ECLI:NL:RBZUT:2012:BV6360

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940197-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. Heenk
  • R. Rademaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf wegens het ophitsen van een hond tegen een politiehondengeleider

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 21 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het ophitsen van zijn hond tegen een politiehondengeleider. De feiten vonden plaats in de nacht van 23 op 24 april 2011 te Nunspeet, waar de verdachte, onder invloed van alcohol, betrokken raakte bij een burenconflict. Tijdens de confrontatie heeft hij zijn Staffordshire terriër opgehitst en het commando gegeven om de hondengeleider aan te vallen. De hond heeft de politiehondengeleider meerdere keren gebeten, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk handelde, en dat hij de hond als wapen gebruikte tegen een ambtenaar in functie. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen, waarin werd gesteld dat de politie niet op de juiste wijze had gehandeld tijdens het incident. De rechtbank oordeelde dat de inzet van geweld door de politie gerechtvaardigd was en dat er geen sprake was van een schending van de procesorde. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 200 uur, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling van zijn alcoholproblematiek. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, de politiehondengeleider, en de Politie Noord- en Oost Gelderland.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/940197-11
Uitspraak d.d. 21 februari 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1965],
wonende te [plaats, adres],
Raadsman: mr. Pel, advocaat te Hattem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 23 op 24 april 2011 te Nunspeet aan
[slachtoffer] , surveillantenhondengeleider regiopolitie Noord- en Oost
Gelderland gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (diepe beschadiging van/in de plasbuis ,
zware bloeduitstorting op de penis), heeft toegebracht, door opzettelijk
zijn/een hond (type Staffordshire terriër) op te hitsen tegen die [slachtoffer]
en/of aan die hond het commando/de opdracht te geven die [slachtoffer] aan te
vallen en/of vervolgens die hond los te laten op die [slachtoffer] ,
waarbij die hond die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht in diens
penis/onderlijf heeft gebeten;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de nacht van 23 op 24 april 2011 te Nunspeet
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer], surveillantenhondengeleider regiopolitie Noord- en Oost
Gelderland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
- zijn/een hond (type Staffordshire terriër) heeft opgehitst tegen die
[slachtoffer] en/of aan die hond het commando/de opdracht heeft gegeven die
[slachtoffer] aan te vallen en/of vervolgens die hond heeft losgelaten op die
[slachtoffer], waarbij die hond die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met
kracht in diens penis/onderlijf heeft gebeten en/of in diens (boven)been
heeft gebeten en/of
- die [slachtoffer] in de rug heeft aangevallen en/of deze in een wurggreep
heeft genomen en/of gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de nacht van 23 op 24 april 2011 te Nunspeet, opzettelijk
mishandelend
- zijn/een hond (type Staffordshire terriër) heeft opgehitst tegen
een ambtenaar, te weten [slachtoffer], surveillantenhondengeleider
regiopolitie Noord- en Oost Gelderland , die op dat moment in de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening was, en/of aan die hond het commando/de
opdracht heeft gegeven die [slachtoffer] aan te vallen en/of vervolgens die
hond heeft losgelaten op die [slachtoffer] , waarbij die hond die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal met kracht in diens penis/onderlijf en/of in
diens (boven)been heeft gebeten
en/of
- die [slachtoffer] in de rug heeft aangevallen en/of deze in een wurggreep heeft
genomen en/of gehouden,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de nacht van 23 op 24 april
2011 te Nunspeet
[slachtoffer], surveillantenhondengeleider regiopolitie Noord- en Oost
Gelderland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] (op luide toon) de woorden toegevoegd :
"Klootzak, donder op met die kuthond. Ik zal je wel pakken" en/of
" Ik maak je godverdomme hartstikke dood, jij met je kuthond" en/of
"Ik ga ook mijn hond halen en die sloopt jullie allebei" en/of
"Hij maakt jullie hartstikke dood en trekt jullie uit elkaar. Wacht maar
af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- (vervolgens) zijn/een hond (Staffordshire terriër) opgehitst tegen die
[slachtoffer] en/of aan die hond het commando/de opdracht gegeven om die
[slachtoffer] aan te vallen en/of vervolgens die hond losgelaten op die
[slachtoffer] (waarbij die hond die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met
kracht in diens penis/onderlijf en/of in diens (boven)been heeft
gebeten)
en/of
- die [slachtoffer] in de rug aangevallen en/of deze in een wurggreep genomen
en/of gehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de nacht van 23 op 24 april 2011 te Nunspeet opzettelijk
en wederrechtelijk een diensthond (genaamd [diensthond]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of Regiopolitie Noord- en
Oost Gelderland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door opzettelijk
zijn, verdachtes, hond (type Staffordshire terriër), op te hitsen en/of zijn
hond het commando "Pak hem", althans een soortgelijk(e) commando/opdracht te
geven en/of zijn hond vervolgens los te laten, waarop eerstgenoemde hond die
diensthond in diens flank en/of (achter)poot en/of elders in/op/aan het
lichaam heeft gebeten;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Door de raadsman is het volgende aangevoerd. Het Openbaar Ministerie (OM) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging, aangezien het onderzoek in deze zaak niet is verricht door de rijksrecherche dan wel door politiemensen van een andere politieregio, terwijl dit wel had gemoeten. In de onderhavige zaak is sprake geweest van het gebruik maken van geweld door de politie, te weten herhaalde inzet van pepperspray en van dienstwapens. Ingevolge de 'Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaar' dient bij geweldsaanwending 'met vuurwapengebruik met de dood of enig lichamelijk letsel tot gevolg' overeenkomstig de 'Aanwijzing taken en inzet rijksrecherche' de rijksrecherche te worden ingezet voor het onderzoek. In geen van de aanwijzingen wordt enig onderscheid gemaakt tussen de dood van mens of dier. Genoemde eisen zijn een rechtstreekse uitwerking van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat bij vuurwapengeweld door de politie nimmer het politioneel en strafrechtelijk onderzoek mag worden gevoerd door de verantwoordelijke politieambtenaren zelf en de betrokken dienstdoende officier van justitie.
