ECLI:NL:RBZUT:2012:BV7179

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-940454-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Gilhuis
  • A. van der Mei
  • J. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en bedreiging met geweld in Apeldoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 februari 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft op 1 november 2011 in Apeldoorn een mobiele telefoon van het slachtoffer, een minderjarige jongen, wederrechtelijk toegeëigend door zich voor te doen als iemand die de telefoon wilde lenen. De verdachte heeft het slachtoffer onder druk gezet door te dreigen met geweld, wat leidde tot angst bij het slachtoffer en omstanders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en bedreiging, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder contact met de reclassering en verblijf in een 24-uurswoonvoorziening. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte gemotiveerd is voor behandeling en dat het belangrijk is om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940454-11
Uitspraak d.d. 28 februari 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1983],
thans gedetineerd in PI Arnhem, huis van bewaring Arnhem Zuid, Arnhem, Ir. Molsweg 5.
raadsman: mr. F. Jakob, advocaat te Enschede.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2012.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 01 november 2011 te Apeldoorn opzettelijk een mobiele
telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e)
goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door te vragen of hij
met die telefoon mocht bellen waarop [slachtoffer] voornoemd die mobiele telefoon
heeft afgegeven, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
althans,
hij op of omstreeks 1 november 2011 te Apeldoorn met het oogmerk om zich of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of
een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de
afgifte van een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat
verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
zich heeft voorgedaan als iemand die de mobiele telefoon van [slachtoffer] wilde lenen om te
kunnen bellen, waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans,
hij op of omstreeks 1 november 2011 te Apeldoorn, [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, hierin bestaande dat verdachte
- zijnde elf jaar, althans een (groot) aantal jaren ouder dan die [slachtoffer],
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of hij mocht bellen met die mobiele telefoon van die
[slachtoffer] en/of
- (toen die [slachtoffer] aangaf geen beltegoed te hebben) tegen die [slachtoffer] (op agressieve
toon) heeft gezegd "Waarom mag ik niet bellen?" en/of "Waarom zou ik het aan iemand anders
vragen?" en/of "Moet ik hem anders zelf pakken", althans woorden van gelijke aard of
strekking, waardoor die [slachtoffer] zijn mobiele telefoon heeft afgegeven;
2.
hij op of omstreeks 01 november 2011 te Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden
toegevoegd: "Raak me niet aan of ik steek je met mijn mes", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en uitvoerig toegelicht. Zij heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van oplichting of verduistering. Verdachte heeft immers aangever om diens telefoon gevraagd en daarbij geen geweld toegepast.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat voor het onder 1 primair (verduistering) tenlastegelegde onvoldoende bewijs voorhanden is, nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij van meet af aan al van plan was om de telefoon niet terug te geven. De rechtbank zal verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde dan ook vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 subsidiair (oplichting) tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer]2;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris3, die hij ter
terechtzitting heeft bevestigd.
De rechtbank zal dit feit ook als een oplichting kwalificeren. Verdachte heeft het slachtoffer immers op straat aangesproken alsof hij zijn mobiele telefoon wilde lenen, terwijl hij toen al van plan was de telefoon niet terug te geven, maar deze te houden en te verkopen.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer]4;
- de getuigenverklaring van [getuige]5;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op 1 november 2011 te Apeldoorn met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een mobiele telefoon, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk of bedrieglijk zich heeft voorgedaan als iemand die de mobiele telefoon van [slachtoffer] wilde lenen om te kunnen bellen, waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op 01 november 2011 te Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Raak me niet aan of ik steek je met mijn mes".
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1. subsidiair: Oplichting;
Feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Bij de voorwaardelijke straf heeft de officier van justitie de bijzondere voorwaarden gevorderd zoals verwoord in het reclasseringsadvies van 31 januari 2012. Bij de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de omstandigheid dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde in onderlinge samenhang bezien is te typeren als een straatroof.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de strafmaat op het standpunt gesteld dat het reclasseringsadvies kan worden gevolgd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een brutale oplichting die kenmerken heeft van een straatroof. Verdachte heeft op straat een toen bijna 17-jarige jongen aangesproken en zich diens telefoon toegeëigend. Toen het slachtoffer verdachte aansprak op zijn gedrag en probeerde de telefoon terug te krijgen, heeft verdachte het minderjarige slachtoffer gedreigd neer te steken. Door deze handelwijze heeft verdachte deze jongen, maar ook de omstanders, angst aangejaagd. Het gevoel van veiligheid van het slachtoffer is door verdachtes toedoen in ernstige mate aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Dergelijke misdrijven veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Sterker nog, verdachte heeft de kans op een voor hem "verkeerde" afloop, namelijk aanhouding door de politie, op de koop toe genomen: dan had hij in de cel een dak boven zijn hoofd.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de over verdachte opgemaakte rapporten van 3 november 2011 en 31 januari 2012. In het rapport van 31 januari 2012 is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het ontbreken van huisvesting en inkomsten is voor betrokkene een rechtvaardiging voor delictgedrag. Door zijn beperkte cognitieve vermogens is hij niet in staat zelfstandig zijn leven op de rit te krijgen. Betrokkene kan terecht bij Horeb. Hoewel de kans van slagen niet goed kan worden ingeschat, wil de reclassering betrokkene deze kans te bieden.
De rechtbank merkt hierbij op dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij is gemotiveerd voor een behandeling.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Weliswaar rechtvaardigen de ernst van de feiten een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank kiest ervoor om (met de officier van justitie) in te zetten op behandeling van verdachte, teneinde recidive te voorkomen.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldingsgebod, alsmede dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering en dat hij tevens meewerkt aan een behandeling.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, omdat deze straf, gelet op de gedragingen van verdachte, passend en geboden is. De rechtbank komt eveneens daartoe omdat verdachte nog een behandeling moet ondergaan en hij bereid en gemotiveerd is om aan een dergelijke behandeling mee te werken. De rechtbank is van oordeel dat in het belang van verdachte en van de maatschappij een goede behandeling geboden is, zodat zij daarmee rekening heeft gehouden bij de op te leggen straf. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf is gekoppeld een proeftijd van twee jaren.
Gelet op de duur van de tijd die verdachte inmiddels in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en gelet op het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen straf, zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 285 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1. subsidiair: Oplichting;
Feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- na zijn invrijheidsstelling contact zal onderhouden met het Leger des Heils
en/of de Reclassering;
- dat veroordeelde na zijn invrijheidstelling zal verblijven in een 24-uurswoonvoorziening, zoals Horeb of een soortgelijke instelling, en dat hij zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
- veroordeelde zich ook overigens gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering;
- veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Van der Mei en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2012.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0621 2011153922, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, team Apeldoorn binnenstad, gesloten en ondertekend op 3 november 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 3 - 5.
3 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris, p. 1.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 3 - 5.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 25-26.