ECLI:NL:RBZUT:2012:BV3892

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950052-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. Heenk
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke ontploffing door illegaal vuurwerk met fatale gevolgen voor omstanders

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte A, die verantwoordelijk werd gehouden voor de fatale ontploffing van een mortierbom tijdens de jaarwisseling van 2010-2011. Verdachte A heeft samen met medeverdachte B illegaal vuurwerk afgestoken op een camping in Harderwijk, waarbij zijn tienerzoon om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een ontploffing teweegbracht door een mortier 'Cobra 6' verkeerd om in een gietijzeren potkachelpijp te plaatsen en deze aan te steken. De explosie resulteerde in ernstige verwondingen en de dood van zijn zoon, evenals schade aan caravans en andere eigendommen in de nabijheid. De rechtbank benadrukte de onzorgvuldigheid van de verdachte en het gebrek aan inzicht in de gevaren van het afsteken van illegaal vuurwerk. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar en een werkstraf van honderd uren, rekening houdend met de emotionele impact van het verlies van zijn zoon op de verdachte. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar voor het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, met levensgevaar voor anderen en gemeen gevaar voor goederen, en voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950052-11
Uitspraak d.d.: 14 februari 2012
Tegenspraak / dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1966]
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. F. Visser, advocaat te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 31 december 2010 op 1 januari 2011 in de
gemeente Harderwijk ( te weten op het terrein van [camping, adres te plaats]),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk een
(daarvoor niet geschikte gietijzeren potkachel)pijp (deels) in de grond in te
graven en/of vervolgens een zogenaamde Mortier "Cobra 6" (type
Shell/mortierbom) althans (illegaal) (zeer zwaar)vuurwerk (verkeerd om/op de
kop/ondersteboven/op onjuiste wijze) (deels) in die (gietijzeren
potkachel)pijp in te brengen, dan wel (deels) in die (gietijzeren
potkachel)pijp te laten zakken en/of (aan) te duwen en/of
vervolgens (met een aansteker) de lont van die Mortier "Cobra 6"/dat
(illegale) (zeer zware) vuurwerk aan te steken, waarna deze mortier"Cobra
6"/dat illegale (zeer zware) vuurwerk en/of die (gietijzeren potkachel)pijp
tot ontploffing is/zijn gekomen,
terwijl daarvan levensgevaar voor een of meer anderen, te weten één of meer
- zich in de (directe) nabijheid bevindende- (camping)bewoners en/of (een)
(andere) omstander(s) te duchten was
en dit feit iemands dood, te weten de dood van [slachtoffer], ten gevolge
heeft gehad,
en/of terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren), te weten (onder
meer) een of meer - zich in de (directe) nabijheid bevindende-
caravans/(vakantie)woning(en) (onder andere de caravan(s)/vakantiewoning(en)
van [naam 1] en/of [naam 2] en/of plaatsnummer(s) [plaats A],[plaats B],[plaats C] en [plaats D])
en/of terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor voornoemde
(camping)bewoner(s) en/of (een) (andere) omstander(s), in elk geval gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2011 te Harderwijk een (vuur)wapen van
categorie III, te weten een gaspistool (merk Reck, kaliber 8 mm K.),
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Hiertoe heeft de raadsman onder meer het volgende aangevoerd.
De onderhavige zaak is een zaak die in de categorie A van de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor valt. De zaak voldoet aan de TGO-criteria en is te kwalificeren als een gevoelige zaak in de zin van de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor, dit alleen al vanwege de emotionele toestand van verdachte. Verdachte had voorafgaand aan zijn eerste verhoor dan ook een advocaat moeten spreken. Hiervan had verdachte geen afstand kunnen doen. Dat verdachte niet aangehouden was, doet hier niet aan af; verdachte kon zich niet aan de opsporing onttrekken.
Er is sprake van een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte. Verdachte heeft daardoor ook schade geleden, niet zozeer in zijn verklaring maar in zijn algehele proceshouding.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer het volgende aangevoerd.
De richtlijn ziet op een verdachte die is aangehouden. In deze zaak is geen sprake van een aangehouden verdachte, zodat geen sprake is van een zaak uit categorie A van de Salduz-richtlijn. Verdachte is in deze zaak niet aangehouden en had alle recht om weg te lopen uit de verhoorsituatie. Bij de verhoren is verdachte er ook op gewezen dat hij het recht had om een raadsman te consulteren; dit is voldoende duidelijk aan verdachte uitgelegd.
Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte ook na het eerste verhoor en ook ter terechtzitting een verklaring heeft afgelegd die niet afwijkt van de eerste verklaring, zodat niet valt in te zien dat verdachte in enig belang is geschaad.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim. De Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor heeft betrekking op een verdachte die is aangehouden door de politie. Nu verdachte niet was aangehouden, is de Aanwijzing niet van toepassing. Daar komt bij dat verdachte is gewezen op het recht een raadsman te raadplegen. De rechtbank is, in tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft gesteld, niet van oordeel dat verdachte tijdens zijn eerste verhoor onvoldoende in de gelegenheid is gesteld een raadsman te raadplegen. Verdachte is evenmin in zijn belangen geschaad. Verdachte heeft in latere verhoren, nadat hij de gelegenheid had een raadsman te consulteren en ook ter terechtzitting geen andere verklaring afgelegd dan tijdens zijn eerste verhoor. Van een ernstige inbreuk op beginselen van behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, is dan ook evenmin sprake.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 1 januari 2011 omstreeks 02.31 uur werd er een melding uitgegeven door de politiemeldkamer Oost Nederland aan de dienstdoende hulpofficier van justitie, met het verzoek telefonisch contact op te nemen met de dienstdoende GGD-arts van de regio IJssel Vecht. De GGD-arts verzocht de komst van de politie in het ziekenhuis St. Jansdal te Harderwijk in verband met de niet-natuurlijke dood van een dertienjarige jongen. Het was de GGD-arts gebleken dat de jongen overleden was aan de gevolgen van het afsteken van zwaar vuurwerk. De politie was nog niet op de hoogte gesteld van dit incident. Het vuurwerkongeval zou hebben plaatsgevonden op de locatie [camping, adres te plaats].2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De officier van justitie heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en de medeverdachte bij het afsteken van de mortierbom meerdere essentiële fouten hebben gemaakt. Verdachte heeft in samenspraak met de medeverdachte de vuurwerkbom opzettelijk tot ontploffing gebracht. Hoewel verdachte en de medeverdachte op de hoogte waren van de risico's, hebben ze zelfs hun eigen (te krappe) veiligheidsmarges niet in acht genomen.
De officier van justitie heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het wapen bij verdachte is aangetroffen en verdachte het bezit hiervan bekent. Overigens is het vuurwapen niet in overeenstemming met de daarvoor bedoelde regelgeving onklaar gemaakt.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe onder meer het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, gehad op het veroorzaken van een ontploffing. Verdachte en zijn medeverdachte gingen ervan uit dat het vuurwerk dat is afgestoken siervuurwerk betrof. Het ontsteken van siervuurwerk valt niet te kwalificeren als het teweegbrengen van een ontploffing.
Volgens de raadsman is evenmin sprake van voorwaardelijk opzet op de ontploffing die zich heeft voorgedaan. Verdachte en zijn medeverdachte waren er van overtuigd dat zij de mortier op de juiste wijze in de pijp hadden gedaan en dat zij voldoende veiligheidsmaatregelen hadden getroffen. Bij gebrek aan wetenschap heeft verdachte niet de kans kunnen aanvaarden dat de fatale ontploffing zou ontstaan. Verder biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt voor de aanname dat verdachte willens en wetens de kans aanvaard heeft dat hijzelf, iemand uit zijn gezin of vriendenkring zou overlijden. Voor zover vastgesteld zou worden dat verdachte opzet had op het teweegbrengen van enige ontploffing, kan in ieder geval niet bewezen geacht worden dat van de ontploffing die verdachte voor ogen gehad zou hebben enig gevaar voor personen of goederen te duchten was.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Bewijsmiddelen
Het lichaam van [slachtoffer] is geschouwd door de gemeentelijke lijkschouwer. Uit het verslag van de gemeentelijke lijkschouwer blijkt onder meer het volgende.
In het gelaat van de overledene is rechts onder het oog, ter hoogte van de bovenkaak een zeer grote open, rafelige, diep perforerende bloedende wond aanwezig, die diep doorloopt door de schedelbasis. Achter het oor in/ter hoogte van het rotsbeen is onder de huid een groot puntig voorwerp te voelen. Het lijkt erop dat het projectiel door de massa van de gepasseerde botstructuren ter plaatse van de voelbare puntige afwijking tot stilstand is gekomen. Met name het verbrijzelen van de schedelbasis heeft tot zeer ernstig schedel- en hersenletsel geleid wat niet met het leven verenigbaar is.3
De conclusie van de lijkschouwer is dat er sprake is van een niet-natuurlijke dood ten gevolge van schedelhersenletsel. Dit letsel is veroorzaakt door een projectiel dat met groot geweld/grote snelheid op het hoofd van de overledene is ingeslagen. Het slachtoffer was op slag dood.4
Door de politie is [medeverdachte B], medeverdachte, verhoord. Hij heeft in zijn eerste verhoor onder meer het volgende verklaard.
[medeverdachte B] was vanaf 30 december 2010 samen met zijn vriendin op [camping te plaats]. [medeverdachte B] heeft een plek op perceel [plaats E]. Op de camping staat ook de familie [familie verdachte A], bestaande uit [verdachte A], [vrouw verdachte A] en hun zoons [zoon] en [slachtoffer]5
In de loop van de avond van 31 december 2010 heeft [medeverdachte B], samen met [verdachte A], [zoon] en [slachtoffer] wat vuurwerk afgestoken. Dit betrof illegaal vuurwerk. Het vuurwerk was via [verdachte A], verdachte, besteld. Er was ook een mortier nummer 6 besteld.