De officier van justitie heeft met verwijzing naar de zogenoemde Zwolsman-criteria aangevoerd dat alleen een grove of doelbewuste aantasting van de belangen van verdachte kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM. De officier stelt zich op het standpunt dat, ook al zou de rechtbank bovenstaande redenering van de raadsman volgen, geen sprake is van een inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde. Weliswaar maken de door de raadsman aangeduide Aanwijzingen niet een expliciet onderscheid tussen de dood van mens of dier, maar in de geest van de wetgeving ligt volgens de officier van justitie besloten dat een en ander is gericht op de mens en niet op een dier/voorwerp.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsman op grond van het volgende moet worden verworpen.
In deze zaak is door twee bij het incident betrokken politiemensen gebruik gemaakt van hun dienstwapen ten opzichte van een hond, waarbij de hond aanvankelijk werd aangeschoten en kort daarop is doodgeschoten.
Uit de 'Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaar' (01-08-2006 tot 01-04-2012) volgt dat de geweldsaanwending door politiefunctionarissen een bijzonder zware inbreuk maakt op de grondrechten van burgers en dat in toenemende mate is gebleken dat ernstige politiële geweldsincidenten leiden tot het indienen van een klacht ex art. 12 Sv. door de nabestaanden of de slachtoffers. Daarom dient in alle gevallen waarin de geweldsaanwending ernstige gevolgen heeft veroorzaakt een effectief, objectief en voortvarend onderzoek plaats te vinden naar de toedracht van het voorval. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van onafhankelijke functionarissen.
De bedoeling van deze aanwijzing is naar het oordeel van de rechtbank louter en alleen gericht op geweldsincidenten waarbij personen ernstige gevolgen van dat geweld hebben ondervonden. Dat strookt ook met de jurisprudentie inzake schietincidenten. Daarbij gaat het steeds om personen die vanwege inzet van geweld ernstige gevolgen hebben ondervonden, gelijk ook in het door de raadsman aangehaalde arrest van het EHRM (zaak Ramsahai), waarin het ging om het doodschieten van een gewapende scooterdief door een agent. Dit betekent dat het onderhavige onderzoek door de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland verricht kon en mocht worden, zodat van enige inbreuk op een beginsel van behoorlijke procesorde geen sprake is. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer van de raadsman. Nu niet is gebleken van een ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan, is de officier van justitie ontvankelijk in zijn vervolging van verdachte.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Aanleiding tot het onderzoek.
Op 23 april 20112 zijn twee politiemensen, [verbalisant A] en [verbalisant B], naar aanleiding van een melding van de meldkamer om 23.30 uur naar de [adres 1 te plaats] gegaan in verband met een burenconflict dat daar gaande was.
Ter plaatse werd verdachte met zijn vrouw en - naar later bleek - [zwager verdachte] aangetroffen voor het afgesloten tuinhek van perceel [adres 1], waar de [familie] woonachtig is. Achter het hek stonden ongeveer zes personen. Beide partijen hadden onenigheid met elkaar en een aantal van hen verkeerde onder invloed van alcohol. Verdachte, zijn vrouw en [zwager verdachte] werden door de verbalisanten gesommeerd naar hun woning aan[adres 2] te gaan. Dit ging gepaard met enig duw- en trekwerk omdat ze in eerste instantie hier niet aan mee wilden werken. Beide families bleken al sinds de jaarwisseling van 2011 onenigheid met elkaar te hebben welke die avond tot een confrontatie bij het hek had geleid. Verdachte en zijn zwager [zwager verdachte] gaven aan nog wel terug (naar de [familie]) te gaan. Het maakte hen niets uit als ze hiervoor moesten gaan zitten in Apeldoorn.
