna werd gezeten, dat de groep meerdere keren achter hem aanrende. Het was donker. Verdachte zelf heeft ter zitting verklaard dat het allemaal ongelooflijk snel ging, dat hij doodsbang was en op geen enkel moment het gevoel had dat hij veilig was. Overal zag hij personen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige opeenvolging van gebeurtenissen dat van één gebeurtenis kan worden gesproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook ten aanzien van [slachtoffer D] het beroep op noodweer slaagt.
Nu het beroep op noodweer slaagt, zal verdachte voor alle bewezen verklaarde feiten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer A], [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 2.225,95 (plus wettelijke rente) gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer B], [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 927,24 (plus wettelijke rente) gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer C], [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 952,95 (plus wettelijke rente) gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer D], [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.433.52 (plus wettelijke rente) gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op het feit dat ontslag van alle rechtsvervolging bepleit wordt.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dienen de benadeelde partijen, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partijen in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
In beslag genomen voorwerp
Ter zitting heeft verdachte afstand gedaan van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een zakmes, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zodat de rechtbank daaromtrent geen beslissing meer behoeft te geven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Van toepassing zijn de artikelen 45, 77a, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* kwalificeert het bewezenverklaarde als:
1 subsidiair: zware mishandeling;
2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair: telkens: poging tot zware mishandeling;
* verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor deze feiten van alle rechtsvervolging;
* verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer A], [slachtoffer B], [slachtoffer C] en [slachtoffer D] niet-ontvankelijk in hun vorderingen, telkens met veroordeling van deze benadeelde partijen in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot aan de datum van deze uitspraak telkens begroot op nihil;
* heft op het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, tevens kinderrechter, Hemrica en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2012.
Mr. Troost is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2011020656, Regio Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, gesloten en ondertekend op 9 maart 2011, dan wel delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2011021207, Regio Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, gesloten en ondertekend op 9 maart 2011 (EK proces-verbaal)
2 Aangifte [slachtoffer A], p. 44
3 Aangifte [slachtoffer A], p. 46
4 Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer A], p. 50
5 Aangifte [slachtoffer B], p. 323
6 Aangifte [slachtoffer B], p. 329
7 Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer B], p. 340
8 Aangifte [slachtoffer C], p. 314
9 Aangifte [slachtoffer C], p. 316
10 Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer C], p. 321
11 Aangifte [slachtoffer D], p. 305
12 Aangifte [slachtoffer D], p. 307
13 Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer D], p. 312
14 Verklaring [getuige A], p. 138
15 Verklaring [getuige B], p. 148
16 Verklaring verdachte, p. 277-278
17 Verklaring verdachte, p. 292
18 Verklaring verdachte, p. 284
19 Foto behorende bij de verklaring verdachte, p. 288
20 Verklaring [slachtoffer B], p. 152 (EK proces-verbaal)
21 Verklaring [slachtoffer C], p. 183 (EK proces-verbaal)
22 Verklaring [getuige C], p. 141
23 Verklaring [getuige D], p. 154
24 Verklaring [getuige E], p. 219
25 Verklaring [getuige B], p. 148
26 Verklaring verdachte, p. 292
27 Verklaring [getuige F], p. 198