ECLI:NL:RBZUT:2012:BV4082

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-880046-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • K. Kropman
  • A. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanmerkelijke onoplettendheid van fietser

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 10 mei 2011 te Oldebroek. De verdachte, een fietser, heeft een ernstige verkeersfout begaan door aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam te rijden. Dit leidde tot een aanrijding met een andere fietser, mevrouw [slachtoffer], die als gevolg van het ongeval vier uur later overleed in het ziekenhuis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet roekeloos had gedragen, maar wel aanmerkelijk onoplettend was geweest. De verdachte had de verkeerssituatie niet goed ingeschat, ondanks dat hij bekend was met de drukte van de weg en het aanwezige fietspad. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 150 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte het belang van voorzichtig en oplettend verkeersgedrag en de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor aanmerkelijke onoplettendheid die leidde tot de dood van een ander.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/880046-11
Uitspraak d.d.: 14 februari 2012
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats op 1966],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. L.J.H.M. Achten advocaat te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
31 januari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2011 te Oldebroek in elk geval in Nederland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een rijtuig (racefiets), over de weg, de Zuiderzeestraatweg, roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl het zicht van verdachte werd beperkt en/of werd belemmerd door een aan de rechterzijde van de Zuiderzeestraatweg geparkeerde bedrijfsauto, en/of
- terwijl in zijn, verdachtes, rijrichting een bord van het model G 12a van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst,
komende uit de richting van de Mheneweg Zuid de Zuiderzeestraatweg is gaan oversteken en/of is overgestoken, en/of (daarbij) niet voortdurend het (brom)fietspad heeft gevolgd, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 5 van genoemd Reglement op de rijbaan van die Zuiderzeestraatweg is blijven fietsen, althans deze rijbaan voor enige afstand heeft gevolgd, en/of
(vervolgens) ter hoogte van het winkelpand DKW Woonvision via een aldaar gesitueerde parkeerplaats het aan de rechterzijde van de Zuiderzeestraatweg gelegen fietspad is opgereden, waarbij hij, verdachte, op korte afstand voor die geparkeerde bedrijfsauto langs is gereden, en/of
(daarbij) de linker rijstrook van dat fietspad is gaan oversteken en/of is overgestoken, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor en/of naast hem gelegen gedeelte van dat fietspad en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een fiets(er), die op dat moment op dat fietspad uit tegengestelde richting van verdachte kwam, en/of
tengevolge waarvan deze fietser ten val is gekomen,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood;
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 10 mei 2011 te Oldebroek in elk geval in Nederland als bestuurder van een voertuig (racefiets), daarmee rijdende op de weg, de Zuiderzeestraatweg,
- terwijl het zicht van verdachte werd beperkt en/of werd belemmerd door een aan de rechterzijde van de Zuiderzeestraatweg geparkeerde bedrijfsauto, en/of
- terwijl in zijn, verdachtes, rijrichting een bord van het model G 12a van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, en/of
komende uit de richting van de Mheneweg Zuid de Zuiderzeestraatweg is gaan oversteken en/of is overgestoken, en/of (daarbij) niet voortdurend het (brom)fietspad heeft gevolgd, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 5 van genoemd Reglement op de rijbaan van die Zuiderzeestraatweg is blijven fietsen, althans deze rijbaan voor enige afstand heeft gevolgd, en/of
(vervolgens) ter hoogte van het winkelpand DKW Woonvision via een aldaar gesitueerde parkeerplaats het aan de rechterzijde van de Zuiderzeestraatweg gelegen fietspad is opgereden, waarbij hij, verdachte, op korte afstand voor die geparkeerde bedrijfsauto langs is gereden, en/of
(daarbij) de linker rijstrook van dat fietspad is gaan oversteken en/of is overgestoken, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor en/of naast hem gelegen gedeelte van dat fietspad en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een fiets(er), die op dat moment op dat fietspad uit tegengestelde richting van verdachte kwam, en/of
tengevolge waarvan deze fietser ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Aanleiding tot het onderzoek was de melding van een verkeersongeval op de Zuiderzeeweg te Oldebroek op 10 mei 2011.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen. Voor wat betreft de mate van schuld is de officier van justitie van mening dat geen sprake is geweest van roekeloos verkeersgedrag, maar van zeer onoplettend handelen. De officier van justitie heeft de bewijsmiddelen ter terechtzitting opgesomd en besproken.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat er daadwerkelijk een botsing tussen verdachte en het slachtoffer heeft plaatsgevonden.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat, in geval van bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, slechts de lichtste categorie van schuld bewezen kan worden verklaard: 'aanmerkelijke schuld'.