Omdat men het gevoel had dat de situatie mogelijk uit de hand kon lopen, zijn de verbalisanten in de buurt gebleven en naar het in de buurt gelegen [zwembad] gereden, alwaar inmiddels de collega's [slachtoffer] met zijn diensthond [diensthond], [verbalisant C] en [verbalisant D] ter assistentie waren gekomen. De woningen werden op afstand geobserveerd. [slachtoffer] stond op gehoorafstand van de woning van verdachte en hoorde dat er mensen opgetrommeld werden om weer terug te gaan naar de buren. Nadat [verbalisant A] en [verbalisant B] via de brandgang naar de voorzijde van de woningen aan de [straat] waren gelopen, zagen zij verdachte en [zwager verdachte] onvast ter been in de richting van [adres 1] lopen. De beide mannen werden meerdere malen gesommeerd terug te gaan naar hun woning, waaraan niet werd meegewerkt. Hierbij werd [verbalisant A] door [zwager verdachte] beetgepakt en geduwd, waarna [zwager verdachte] werd aangehouden terzake niet voldoen aan bevel of vordering. [zwager verdachte] maakte de indruk te willen vechten en werd na waarschuwing door [verbalisant A] 'gepepperd'.
Tijdens het boeien van verdachte [zwager verdachte] kwam de zoon van verdachte ([zoon verdachte]) op hen af en probeerde verdachte [zwager verdachte] te ontzetten. De zoon werd door [verbalisant A] met kracht weggeduwd, waarna hij terug kwam en de indruk wekte te willen vechten. Hij werd daarop aangehouden ter zake beletten en/of belemmeren van een ambtshandeling. Vervolgens kwamen verdachte en zijn vrouw weer op [verbalisant A] af, die door hem teruggeduwd werden naar het erf van de woning, waarbij [verbalisant A] de toegangsdeur van de erfafscheiding gesloten hield. [verbalisant A] hoorde verdachte tegen zijn vrouw zeggen dat hij de hond ging halen. Na enig heen en weer getrek aan de schuttingdeur ontstond er een opening en kwam er een bruine hond naar buiten, waarna de situatie nog meer escaleerde.
Verdachte werd in verband hiermee aangehouden op 24 april 2011 omstreeks 00.44 uur.
B. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling heeft de officier vrijspraak gevorderd aangezien er geen sprake is van toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. De raadsman heeft ter zitting het standpunt van de verdediging toegelicht en beargumenteerd.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het dossier bevinden zich verschillende stukken, waaronder verklaringen van diverse personen, zoals hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven:
Door de surveillancehondengeleider bij de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland [slachtoffer] is verklaard3 dat hij in de nacht van zaterdag 23 op zondag 24 april 2011 was belast met de nachtdienst. Die zaterdag omstreeks 23.30 uur kreeg hij via de meldkamer de opdracht om ter ondersteuning naar de [straat in plaats] te gaan in verband met een conflict tussen de bewoners van perceel [adres 2 en 1] Hij is daar met zijn diensthond [diensthond] heengegaan. Hij zag dat de collega's [verbalisant A] en [verbalisant B] in gesprek waren met een aantal personen die in de tuin van [adres 1] stonden. Hij zag en hoorde dat een aantal personen die in de tuin van perceel [adres 2] stonden de bewoners van perceel [adres 1] aan het uitdagen waren.
In overleg met de collega's [verbalisant A] en [verbalisant B] heeft hij post ingenomen bij het [zwembad] in de directe omgeving van de [straat] omdat verwacht werd dat de situatie mogelijk verder uit de hand zou lopen en heeft hij om extra politieondersteuning gevraagd, welke kort daarop ter plaatse kwam. Daarna werd hij gebeld door [verbalisant A] met het verzoek om ongezien naar de woning op [adres 2] te gaan. Hij heeft daarop samen met collega [verbalisant D] stelling ingenomen achter een schutting bij voormeld perceel en kon van daaruit exact waarnemen en horen wat daar gebeurde. Hij zag twee mannen in de tuin verschijnen, waaronder [zoon verdachte]. Hij hoorde [zoon verdachte] met zijn vader praten en maakte daaruit op dat zij hun bedreigingen zouden gaan uitvoeren. Hij is daarop zijn dienstauto en zijn hond gaan halen en heeft intussen zijn collega [verbalisant A] van de situatie op de hoogte gesteld. Enige tijd daarna hoorde hij dat collega [verbalisant A] over de portofoon direct om assistentie van collega's vroeg. Hij maakte daaruit op dat het daar mis was gegaan en is met spoed naar de [adres 1] gereden waar hij omstreeks 00.30 uur ter hoogte van perceel 14 aankwam, evenals de achter hem aanrijdende collega's [verbalisant D] en [verbalisant C]. Hij zag dat [verbalisant A] en [verbalisant B] met andere collega's in de weer waren met het onder controle brengen van [zoon verdachte] en [zwager verdachte] en dat dit met veel verzet gepaard ging. Hij was inmiddels uit zijn dienstauto gestapt en had zijn diensthond [diensthond] aangelijnd naast zich.