Omdat ze niet wisten hoe een mortier moest worden afgestoken, heeft [medeverdachte B] gevraagd om na te vragen hoe de mortier afgestoken moest worden. [verdachte A] had aangegeven dat de mortier in een pijp gestopt moest worden die stevig op of in de grond moest staan. Hiervoor hebben ze een afvoerpijp van een kachel gepakt. Dit betrof een gietijzeren pijp. Deze pijp hebben zij ingegraven in de grond; er stak ongeveer 10 centimeter boven de grond uit. De pijp is ingegraven op perceel [plaats F]. De mortier zat boven in de pijp en kon er niet verder in. [medeverdachte B] had de mortier nog aangedrukt, maar de mortier paste er niet verder in.
Op het moment dat [medeverdachte B] de mortier aanstak stonden [verdachte A], [zoon] en [slachtoffer] op het pad voor de caravan van [medeverdachte B]. Toen hij de lont van de mortier aan had gestoken is [medeverdachte B] daar ook naar toegelopen.6
De mortier kwam met een ontzettende harde knal tot explosie. Toen [medeverdachte B] van de schrik was bekomen, zag hij dat [slachtoffer] op de grond lag en hevig bloedde uit zijn gezicht. Door [medeverdachte B] is meteen 112 gebeld. 7
In zijn derde verhoor heeft [medeverdachte B] verder nog het volgende verklaard.
Het vuurwerk voor oud en nieuw had [medeverdachte B] gekocht via een collega van [verdachte A]. [medeverdachte B] heeft een bestellijst ingevuld. 8 [medeverdachte B] heeft onder meer de mortier nummer 6 besteld. Door de familie [familie verdachte A] is ook vuurwerk besteld, maar daar was [medeverdachte B] niet bij. Het bestellen van het vuurwerk was wel met elkaar afgestemd. 9 De mortier nummer zes is illegaal vuurwerk. Dat wist [medeverdachte B], omdat hij aan de omvang kon zien dat het te groot was om normaal te kopen. [medeverdachte B] heeft het vuurwerk gekregen via [verdachte A], die het bij zijn collega had besteld. 10
Door deze collega van [verdachte A] was verteld dat het het veiligste was om de mortier in een buis te plaatsen. [medeverdachte B] en [verdachte A] hebben samen overlegd over het afsteken van de mortier en besloten om de pijp van de potkachel te gebruiken. De pijp is onderaan ongeveer 30 centimeter en bovenaan 20 centimeter in diameter. De pijp is volledig van gietijzer en ongeveer 1 centimeter dik.
Er is besloten om de pijp in te graven. De pijp is ingegraven op perceel [plaats F]; dat was een open stuk. [verdachte A] heeft een schop gepakt en ze hebben de pijp gezamenlijk ingegraven. Na het ingraven hebben ze de mortier niet meer gepast. 11
[medeverdachte B] had via [verdachte A] ook gehoord dat er voldoende afstand bewaard moest worden. Onder voldoende afstand verstond [medeverdachte B] 20 tot 30 meter. Dit is een eigen invulling van [medeverdachte B]. 12
[medeverdachte B] omschrijft de mortier als een ovale ronde bol met een ronde onderkant en een soort punt als bovenkant. De lont was 50 centimeter lang. Op de mortier zat geen etiket.
Voor het afsteken heeft [medeverdachte B] de mortier gepakt en deze in de pijp gedaan. [medeverdachte B] heeft de mortier in overleg met [verdachte A] iets aangeduwd, zodat deze goed stevig vast stond. [medeverdachte B] liet de mortier in de pijp zakken met het dikke ronde gedeelte naar onderen en het smalle, wat puntige gedeelte naar boven. De mortier zat ongeveer tot het midden van de pijp. [medeverdachte B] heeft vervolgens de mortier aangestoken. Na het aansteken is hij naar [verdachte A], [zoon] en [slachtoffer] gelopen.13
Na het afsteken van de mortier hoorde [medeverdachte B] een knal en zag een soort lichtkogel die omhoog ging. Daarna zag/hoorde [medeverdachte B] een grote explosie en zag een grote lichtbal bij de pijp van de pot. 14 Hij keek achterom en zag [slachtoffer] in de sneeuw liggen. [slachtoffer] was gewond in het gezicht. [medeverdachte B] heeft vervolgens 112 gebeld.15
Bij de mortier zat geen gebruiksaanwijzing. 16
In zijn vierde verhoor heeft [medeverdachte B] verder nog het volgende verklaard.
Hij wist niet hoe hij een mortier moest afsteken, hij had het alleen van horen zeggen. Hij had van [verdachte A] gehoord dat de mortier afgestoken moest worden in een pijp of buis. Ze kwamen toen tot het besluit om de pijp van de kachel daarvoor te gebruiken. [medeverdachte B] had zelf nog nooit een mortier afgestoken. Hij had ook geen buis die als afvuurinrichting voor de mortier gebruikt kon worden. Samen met [verdachte A] is overlegd om eventueel een PVC-buis of iets dergelijks te gebruiken voor het afsteken van de mortier. Uiteindelijk kwamen ze op het idee om de kachelpijp te gebruiken.17 [medeverdachte B] wist niet wat de onder- en bovenkant van de mortier was. Hij dacht dat de ronde kant de onderkant was van de mortier. In zijn beleving hoorde de mortier met de ronde kant naar onderen. 18
Door de politie is [verdachte A], verdachte, verhoord. Hij heeft in zijn eerste verhoor onder meer het volgende verklaard.