Beoordeling door de rechtbank
In de ochtend van 10 mei 2011 reden verdachte en zijn fietsmaat [getuige] op hun racefietsen over de Mheneweg Zuid te Oldebroek, van waar zij de (T-)kruising met de Zuiderzeestraatweg naderden, die zij over wilden steken om langs de Zuiderzeeweg hun weg te vervolgen.3 Vanuit verdachte en getuige [getuige ] gezien, bevond zich aan de overzijde van deze kruising, parallel aan de Zuiderzeeweg, een vrijgelegen (brom)fietspad (hierna: fietspad). Dit was aangegeven met een verkeersbord (aangeduid in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 als 'model G 12a'), met een onderbord dat aangaf dat het fietspad voor beide rijrichtingen bedoeld was. Op de foto's in het dossier is te zien dat op het wegdek onderbroken witte lijnen de door fietsers over de kruising te volgen route is aangegeven.4,5 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wel bekend was op de Zuiderzeeweg, hoewel hij nooit eerder van de Mheneweg Zuid de Zuiderzeeweg op was gefietst. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat de Zuiderzeeweg een drukke weg is en dat er naast deze weg een vrijgelegen fietspad was in beide richtingen.6
Verdachte fietste op de Mheneweg, sloeg linksaf en reed vervolgens de rijbaan van de Zuiderzeeweg op. Zoals verdachte zelf heeft verklaard, maakte hij daarbij gebruik van de rijbaan voor het autoverkeer.7 Getuige [getuige ] stak wel de weg haaks over om via voornoemd fietspad zijn weg te vervolgen.8
Verdachte wilde vervolgens verderop vanaf de rijbaan het fietspad weer oprijden, via een tussen de weg en het fietspad gelegen - langgerekte - parkeerstrook, waar verderop een hoge witte bestelbus geparkeerd stond, die het zicht op het fietspad gedeeltelijk blokkeerde. Verdachte heeft verklaard dat hij voor deze bus langs het fietspad op wilde gaan. Hij besefte op dat moment niet dat er verkeer van achter de bus zou kunnen komen, aldus verdachte.9 Getuige [getuige ] zag dat op dat moment uit de (van hem uit gezien) tegengestelde rijrichting een vrouw aan kwam fietsen. Hij riep naar verdachte om hem te waarschuwen, aangezien getuige besefte dat verdachte door de bus geen zicht had op de vrouw.10 Direct daarna zag verdachte de vrouw ook. Hij probeerde haar te ontwijken met een stuurbeweging naar links.11 Verdachte heeft bij de politie verklaard12 dat hij het slachtoffer op de fiets heeft geraakt, waarschijnlijk met zijn elleboog. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het gevoel had 'van de windvlaag van een langsrazende trein als je op een perron staat'.13 Getuige [getuige ] zag dat verdachte de vrouw op dat moment aan de achterzijde van de fiets raakte.14 In het dossier bevinden zich bij het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) zogenaamde 'stills' van camerabeelden die zijn gemaakt vanuit de winkel ter hoogte waarvan het ongeval plaatsvond. Op die afdrukken is te zien dat verdachte en de vrouw zich op enig moment zo dicht bij elkaar bevinden, dat de vormen van hun lichamen met elkaar lijken te versmelten.15,16 De vrouw kwam ten val en viel daarbij met haar hoofd op de grond.17 Ook verdachte kwam ten val, maar hij stond vrijwel direct weer op.18,19 Het slachtoffer bleek mevrouw [slachtoffer] te zijn.20 Zij werd overgebracht naar het Sophia Ziekenhuis te Zwolle, waar zij vier uur na het ongeval is overleden ten gevolge van neurologisch letsel. De gemeentelijk lijkschouwer stelde vast dat sprake was van een niet-natuurlijke dood ten gevolge van een val met de fiets.21
Bewijsoverweging