Hij zag dat verdachte bij de schuttingdeur stond van de eerdergenoemde schutting. Hij hoorde dat verdachte in zijn richting kijkend tegen hem riep: "Klootzak, donder op met die kuthond. Ik zal je wel pakken" of woorden van gelijke strekking. Hij zag dat verdachte door collega [verbalisant A] een duw kreeg en dat [verbalisant A] de schuttingdeur dichttrok, kennelijk met de bedoeling om verdachte te scheiden van de collega's op straat. Hij zag dat verdachte vervolgens achter het lage gedeelte van de schutting ging staan en naar hem kijkend met luide stem riep: "Ik maak je godverdomme hartstikke dood, jij met je kuthond" of woorden van gelijke strekking. Hij zag dat verdachte buiten zinnen was en hield ernstig rekening met de mogelijkheid dat verdachte de geuite bedreigingen zou uitvoeren. Hij zag dat verdachte de tuin uit wilde komen, maar dat dit werd belet doordat [verbalisant A] met zijn volle gewicht aan de schuttingdeur ging hangen. Vervolgens hoorde hij dat verdachte meerdere keren tegen hem riep: "Kankerlijer ik kom er aan" en dat hij probeerde om over het lagere gedeelte van de schutting te klimmen. Hij is daarop met zijn hond in de richting van verdachte gelopen en is op zo'n 1,5 tot 2 meter van de schutting blijven staan. Verdachte staakte daarop zijn poging om over de schutting te klimmen en hij hoorde verdachte vervolgens in zijn richting roepen: "Ik ga ook mijn hond halen en die sloopt jullie allebei" en "Hij maakt jullie hartstikke dood en trekt jullie uit elkaar. Wacht maar af" of woorden van gelijke strekking.
Hij zag dat verdachte hierop vanuit de tuin de woning in liep. Na enkele seconden hoorde hij luid geblaf van een hond vanuit de tuin van de woning van verdachte komen. Hij kon aan de aard van het geblaf horen en uit zijn referentiekader als hondengeleider opmaken dat in de tuin een zware hond aanwezig was die uitermate agressief klonk. Hij hoorde dat het beest door verdachte werd opgehitst. Hij hoorde dat verdachte meerdere keren riep: "Goed zo. Pak ze zo maar." Hij zag dat collega [verbalisant A] uit alle macht probeerde de schuttingdeur dicht te houden. Hij zag dat verdachte aan de schuttingdeur trok. Hij besloot daarop om zijn diensthond [diensthond] weer in de kennel van zijn dienstauto te plaatsen. Op het moment dat hij de kenneldeur wilde openen zag hij dat vanuit de tuin van verdachte een Stafford terriër in een enorme run op hem en [diensthond] afkwam. Het was voor hem duidelijk dat de hond hem ging aanvallen.
Hij zag dat de Stafford tot zeer kort genaderd was en gericht op [diensthond] de aanval inzette. Hij gaf daarop de Stafford een trap en zag dat de hond hierdoor achterover tuimelde. Hij zag vervolgens dat de Stafford de aanval op [diensthond] inzette en dat de Stafford [diensthond] achter zijn linkervoorpoot in de flank beet en vasthield. Hij probeerde [diensthond] door middel van trappen te ontzetten, waarop de Stafford uiteindelijk [diensthond] los liet. Hij zag vervolgens dat de Stafford zich klaar maakte voor een nieuwe aanval. Hij zag dat de Stafford op hem af kwam gerend en in de richting van zijn kruis sprong. De hond beet hem met volle kracht in zijn geslachtsdeel en hij voelde een enorme pijn in zijn penis. Hij sloeg daarop met zijn vuurwapen enkele keren hard op de schedel van de Stafford, toen hij ineens volkomen onverwacht in zijn rug werd aangevallen. Hij voelde dat hij met veel kracht van achteren in een benauwende verwurging werd genomen. Opnieuw vreesde hij voor zijn leven.
Een in een toestand van razernij verkerende verdachte hing in zijn nek en was al aardig op weg was om hem te wurgen. Hij voelde zijn krachten afnemen en dacht dat het zijn einde was. Hij voelde dat de Stafford hem losliet en op datzelfde moment voelde en zag hij dat hij werd geholpen en ontzet door een collega. Hierdoor kon hij weer opstaan. Hij zag dat de Stafford achterlangs om hem heen liep en vervolgens van voren wederom in de aanval ging. De Stafford beet hem in zijn rechter bovenbeen maar kreeg geen houvast.
De aangifte van [slachtoffer] vindt ondersteuning in verschillende verklaringen van ter plaatse ten tijde van opgemelde gebeurtenissen aanwezige politiemensen.
- Verbalisant [verbalisant A] heeft onder meer verklaard4 dat hij verdachte en zijn vrouw heeft teruggeduwd naar het erf van hun woning en hen heeft gesommeerd daar te blijven. Hij heeft de toegangsdeur van hun erfafscheiding vastgehouden zodat beiden niet terug konden komen. Hij hoorde verdachte tegen zijn vrouw zeggen dat hij de hond ging halen. Hij zag dat de deur van de woning openging en hij hoorde een hond blaffen. Hij hoorde dat verdachte tegen zijn vrouw zei dat hij de hond op verbalisant [slachtoffer] en zijn diensthond zou afsturen. Hij voelde ondertussen dat er van de andere zijde werd geprobeerd de deur van de erfscheiding weer te openen. Na heen en weer getrek ontstond er een opening waar gelijk een bruine hond doorschoot die hij vervolgens recht op verbalisant [slachtoffer] zag toe rennen. Hij hoorde verdachte naar zijn hond schreeuwen: "Pak hem". Hij zag dat de op een Pitbull gelijkende hond naar de diensthond beet. Hij zag dat verdachte verbalisant [slachtoffer] van achteren vastpakte.