[verdachte A] is de vader van [slachtoffer]. [slachtoffer] is op 1 januari 2011 omstreeks 00.30 uur overleden. Samen met een vriend, [medeverdachte B], heeft [verdachte A] vuurwerk uitgezocht en besteld bij [collega verdachte A], een collega van [verdachte A]. Dit betrof illegaal en gewoon vuurwerk. 19
Door Van [medeverdachte B] is ook een Cobra 6, een mortier, besteld. [verdachte A] wist dat het illegaal vuurwerk betrof. Hij had het gekocht omdat het mooier is en harder knalt.20
Op het moment dat [collega verdachte A] het vuurwerk afleverde vertelde hij dat het vuurwerk en dan met name de Cobra 6 afgestoken moest worden in een mortierhouder of een stevige bus of buis. Er moest ook 20 tot 50 meter afstand gehouden worden, zodat ze veilig stonden. [verdachte A] kon bij [collega verdachte A] een mortierhouder er apart bij kopen. Bij het afleveren van het vuurwerk heeft [verdachte A] dit aan [medeverdachte B] doorgegeven. [medeverdachte B] vertelde dat hij thuis nog wel een stalen buis had liggen, maar later vertelde hij aan [verdachte A] dat hij deze niet meer kon vinden.
Op 31 december 2010 kwam bij [verdachte A] het idee op om het rookkanaal van de gietijzeren potkachel te gebruiken om de mortier af te kunnen steken. Samen met [medeverdachte B] besloot [verdachte A] om het rookkanaal in te graven. Op het perceel [plaats F] heeft [verdachte A] een gat gegraven en daar is het rookkanaal in geplaatst.
De mortier betrof een ronde bal met daaraan een lange lont. Op de mortier stond geen tekst of iets dergelijks.21
Om middernacht heeft [verdachte A] samen met [zoon], [slachtoffer] en [medeverdachte B] vuurwerk afgestoken. Dit was op het perceel van nummer [plaats F].
[medeverdachte B] heeft toen de mortier, de Cobra 6, in het rookkanaal laten zakken. Hij heeft de mortier met beide handen langzaam boven het rookkanaal laten zakken en erin gelegd. De aan de mortier bevestigde lont kwam boven het ingegraven rookkanaal uit. [medeverdachte B] heeft de mortier nog iets aangedrukt met zijn vingers. Vervolgens heeft [medeverdachte B] de lont van de mortier aangestoken met een aansteker. Toen [medeverdachte B] de mortier had aangestoken, liep iedereen ongeveer 20 à 30 meter van de plaats vandaan. 22
Uit het rookkanaal kwam een soort siervuurwerk. [verdachte A] wist niet wat hij kon verwachten. Hij wist wel dat het een "klereding" was. Het siervuurwerk dat omhoog spoot, duurde ongeveer 3 à 4 seconden, daarna kwam er een harde knal. [verdachte A] zag overal stukjes vuur om hen heen. [medeverdachte B] stond toen achter hem. [verdachte A] hoorde [medeverdachte B] zeggen dat [slachtoffer] een stuk vuurwerk of iets in zijn gezicht had gekregen. [slachtoffer] lag op de grond en bloedde onder zijn rechter oog. [medeverdachte B] heeft toen 112 gebeld.23
In zijn derde verhoor heeft [verdachte A] verder nog het volgende verklaard.
Voor [medeverdachte B] had [verdachte A] een 6 inch mortier besteld bij [collega verdachte A]. [medeverdachte B] had de bestellijst op de camping ingevuld. [verdachte A] was daarbij aanwezig. [verdachte A] begreep dat de mortier een kloteding was omdat er een speciale houder voor nodig was om de mortier af te steken.24
Door [collega verdachte A] werd verteld dat er bij het afsteken van de mortier 20 tot 50 meter afstand gehouden moest worden en dat de mortier afgestoken moest worden in een mortierhouder. Er is geen mortierhouder besteld.25
De mortier was rond van onderen en liep naar boven taps toe. De mortier zat verpakt in een plastic zakje. De mortier is illegaal. [verdachte A] wist ook niet wat hij van de mortier moest verwachten. Hij heeft dat ook niet aan [collega verdachte A] gevraagd, omdat de mortier voor [medeverdachte B] was. 26 [medeverdachte B] wist ook dat de mortier illegaal vuurwerk was, omdat [verdachte A] hem dat verteld had. Op oudejaarsdag is nog gesproken over het afsteken van de mortier. [medeverdachte B] vertelde [verdachte A] dat hij geen mortierhouder had en toen is gesproken over het afsteken van de mortier. Besloten werd toen om het rookkanaal van de gietijzeren potkachel te gebruiken. In de week voor oud en nieuw had [verdachte A] nog aan [collega verdachte A] gevraagd wat ze konden gebruiken voor het afsteken van de mortier. Hij vertelde toen dat het in een PVC-buis kon, als die maar dezelfde afmeting had als de mortier. [verdachte A] vond het niet denderend om een PVC-buis te gebruiken en kwam met het idee om het rookkanaal te gebruiken, dit omdat deze buis dikker was en van ijzer. Samen met [medeverdachte B] heeft hij er over gesproken en samen besloten ze om het rookkanaal te gebruiken. 27