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat er een botsing tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij het slachtoffer heeft geraakt. De rechtbank hecht aan deze verklaring van verdachte meer waarde dan aan de verklaring ter terechtzitting omdat deze verklaring kort na het ongeval is afgelegd. Bovendien wordt verdachtes eerdere verklaring bevestigd door de verklaring van getuige [getuige ]. Reeds op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk een botsing danwel aanrijding tussen verdachte en het slachtoffer heeft plaatsgevonden.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of deze botsing is veroorzaakt door roekeloos, danwel zeer althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam verkeersgedrag van verdachte.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van roekeloos verkeersgedrag van verdachte, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte, zoals hierna omschreven, niet zo onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam was, dat dit als zeer onoplettend (grove verkeersfout) moet worden aangemerkt. Van dit onderdeel van de tenlastelegging moet verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Wel is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke verkeersfout. Daartoe is het volgende van belang.
Verdachte kwam op zijn racefiets aanrijden bij een kruising met een hem bekende, drukke verkeersweg. Deze is verdachte diagonaal opgereden, in weerwil van zijn wetenschap dat er een vrijliggend fietspad naast deze weg lag. Voorts bevonden zich op of bij het kruispunt een verkeersbord en (op de rijbaan) onderbroken witte lijnen, die de oversteekplaats en de toegang tot dat fietspad aanduidden, zodat voor een gemiddelde verkeersdeelnemer voldoende duidelijk moet zijn geweest hoe (brom)fietsers de kruising dienen over te steken. Dat dit het geval was, blijkt uit het feit dat getuige [getuige ] de kruising wel haaks heeft overgestoken om vanaf daar zijn weg over het fietspad te vervolgen. Door toch schuin over te steken kwam verdachte te fietsen op de rijbaan van de Zuiderzeeweg, bestemd voor autoverkeer. Deze bleef hij enige tijd fietsend volgen, tot hij bij een parkeerstrook kwam die tussen de weg en het fietspad gelegen was. Verdachte zag weliswaar de witte bestelbus die verderop op de strook geparkeerd stond, maar besefte naar eigen zeggen niet dat er van achter deze bus verkeer zou kunnen komen. Verdachte heeft ter terechtzitting de witte bestelbus een groot wit vlak genoemd. Omdat verdachte wist dat het fietspad een fietspad in beide rijrichtingen betrof en het zicht daarop hem deels werd ontnomen door de geparkeerde bestelbus, had verdachte rekening moeten houden met het hem tegemoetkomend verkeer. Hij had zich er dan ook van moeten vergewissen dat er geen tegenliggers aan kwamen, bijvoorbeeld door te stoppen, af te stappen en om de hoek van de bestelbus heen te kijken alvorens het fietspad op te gaan. Dit heeft verdachte nagelaten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in korte tijd meerdere elkaar opvolgende verkeersfouten heeft gemaakt. Zo is verdachte diagonaal in plaats van haaks het kruispunt opgereden. Verdachte heeft daarna zijn weg fietsend vervolgd over de rijbaan die echter bestemd was voor autoverkeer. Verdachte is vervolgens het fietspad weer opgegaan op een plaats waar het zicht sterk beperkt werd door een daar geparkeerde hoge bestelwagen, zonder daarbij op enigerlei wijze te anticiperen op tegemoetkomend verkeer. Gelet op deze verkeersfouten, het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich hiermee in een situatie heeft gebracht waar een ongeval, zoals dat heeft plaatsgevonden, voorzienbaar was. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden. Dit betekent dat sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout.