- Verbalisant [verbalisant B] heeft verklaard5 dat hij zag dat collega [verbalisant A] de deur van het hekwerk dicht hield. Kort daarna hoorde hij vanuit de achtertuin het indringende geblaf van een hond. Hij zag dat er een hond snel heen en weer liep in de achtertuin. Hij zag dat de hondengeleider [slachtoffer] inmiddels met zijn politiediensthond ter plaatse was verschenen. Hij zag dat het collega [verbalisant A] niet lukte om de deur dicht te houden en dat de deur deels werd geopend, ondanks het trekken aan die deur door collega [verbalisant A]. Hij hoorde vanuit de richting van de achtertuin van de [adres 2] een mannenstem die riep: "Pak h'm". Hij zag op dat moment een lichtbruingekleurde Pitbull-achtige hond via die deur het trottoir op rennen en rechtstreeks naar de hondengeleider en zijn hond rennen. Hij zag dat de hond bijtende bewegingen maakte in de richting van de diensthond en dat [slachtoffer] trachtte te voorkomen dat zijn hond werd gebeten. Hij hoorde dat de diensthond jankte en vermoedde dat die hond de diensthond had gebeten.
Even later zag hij aan de gelaatsuitdrukking van [slachtoffer] dat deze pijn had. Hij zag dat verdachte [slachtoffer] met beide armen rond het hoofd pakte.
- Verbalisant [verbalisant D] heeft verklaard6 dat zij heeft gezien dat de lichtbruine hond naar de binnenzijde van het rechterbovenbeen van collega [slachtoffer] hapte.
- Verbalisant [verbalisant F] heeft verklaard7 dat collega [verbalisant A] bij de schuttingdeur stond en dat er een oudere man, naar later bleek verdachte, en een oudere vrouw naar buiten wilden komen. Hij hoorde verdachte roepen dat hij ook wel even zijn hond er bij zou halen en vervolgens hoorde hij luid geblaf vanuit de tuin komen. Collega [verbalisant A] hield de deur dicht maar op enig moment ging de tuindeur een stukje open en direct daarop zag hij een lichtbruine hond in de richting van de hondengeleider rennen en direct op de hondengeleider afvliegen. Hij hoorde de hondengeleider roepen dat hij gebeten was door die hond.
- Verbalisant [verbalisant E] heeft verklaard8 dat zij op een gegeven moment collega [slachtoffer] aan zag komen lopen met de diensthond. Zij hoorde de man, naar later bleek verdachte, naar hen schreeuwen: "Oh, als jullie een hond gebruiken doe ik dat ook en dan maakt hij jullie kapot!" of woorden van gelijke strekking. Zij zag dat de man naar de achterdeur van de woning liep.
Uit een letselbeschrijving9 opgemaakt door de forensisch arts Sijperda blijkt als diens bevindingen bij onderzoek van [slachtoffer] op 26 april 2011 onder meer:
Hals: rechts in de hals is een verdikking zichtbaar van 8 x 6 cm. Dit lijkt op een kneuzing van de grote nekspier en lijkt veroorzaakt door grote kracht met een relatief zachte tot middelharde substantie, zoals een menselijke arm. Binnen deze verdikking bevindt zich een roodblauwe verkleuring die lijkt op een heftige bloedophoping met bloeduitstorting.
Genitaalstreek/kruis: op de penis bevindt zich op de eikel links nog een restant van een grote bloeduitstorting van 15 x 13 mm. Binnen deze bloeduitstorting bevindt zich een minuscule, puntvormige maar wel vele millimeters diepe wond en aan de linker kant meer naar het lichaam toe bevinden zich nog drie van dergelijke wonden. De wonden lijken karakteristiek voor een beet van een kleiner dier zoals een hond. Twee dergelijke bijtwonden zijn eveneens zichtbaar aan de rechterzijde van de eikel. Het feit dat er tot ruim een dag na het gebeuren veel bloed bij de urine zat wijst op een diepere beschadiging van de pisbuis, waarbij een littekenvorming of stenose daar in de toekomst niet uitgesloten is.
Rechter bovenbeen: op het rechter bovenbeen is een grote verdikking van de bovenbeenspier over een afstand van 20 x 10 cm zichtbaar.