Het rookkanaal is ingegraven op perceel [plaats F]. [medeverdachte B] heeft de mortier in de pijp gedaan. Hij had de mortier met beide handen vast en heeft de mortier met zijn vingertoppen naar beneden gedrukt. De mortier is met de brede bolle kant naar beneden gedrukt en met de smalle punt naar boven. [verdachte A] ging er van uit dat [medeverdachte B] al eerder een mortier had afgestoken, [verdachte A] had er niet aan gedacht dat [medeverdachte B] niet wist wat het was. 28
Voor het afsteken van de mortier hadden ze geen gebruiksaanwijzing gekregen. Er stond ook geen tekst op de mortier. Door [verdachte A] en [medeverdachte B] is zelf besloten om het rookkanaal te gebruiken in plaats van een PVC-buis. De taps toelopende punt van de mortier zat aan de bovenkant toen deze in het rookkanaal werd gestopt.29
Op de locatie aan [adres te plaats] is forensisch sporenonderzoek verricht.30 Deze locatie betrof een camping genaamd '[camping]'. Het perceel [plaats F] betrof een lege standplaats.31
Op het perceel [plaats F] werd aan de achterzijde een gat in de grond aangetroffen met daaromheen en in het gat resten van vuurwerk en metaaldelen. Rond het perceel [plaats F] zagen verbalisanten op diverse plaatsen beschadigingen en zij troffen diverse metalen delen aan. Het gat wordt door verbalisanten locatie 1 genoemd.32
Een metalen deel werd in de tuin van perceel [plaats A] aangetroffen. Tevens zagen verbalisanten een beschadiging op het metaal van de caravan op dit perceel. De afstand tussen locatie 1 en deze locatie bedroeg 8,6 meter. Een metalen deel is aangetroffen in de zijwand van de caravan op perceel [plaats A]. Het metalen deel was door een metalen wand en isolatiemateriaal gegaan. De afstand tussen locatie 1 en de caravan bedroeg circa 10 meter. In de kunststof wand van de caravan op perceel [plaats B] werd een beschadiging aangetroffen. De afstand met locatie 1 bedroeg 11,2 meter. 33
Op het onverharde pad voor perceel [plaats E] zagen verbalisanten onder meer verschillende ambulanceattributen liggen en een bebloed dekbed. Volgens de informatie was op deze locatie de jongen aangetroffen en verzorgd door de ambulancemedewerkers. De afstand tussen deze locatie en locatie 1 bedroeg circa 13,8 meter.
In de caravan op perceel [plaats C] zat een metalen deel vlak onder de dakgoot. De afstand met locatie 1 bedroeg 11,8 meter.
In de zijwand van de caravan op perceel [plaats D] zagen verbalisanten beschadigingen in de zijwand. Verbalisanten zagen onder andere onder het raam van de caravan een gat. Tevens zagen zij dat er een ruit gebroken was. Vanuit de wand aan de buitenzijde werden metalen delen veiliggesteld. Verbalisanten zagen in de caravan op perceel [plaats D] een beschadiging in de muur, met een uitstekend metalen deel erin. De afstand tussen de caravan op perceel [plaats D] en locatie 1 bedroeg circa 6,3 meter. 34
Naar aanleiding van de ontvangen informatie en de bevindingen van het onderzoek concluderen verbalisanten het volgende.
Op perceel [plaats F] was een metalen buis in de grond gegraven, waarna in deze buis vuurwerk was aangestoken en ontploft. Delen van de metalen buis werden in een straal van minimaal 16,9 meter verspreid en werden door verbalisanten aangetroffen op verschillende locaties, zoals in wanden van caravans.
De locatie waar de ambulanceattributen werden aangetroffen zou de locatie zijn waar het slachtoffer zou hebben gestaan ten tijde van het incident. De afstand van het afsteekpunt tot die attributen betrof 13,8 meter.
In de caravan van het naastgelegen perceel [plaats D] werd een metalen deel aangetroffen in de slaapkamer, in de muur. Dit metalen deel was waarschijnlijk door de wand heen gegaan en in de binnenmuur beland. Wanneer zich personen in deze caravan hadden bevonden ten tijde van het ontploffen van het vuurwerk, hadden zij gevaar voor hun leven te duchten. 35
Uit het explosievenonderzoek naar aanleiding van het ongeval blijkt onder meer het volgende.