Het gedrag van verdachte is ook verwijtbaar omdat de verkeersfouten vermijdbaar waren. Verdachte had er immers voor kunnen kiezen het fietspad weer op te gaan op een ander punt, waar het zicht beter was. Hij had dit bijvoorbeeld direct na het schuin oversteken kunnen doen via de berm door af te stappen en door de berm naar het fietspad te lopen of door over te steken na de geparkeerde bestelbus waar het zicht beter was. Bovendien had verdachte kunnen stoppen om te kijken of er verkeer naderde, voordat hij daadwerkelijk het fietspad opreed.
Het ongeval en het overlijden van [slachtoffer] ten gevolge daarvan zijn daarom niet alleen door het handelen van verdachte veroorzaakt, maar ook aan zijn schuld te wijten in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 10 mei 2011 te Oldebroek als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een rijtuig (racefiets), over de weg, de Zuiderzeestraatweg, aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl het zicht van verdachte werd beperkt en/of werd belemmerd door een aan de rechterzijde van de Zuiderzeestraatweg geparkeerde bedrijfsauto, en
- terwijl in zijn, verdachtes, rijrichting een bord van het model G 12a van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst,
komende uit de richting van de Mheneweg Zuid de Zuiderzeestraatweg is gaan oversteken en daarbij niet het (brom)fietspad heeft gevolgd, en
daarbij in strijd met artikel 5 van genoemd Reglement op de rijbaan van die Zuiderzeestraatweg is blijven fietsen, en vervolgens ter hoogte van het winkelpand DKW Woonvision via een aldaar gesitueerde parkeerplaats het aan de rechterzijde van de Zuiderzeestraatweg gelegen fietspad is opgereden, waarbij hij, verdachte, op korte afstand voor die geparkeerde bedrijfsauto langs is gereden, en daarbij de linker rijstrook van dat fietspad is gaan oversteken en daarbij niet, althans in onvoldoende mate op het voor en naast hem gelegen gedeelte van dat fietspad en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en vervolgens is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een fietser, die op dat moment op dat fietspad uit tegengestelde richting van verdachte kwam,
tengevolge waarvan deze fietser ten val is gekomen,
en zich aldus zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, [slachtoffer], werd gedood.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
(Primair) Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld genoemd in dat artikel bestaat in een aanmerkelijke mate van onoplettendheid, onvoorzichtigheid en onachtzaamheid, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsman heeft aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte door het ongeval emotioneel zeer aangegrepen is, hij zich zeer verantwoordelijk en schuldig voelt en hij erg meeleeft met de nabestaanden. Verdachte heeft contact gezocht met de nabestaanden en heeft hij een bezoek gebracht aan het graf van het slachtoffer.
De raadsman heeft voorts verwezen naar de oriëntatiepunten die voor dit soort zaken gelden: ter zake aanmerkelijk onvoorzichtig verkeersgedrag is in de oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 2 maanden onvoorwaardelijk opgenomen, wat omgezet in een werkstraf op 120 uur neerkomt. De raadsman bepleit matiging van de werkstraf tot die hoogte. Voorts dient de gevorderde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid niet aan verdachte te worden opgelegd. Hij is vanwege het ongeval voldoende doordrongen van het belang van voorzichtig en oplettend zijn in het verkeer. Ook rijdt hij niet meer op zijn racefiets. Oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid dient dan ook geen redelijk doel meer, aldus de raadsman.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft, door aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam te rijden met zijn racefiets, een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan een ander, [slachtoffer], is overleden. Daarmee is zij beroofd van het hoogste rechtsgoed dat de wet beschermt: het leven. Uit de ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring blijkt dat het plotselinge overlijden van [slachtoffer] bij haar man, kinderen en kleinkinderen een grote schrok en sterke gevoelens van verlies en verdriet teweeg heeft gebracht.