Daarnaast zijn er nog verschillende verklaringen van buurtbewoners, onder meer:
- Een buurman heeft over de gebeurtenissen op die avond onder meer verklaard10 dat hij verdachte in de richting van de politie hoorde roepen: "Ik krijg jullie wel, jullie komen wel" of woorden van die strekking en: "Ik heb ook een hond". Voor de getuige was duidelijk dat hij hiermee bedoelde dat hij de hond tegen de politie zou gebruiken. Hij zag dat verdachte met zijn licht, camelkleurige hond naar buiten kwam. Hij zag dat de hond op de groep agenten afstormde en hij hoorde verdachte roepen: "pak ze, pak ze". Hij zag dat de hond in één streep op de politiehond afging en voor hem was duidelijk dat de politiehond werd gebeten, afgaande op een geluid van een hond die pijn had. De agent van wie de hond was trok zijn wapen en schoot op de hond. De hond keerde zich vervolgens tegen de agent en greep de agent in zijn kruis. Toen de agent al gebeten was werd hij door verdachte van achteren met zijn armen om de nek gepakt.
- Een buurvrouw heeft verklaard11 dat zij verdachte tegen zijn hond hoorde roepen: "pak maar, pak maar". Zij zag dat de hond van verdachte de politiehond beet. Dat was volgens haar in de achterpoot. Zij zag ook dat de hond van verdachte de politieman beet. De hond beet de politieman aan de binnenzijde van zijn bovenbeen vlakbij zijn kruis.
Verdachte heeft bij de politie verklaard12 dat hij de tuin uit wilde en de schuttingdeur heeft geopend, omdat hij zag dat [zoon verdachte] en [zwager verdachte] door de politie werden gearresteerd. Hij kon met moeite de schuttingdeur opentrekken. Hij zag dat zijn hond met hem meeliep/de tuin uit glipte. Ter zitting heeft verdachte nog aangevoerd dat hij naar zijn zoon wilde, omdat hij er niet tegen kon als ze aan zijn kinderen komen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor aangegeven bewijsmiddelen niet kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, aangezien er (uiteindelijk) niet is gebleken van zwaar lichamelijk letsel. Van dat feit zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling, aangezien verdachte zijn hond gericht als wapen heeft ingezet om de hondengeleider letsel toe te brengen. De stelling van de raadsman dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het bijten door zijn hond, omdat de hond door het dolle heen was nadat hij door de hondengeleider was geschopt en de hondengeleider op hem had geschoten, houdt geen stand. Verdachte heeft zijn hond opgehitst tegen de hondengeleider en diens hond. Dat zijn hond vervolgens eerst de diensthond heeft gegrepen en vervolgens de hondengeleider doet daar niet aan af. De hondengeleider heeft zich in deze voor hem uiterst bedreigende situatie tegen die ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding verdedigd. Daardoor is evenwel het causaal en door verdachte beoogde verband niet doorbroken.
Ter terechtzitting heeft de echtgenote van verdachte als getuige verklaard dat de politieman aan de andere zijde van de schuttingdeur op een gegeven moment de schuttingdeur heeft geopend, waardoor hun hond naar buiten kon glippen.
De rechtbank acht de verklaring van deze getuige niet aannemelijk. Deze verklaring past niet bij de verklaring die verdachte zelf daarover bij de politie heeft afgelegd, dat hij de schuttingdeur heeft geopend omdat hij naar buiten wilde om zijn zoon te ontzetten/helpen, terwijl de verklaring zich evenmin verdraagt met de verklaringen die door diverse politiemensen en buurtbewoners zijn afgelegd. De politie was juist gespitst op de-escalatie van de explosieve situatie en in die dreigende sfeer zou het volkomen onlogisch zijn geweest dat de politie de schuttingdeur zou hebben opengedaan.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat de inzet van een dergelijke hond, type Stafford terriër, in een agressief beladen situatie zoals die zich die nacht voordeed, in ieder geval enige beschadiging van de diensthond moet hebben veroorzaakt. Deze inzet heeft er immers toe geleid dat - in eerste instantie - de diensthond door de Stafford terriër werd aangevallen en dat de diensthond is gebeten en vastgehouden. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke type honden een sterke kaak met grote bijtkracht hebben.
Artikel 350, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht ziet onder meer op het beschadigen van dieren en uit de feitelijke omschrijving zoals verwoord in de tenlastelegging blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat specifiek op die situatie is gedoeld.
De rechtbank komt tot de volgende bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair.
hij in de nacht van 23 op 24 april 2011 te Nunspeet ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], surveillantenhondengeleider regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- zijn hond (type Staffordshire terriër) heeft opgehitst tegen die [slachtoffer] en aan die hond
het commando heeft gegeven die [slachtoffer] aan te vallen en die hond heeft losgelaten op
die [slachtoffer], waarbij die hond die [slachtoffer] met kracht in diens penis/onderlijf heeft
gebeten en in diens (boven)been heeft gebeten en
- die [slachtoffer] in de rug heeft aangevallen en deze in een wurggreep heeft genomen en/of
gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op tijdstippen in de nacht van 23 op 24 april 2011 te Nunspeet [slachtoffer], surveillantenhondengeleider regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] (op luide toon) de woorden toegevoegd :
" Klootzak, donder op met die kuthond. Ik zal je wel pakken" en
" Ik maak je godverdomme hartstikke dood, jij met je kuthond" en
" Ik ga ook mijn hond halen en die sloopt jullie allebei" en
" Hij maakt jullie hartstikke dood en trekt jullie uit elkaar. Wacht maar af",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en
- (vervolgens) zijn hond (Staffordshire terriër) opgehitst tegen die [slachtoffer] en aan die
hond het commando gegeven om die [slachtoffer] aan te vallen en die hond losgelaten op die
[slachtoffer] (waarbij die hond die [slachtoffer] met kracht in diens penis/onderlijf en in diens
(boven)been heeft gebeten);
3.