Op basis "Korte omschrijving van het misdrijf" en de gerelateerde informatie in de processen-verbaal wordt aangenomen dat een ei-vormige shell met de bolle kant onder in een gietijzeren buis (kachelpijp) is geplaatst en via de lont is ontstoken. Na ontsteking van de lont van de shell werd er na enkele seconden een uitstoot van vuureffecten waargenomen, waarna na enkele seconden de shell in de pijp tot ontploffing kwam. Door de ontploffing verscherfde de gietijzeren pijp gedeeltelijk, waarbij één of meerdere scherven een persoon dodelijk in het gezicht heeft getroffen.36
In de opbouw van een mortierbom zijn twee kenmerkende onderdelen aan te wijzen, namelijk een onderdeel met een uitstootlading en een onderdeel met effect- en/of breeklading. Mortierbommen zijn bedoeld om vanuit een mortier te worden afgeschoten. De uitstootlading heeft als doel om de mortierbom de lucht in te schieten. Dit kan alleen als de mortierbom vanuit een mortier wordt afgeschoten.
Nadat de uitstootlading is ontstoken volgt een explosieve verbranding van deze lading. Hierdoor ontstaat een zeer snelle drukopbouw van verbrandingsgassen, onderin de mortier, waardoor de mortierbom de lucht in wordt geschoten. Om deze drukopbouw mogelijk te maken is het van wezenlijk belang dat de diameter van de mortier niet veel groter is dan de diameter van de mortierbom. Mortierbommen kunnen alleen maar door middel van een geschikte mortier de lucht in worden geschoten.37
Uit de verkregen informatie komt naar voren dat een mortierbom met de bolle kant naar beneden en de puntige kant naar boven in een gietijzeren kachelpijp is geplaatst. Gezegd kan worden dat gezien de opbouw van mortierbommen het plaatsen van de mortierbom met de bolle kant naar beneden, betekent dat de mortierbom verkeerd om in de kachelpijp is geplaatst. Een verkeerd om geplaatste mortierbom zal bij ontsteking niet uit de mortier komen, omdat de hete gassen die vrijkomen bij het verbranden van de uitstootlading aan de bovenkant van de mortier vrijkomen en de mortierbom dus niet uit de mortier zullen stoten. De beschreven effecten vóór de knal passen bij het verbranden van de uitstootlading. Het na enkele seconden ontploffen van de gietijzeren kachelpijp past bij het vervolgens in de kachelpijp tot ontbranding komen van de breek-/effectlading van de mortierbom.38
Indien een mortierbom op de juiste wijze wordt verschoten vanuit een mortier en vervolgens naar verwachting functioneert, dan explodeert de mortierbom hoog in de lucht. In provinciale voorschriften zijn de te hanteren veiligheidsafstanden opgenomen die door VROM aan de provincies zijn geadviseerd. Voor bolvormige mortierbommen van 6" wordt een veiligheidsafstand van 265 meter aangehouden.39
Voor de gevaarzetting bij een explosie van een mortierbom in een mortier is een aantal aspecten bepalend. Deze aspecten betreffen onder andere de materiaalsoort en wanddikte van de mortier en het kaliber en type van de mortierbom. Mortieren van gietijzer fragmenteren eerder dan een stalen mortier omdat dergelijk materiaal minder sterk is. De fragmenten kunnen hierbij ver komen omdat deze vanwege hun relatief hoge massa gedurende de vlucht weinig snelheid verliezen. De snelheid in samenhang met de massa en vorm van de fragmenten bepalen het gevaar op letsel bij personen die zich binnen de straal van de rondvliegende fragmenten bevinden. Afhankelijk van de afstand tot explosie en de plaats van treffen kan het letsel dodelijk zijn.40 Gietijzer is een materiaal dat in diverse richtlijnen wordt genoemd als een materiaal dat niet geschikt is voor het veilig verschieten van mortierbommen, omdat een gietijzeren mortier bij ontploffing van de mortierbom in de mortier kan verscherven.41
Door [naam 1] is verklaard dat hij de eigenaar is van caravan nummer [plaats G] op [camping te plaats]. Door het ongeluk met het vuurwerk is zijn caravan beschadigd.42
Door [naam 2] is verklaard dat hij eigenaar is van de recreatiewoning op plaats [plaats H] op [camping]. [Naam 2] heeft schade gezien aan zijn recreatiewoning. In de wand zat een gat van ongeveer 10 centimeter doorsnede, in dit gat zat een stuk gietijzer.43
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat sprake is van opzet op het teweegbrengen van een explosie. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Het afsteken van vuurwerk is een handeling die gericht is op het teweegbrengen van een ontploffing. Dit is ook zo als het om siervuurwerk gaat. Pas door de ontploffing van het vuurwerk wordt het (sier)vuurwerk gelanceerd en worden de knal- en lichteffecten zichtbaar. Verdachte en zijn medeverdachte hebben verklaard dat zij doelbewust het vuurwerk hebben aangestoken. Het aansteken van het vuurwerk is een handeling die naar zijn aard bewust is gebeurd. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank het opzet van verdachte en de medeverdachte op het teweegbrengen van een explosie gegeven. Dat verdachte de uiteindelijke gevolgen van de explosie niet heeft gewild, staat aan een bewezenverklaring voor het opzettelijk teweeg brengen van een explosie niet in de weg. Het opzet hoeft immers niet gericht te zijn op de gevolgen, doch enkel op het teweegbrengen van die explosie.