De rechtbank rekent verdachte aan dat hij door zijn verkeersgedrag de veiligheid en het leven van een ander in gevaar heeft gebracht, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met het feit dat verdachte, blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 6 januari 2012, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake enig strafbaar feit.
Voorts weegt de rechtbank mee dat het feit is gepleegd met een racefiets en niet met een motorvoertuig. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn gedragingen in te zien. Hij heeft verklaard zich erg schuldig te voelen aan het ongeval en zijn racefiets sinds het gebeurde niet meer te hebben gebruikt. Hij heeft bovendien op eigen initiatief contact opgenomen met de nabestaanden van het slachtoffer, om in een persoonlijk gesprek zijn medeleven te betuigen en resterende vragen van de zijde van de nabestaanden te beantwoorden.
Verdachte zal verder moeten leven met het besef dat een ander door zijn toedoen om het leven is gekomen. Hoewel een aan verdachte op te leggen strafrechtelijke sanctie het verlies van de familie van het slachtoffer [slachtoffer] niet kan wegnemen, is de rechtbank van oordeel dat een strafrechtelijke sanctie moet volgen ter bevestiging van de door verdachte overtreden norm en de daarmee gediende algemene en speciale preventie.
De rechtbank neemt een lagere mate van schuld aan dan waar de officier van justitie van is uitgegaan. De oriëntatiepunten van het LOVS noemen als richtlijn in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze echter niet aangewezen. Daarom kiest zij voor een werkstraf als een minder ingrijpende strafsoort. Alles overwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 150 uur passend en geboden. Daarnaast dient aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid te worden opgelegd. Verdachte heeft immers een ernstige verkeersfout begaan, door aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam te rijden zoals hiervoor beschreven. Dergelijk gedrag kan ook bij het besturen van andere (motor)voertuigen gevaarlijke situaties veroorzaken. Om verdachte ook voor de toekomst te doordringen van het belang van voorzichtig en oplettend verkeersgedrag, zal de rechtbank aan hem een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 6 maanden, doch geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op
- de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
(Primair) Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld genoemd in dat artikel bestaat in een aanmerkelijke mate van onoplettendheid, onvoorzichtigheid en onachtzaamheid, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 150 (HONDERDVIJFTIG) UREN, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN;
* bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Kropman en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Brugman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2012.
mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij proces-verbaal van aanrijding, nummer PL0617 2011063359-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 12 juni 2011.
2 Proces-verbaal van aanrijding d.d. 12 juni 2011, p. 4.
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 31 mei 2011, p. 19-20.
4 Proces-verbaal van verkeersongevalanalyse d.d. 17 juni 2011, p. 32.
5 Proces-verbaal van terechtzitting d.d. 31 januari 2012 (waarneming rechtbank ter zitting).
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2012.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 31 mei 2011, p. 20.
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige ] d.d. 7 november 2011 (nagezonden, niet genummerd).
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 31 mei 2011, p. 20.
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige ] d.d. 7 november 2011 (nagezonden, niet genummerd).
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 31 mei 2011, p. 20.
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 mei 2011, p. 18
13 Proces-verbaal van verhoor van terechtzitting d.d. 31 januari 2012.
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige ] d.d. 7 november 2011 (nagezonden, niet genummerd).
15 Proces-verbaal van VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 17 juni 2011, p. 37-38.
16 Proces-verbaal van terechtzitting d.d. 31 januari 2012 (waarneming rechtbank ter zitting).
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige ] d.d. 7 november 2011 (nagezonden, niet genummerd).
18 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 31 mei 2011, p. 20.
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige ] d.d. 7 november 2011 (nagezonden, niet genummerd).
20 Proces-verbaal van bevindingen (identificatie) d.d, 11 mei 2011, p. 24.
21 Verslag van de gemeentelijk lijkschouwer d.d. 10 mei 2011 (nagezonden, niet genummerd).