hij in de nacht van 23 op 24 april 2011 te Nunspeet opzettelijk en wederrechtelijk een diensthond (genaamd [diensthond]), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, heeft beschadigd door opzettelijk zijn, verdachtes, hond (type Staffordshire terriër), op te hitsen en zijn hond het commando "Pak hem", althans een soortgelijk commando te geven en zijn hond los te laten, waarop eerstgenoemde hond die
diensthond in diens flank en poot heeft gebeten.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 subsidiair: poging tot zware mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3. opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport gedateerd 13 september 2011 opgemaakt door klinisch psycholoog-psychotherapeut drs. J.H.A.M. Kobussen. Door deze psycholoog is geconcludeerd dat bij verdachte - ten tijde van het tenlastegelegde - naast een depressieve stoornis en misbruik van alcohol sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO en dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact onder de voorwaarden als door de reclassering geformuleerd
en
- een werkstraf van 200 uur subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft in zijn strafeis betrokken de ernst van de strafbare feiten, de penibele situatie waarin de hondengeleider zich heeft bevonden, het geweld dat zich richtte tegen een politieman gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn taak, de omstandigheid dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dan op zijn plaats zijn. Omdat dit echter indruist tegen de stappen die inmiddels zijn gezet om verdachte verantwoord aan het maatschappelijk leven te laten deelnemen, is dat voor de officier aanleiding om tot een andere strafeis te komen.
Door de raadsman is aangevoerd dat de gebeurtenissen in die bewuste nacht hebben plaatsgevonden onder invloed van een hoge mate van alcohol en dat daarna een ommekeer in het leven van verdachte heeft plaatsgevonden doordat verdachte zich onder behandeling heeft gesteld, hetgeen nu ook zijn vruchten afwerpt.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol - verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zo'n 20 halve liters bier te hebben gedronken - op de 23e april 2011 een conflict met een van zijn buren gehad. Daarbij liepen de gemoederen nogal op en is de politie ingeschakeld. Door de politie werd getracht de gemoederen te kalmeren en is verdachte gesommeerd om naar zijn eigen woning te gaan. Verdachte was opstandig en gedroeg zich zodanig recalcitrant, dat uit voorzorg meer politiemensen paraat werden gehouden uit vrees voor escalatie, welke vrees uiteindelijk ook bewaarheid werd. Verdachte heeft in die situatie allerlei bedreigingen geuit en zich agressief en provocerend opgesteld en zodoende nog meer voeding gegeven aan de toch al explosieve situatie. In de ontstane commotie heeft verdachte vervolgens zijn hond ingezet om de eveneens aanwezige hondengeleider en zijn diensthond aan te vallen, met alle gevolgen van dien. De situatie werd door de politiemensen als zeer bedreigend ervaren en de hondengeleider heeft in een hachelijke situatie verkeerd, voor zijn leven gevreesd en grote angsten doorstaan. De hondengeleider heeft daarbij pijn en aanzienlijk letsel opgelopen, maar de gevolgen hadden nog groter kunnen zijn. In dat opzicht mag verdachte zich gelukkig prijzen dat de gevolgen, naar het zich op dit moment laat aanzien, redelijk beperkt zijn gebleven.
Dit soort gewelddadige acties tegen politiemensen in de uitoefening van hun taak is uiterst verwerpelijk en de wetgever heeft niet voor niets een zwaardere strafbedreiging voor dit soort feiten bepaald. Los daarvan neemt het gevoel van onveiligheid binnen de samenleving door dit soort acties toe.
Ten nadele van verdachte weegt verder dat verdachte op 28 augustus 2009 nog is veroordeeld wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht ten aanzien van een politieagent, voor welk feit hij nog in een proeftijd liep. In dat geval ging het om, zoals door de psycholoog Kobussen in zijn rapport aangegeven, een agressieve ontremming richting de politie, destijds in verband met een zaak van zijn oudste zoon. Ook in dat geval was alcohol in het spel, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
Uit het rapport van de psycholoog Kobussen van 13 september 2011 komt onder meer naar voren:
"Met name het middelengebruik van betrokkene is een factor die de kans op recidive zal vergroten. Uit het onderzoek komt betrokkene naar voren als een persoon die zijn impulsen probeert te controleren en ten gevolge daarvan juist negatieve gevoelens en klachten kan ontwikkelen. Onder invloed van alcohol kan betrokkene onder hoge druk echter tot agressief acting-out gedrag komen. Zijn overdreven bezorgdheid en de angst dat zijn familie onrecht wordt aangedaan maakt de kans op een recidief eveneens groter, maar leidt vooral tot veel lijdensdruk bij betrokkene zelf."