De rechtbank is ook van oordeel dat tussen de ontploffing van het vuurwerk en de gevolgen een direct causaal verband bestaat. Immers, had de ontploffing niet plaatsgevonden, dan zouden de gevolgen zoals deze uit de bewijsmiddelen blijken niet zijn ingetreden. Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt ook dat voorzienbaar was dat er levensgevaar voor een of meer anderen en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het ontsteken van vuurwerk gevaar met zich brengt voor omstanders en goederen in de nabijheid. Dat is temeer het geval wanneer het illegaal vuurwerk betreft. Verdachte en de medeverdachte wisten dat er sprake was van illegaal en zwaar vuurwerk.
Daar komt bij dat verdachte en zijn medeverdachte, naar eigen zeggen, geen ervaring hadden met het afsteken van dergelijk illegaal vuurwerk, niet beschikten over een daarvoor geschikte mortierbuis en niet de beschikking hadden over (schriftelijke) gebruiksinformatie. Verdachte en zijn medeverdachte hebben, ondanks het gebrek aan een geschikte afvuurinstallatie en kennis over het afsteken van de mortier, de mortier toch, terwijl die ook nog eens verkeerd om was geplaatst, afgestoken. Uit de deskundigenverklaring Mortieren en mortierbommen van het NFI van 24 maart 2010 volgt dat het ontsteken van een mortierbom zonder gebruik te maken van een mortier meer gevaar oplevert voor personen en schade aan objecten. In een dergelijk scenario zal de mortierbom op de grond of op onvoldoende hoogte tot ontploffing komen.44 Evenmin hebben verdachte en zijn medeverdachte een voldoende veiligheidsmarge in acht genomen. Immers, zowel de toeschouwers als de caravans stonden op een afstand van minder dan twintig meter van de plaats waar de mortier tot ontbranding kwam. Naar algemene ervaringsregels was het, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, redelijkerwijs te voorzien dat er levensgevaar voor een of meer anderen en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dat verdachte de gevolgen zoals deze zijn opgetreden niet heeft gewild, doet hier niet aan af.
Gelet op het overleg tussen verdachte en zijn medeverdachte over het bestellen van het vuurwerk, over de wijze van afsteken en de hiervoor beschreven (voorbereidende en uitvoerende) handelingen die zij hebben verricht, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen.
Feit 2
De rechtbank acht voor het bewijs van het onder 2 ten laste gelegde feit voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
- proces-verbaal van bevindingen;45
- proces-verbaal onderzoek wapen, waarin tevens is vermeld dat indien de juiste slagpin en de pal weer worden aangebracht, het wapen weer normaal kan functioneren;46
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie47 en ter terechtzitting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de nacht van 31 december 2010 op 1 januari 2011 in de gemeente Harderwijk, te weten op het terrein van [camping], [adres te plaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk een daarvoor niet geschikte gietijzeren potkachelpijp deels in de grond in te graven en vervolgens een zogenaamde Mortier "Cobra 6" (type shell/mortierbom) verkeerd om/op de
kop in die gietijzeren potkachelpijp te laten zakken en aan te duwen en vervolgens met een aansteker de lont van die Mortier "Cobra 6" aan te steken, waarna deze mortier "Cobra 6" en die gietijzeren potkachelpijp tot ontploffing zijn gekomen, terwijl daarvan levensgevaar voor een of meer anderen, te weten - zich in de directe nabijheid bevindende campingbewoners en andere omstanders te duchten was en dit feit iemands dood, te weten de dood van [slachtoffer], ten gevolge heeft gehad,
en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten onder meer - zich in de (directe) nabijheid bevindende - caravans/vakantiewoningen, onder andere de caravans/vakantiewoningen van [naam 1] en [naam 2] en plaatsnummers [plaats A], [plaats B], [plaats C] en [plaats D]
en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders te duchten was;
2.
hij op 01 januari 2011 te Harderwijk een vuurwapen van categorie III, te weten een gaspistool merk Reck, kaliber 8 mm K., voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van honderd uur, subsidiair vijftig dagen vervangende hechtenis.
Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig delict, waarbij een dodelijk slachtoffer is gevallen. In beginsel zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden zijn. Verdachte heeft als gevolg van het door hem afsteken van illegaal vuurwerk zijn zoon verloren. De pijn van het verlies van zijn eigen zoon is dusdanig dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer proportioneel is. Derhalve dient volstaan te worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen is, gelet op de ernst van het delict en de daarvoor geldende richtlijnen, een werkstraf voor de duur van honderd uur passend.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan dient te worden met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Hiertoe is door de raadsman onder meer aangevoerd dat het verlies van een eigen kind het zwaarste verlies is dat een ouder kan lijden. Het opleggen van enige straf heeft ten opzichte van zowel verdachte als vanuit het oogpunt van generale preventie, geen enkele toegevoegde waarde.
Ten aanzien van het aangetroffen wapen dient er bij de strafoplegging rekening mee te worden gehouden dat dit onklaar is gemaakt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het voordeel van verdachte verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens het uitreksel uit het Justitieel Documentatieregister niet eerder voor een soortgelijk delict met politie en justitie in aanraking is geweest. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport.