Voorts is door deze psycholoog geadviseerd om het inmiddels bij Tactus Verslavingszorg ingezette behandelingstraject voort te zetten, zodat verdachte langdurig en intensief kan worden ondersteund bij het stoppen met zijn alcoholgebruik. Gedacht kan daarbij worden aan een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering (Tactus), ook als dat inhoudt, wanneer de behandeling door Tactus stagneert, dat hij zich onder ambulante behandeling (psychotherapeutische behandeling waarin onder meer ook aandacht is voor zijn traumatische levensgeschiedenis) stelt bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals De Waag.
Door de reclassering (rapport 22 juni 2011) is geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf, een werkstraf en verplicht reclasseringscontact met bijzondere voorwaarden op te leggen (meldingsgebod en behandelverplichting JusTact). Het recidiverisico wordt als laag gemiddeld ingeschat.
De rechtbank acht een strafoplegging als door de officier van justitie gevorderd passend en geboden en in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] (gemachtigde mr. M.R. van Elden) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding d.d. 27 juni 2011 ten bedrage van (bij wijze van voorschot) € 750,00 terzake immateriële schade (aantasting van de persoon, het toegebrachte fysieke en psychisch letsel, de doorstane emotionele pijn en derving van levensvreugde, periode van arbeidsongeschiktheid en littekens) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Verwezen is naar een drietal uitspraken in de Smartengeldgids 2006 (nrs. 1246, 1256 en 1284).
Verder heeft zich als benadeelde partij gesteld de Politie Noord- en Oost Gelderland (gemachtigde mr. Van Elden) die zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 46,69 (kosten dierenarts) heeft gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
Voorts heeft zich als benadeelde partij gesteld [benadeelde partij] met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 548,50.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer] en de Politie Noord- en Oost Gelderland integraal zullen worden toegewezen. De benadeelde partij [benadeelde partij] dient volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, nu deze niet ziet op een in de dagvaarding opgenomen strafbaar feit.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de vordering van de Politie Noord- en Oost Gelderland heeft de raadsman aangevoerd dat de politie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard danwel de vordering moet worden afgewezen, nu deze vordering niet is gebaseerd op een rechtsgeldige mandaatregeling.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft de raadsman zich geconformeerd aan het standpunt van de officier van justitie.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer], zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot op heden schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij Politie Noord- en Oost Gelderland als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. Niet gebleken is dat de vordering is gefundeerd op een niet rechtens valide mandaatbesluit van procesvertegenwoordiging.
De benadeelde partij [benadeelde partij] zal niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit of strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, aanhef en sub b, van het Wetboek van Strafvordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het hierna te noemen bedrag ten behoeve van voornoemde benadeelde partijen [slachtoffer] en de Politie Noord- en Oost Gelderland.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 285, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
1 subsidiair: poging tot zware mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3. opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt:
Meldingsgebod
De veroordeelde moet zich - in navolging van de bijzondere voorwaarde die is gesteld bij de schorsingsbeslissing van de rechter-commissaris van 27 april 2011 - gedurende door Tactus Reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Tactus Reclassering dit nodig acht.
Behandelverplichting
De veroordeelde wordt verplicht om zich voor zijn alcoholproblematiek en emotieregulatie ambulant te laten behandelen bij de Forensische Polikliniek JusTact;
Voorts moet veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding (van de tot dusverre geleden schade) aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 750,00, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van € 750,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Politie Noord- en Oost Gelderland, van een bedrag van € 46,69, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Politie Noord- en Oost Gelderland voornoemd, een bedrag te betalen van € 46,69, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Heenk en Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal van de politie Regio Noord- en Oost Gelderland, District Apeldoorn, gedateerd 20 mei 2011, opgemaakt door verbalisant hoofdagent De Rooij (voor zover niet anders is vermeld)
2 Stamproces-verbaal, doorgenummerde dossierpag. 7 en 8
3 Aangifte [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 89, 90, 91, 92, 93 en 94
4 Proces-verbaal van bevindingen brigadier [verbalisant A], doorgenummerde dossierpag. 104 en 105
5 Proces-verbaal van bevindingen brigadier [verbalisant B], doorgenummerde dossierpag. 108, 109
6 Proces-verbaal van bevindingen aspirant [verbalisant D], doorgenummerde dossierpag. 116
7 Proces-verbaal van bevindingen hoofdagent [verbalisant F] doorgenummerde dossierpag. 119
8 Proces-verbaal van bevindingen hoofdagent [verbalisant E], doorgenummerde dossierpag. 122
9 "Voorlopige versie van letselbeschrijving" opgemaakt door O.L. Sijperda, forensisch arts, gedateerd 27 april
10 Verklaring getuige [getuige A], doorgenummerde dossierpag. 129, 130
11 Verklaring getuige [getuige B], doorgenummerde dossierpag. 147
12 Verklaring verdachte d.d. 24 april 2011, doorgenummerde dossierpag. 41, en zij n verklaring ter terechtzitting