Verder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft door het afsteken van zwaar illegaal vuurwerk, een mortierbom, een ontploffing veroorzaakt met zeer ernstige gevolgen. De onzorgvuldige wijze waarop het vuurwerk is afgestoken, is van invloed geweest op de ernst en de omvang van die gevolgen. Mede door het handelen van verdachte is zijn tienerzoon [slachtoffer] overleden. Daarnaast is door verdachtes toedoen ernstig gevaar voor omstanders - jong en oud - ontstaan. Dat niet meer mensen zijn geraakt door de gietijzeren scherven, is niet aan verdachte te danken maar berust op toeval. Verder is aan verschillende caravans en percelen schade ontstaan.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij niet of nauwelijks heeft stilgestaan bij de gevaren die aan het afsteken van illegaal - zwaar - vuurwerk verbonden zijn. Dit is schrijnend vooral omdat sinds jaar en dag via de krant, radio en televisie aandacht wordt gevraagd voor de gevaren van (illegaal) vuurwerk.
Het is noodlottig dat verdachtes zoon [slachtoffer] is gedood door de vuurwerkbom die zijn vader (mede) heeft ontstoken. De dood van het slachtoffer heeft alle betrokkenen onherstelbaar leed berokkend, waarmee zij iedere dag geconfronteerd worden.
In het algemeen zou, gelet op de ernst van verdachtes handelen, het ontstane gevaar en de ingetreden gevolgen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden zijn. De rechtbank zal een dergelijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf echter niet opleggen. De reden hiervoor is dat het dodelijk slachtoffer van de vuurwerkbom verdachtes zoon is. Zijn zoon is op gruwelijke wijze om het leven gekomen. Verdachte moet verder, in het besef dat hij hiervoor zelf (mede) verantwoordelijk is.
Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, kan echter niet worden volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging. Ook vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving en de daarmee gediende generale preventie acht de rechtbank het opleggen van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De duur van die voorwaardelijke gevangenisstraf zal een jaar bedragen, met een proeftijd van twee jaar.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen. Verdachte heeft immers een verboden vuurwapen in zijn bezit gehad. Het ongecontroleerde bezit van een wapen brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en leidt tot onveiligheid in de samenleving. Dat het vuurwapen bewerkt zou zijn doet niet af aan de strafwaardigheid van het delict. Die bewerking was niet (goed) zichtbaar en bovendien eenvoudig weer ongedaan te maken. Voor de duur van de op te leggen werkstraf, namelijk 100 uren, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de voor vuurwapenbezit geldende LOVS-oriëntatiepunten.
De rechtbank overweegt dat de genoemde straffen voor beide feiten gezamenlijk worden opgelegd. Voor zover de strafsoorten en -maten hiervoor afzonderlijk zijn toegelicht, diende dit slechts om inzicht te geven in de uiteindelijke straftoemetingsbeslissing.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [naam 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 200,-- ter zake van immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Niet gebleken is dat er sprake is van psychisch leed. De benadeelde partij dient in haar vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en de onderbouwing van de vordering, is niet komen vast te staan dat de benadeelde partij tengevolge van het onder 1 bewezen verklaarde handelen immateriële schade als gesteld heeft geleden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 91 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één (1) jaar;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende honderd (100) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van vijftig (50) dagen;
* wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam 1].
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Heenk en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2012.
Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011000167, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord West Veluwe, gesloten en ondertekend op 6 april 2011.
2 Stamproces-verbaal, dossierpagina 5
3 Verslag gemeentelijke lijkschouwer, dossierpagina 83
4 Verslag gemeentelijke lijkschouwer, dossierpagina 84
5 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 20
6 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 21
7 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 22
8 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 29
9 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 29
10 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 30
11 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 31
12 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 32
13 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 33
14 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 34
15 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 35
16 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 35
17 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 43
18 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte B], dossierpagina 44
19 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 49
20 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 50
21 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 51
22 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 52
23 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 53
24 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 60
25 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 61
26 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 62
27 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 63
28 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 64
29 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 65
30 Proces-verbaal sporenonderzoek, dossierpagina 142 e.v.
31 Proces-verbaal sporenonderzoek, dossierpagina 143
32 Proces-verbaal sporenonderzoek, dossierpagina 144
33 Proces-verbaal sporenonderzoek, dossierpagina 144
34 Proces-verbaal sporenonderzoek, dossierpagina 145
35 Proces-verbaal sporenonderzoek, dossierpagina 146
36 Explosievenonderzoek, dossierpagina 307
37 Explosievenonderzoek, dossierpagina's 307 en 308
38 Explosievenonderzoek, dossierpagina 309
39 Explosievenonderzoek, dossierpagina 309
40 Explosievenonderzoek, dossierpagina 310
41 Explosievenonderzoek, dossierpagina 311
42 Proces-verbaal van verhoor benadeelde, dossierpagina 166
43 Proces-verbaal van verhoor benadeelde, dossierpagina 167a
44 Deskundigenverklaring Mortieren en mortierbommen van het NFI d.d. 24 maart 2010, dossierpagina 324
45 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 85
46 Proces-verbaal onderzoek wapen, dossierpagina's 89 t/m 91
47 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 56 en proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 66