RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940149-11
Uitspraak d.d.: 28 februari 2012
Tegenspraak - dip
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1990],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. Hogerbrugge, advocaat te Ermelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [tankstation] en/of [slachtoffer A], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A] en/of
zijn medewerker(s), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, zijnde verdachte met een of meer van
zijn mededader(s), althans alleen
-in/met een auto naar/in de direkte nabijheid van voornoemd tankstation is
gereden, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (bivak)mutsen en/of capuchons
en/of (daarbij) een zonnenbril(len) opde(e)d(en)/opzette(n) en/of ophad(den)
en/of (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkend(e) scherp(e) en/of
puntig(e) voorwerp(en) aan hem -verdachte- en/of zijn mededader(s) gaf/
gaven/aanreikte(n) en/of
-vervolgens bij dat tankstation is uitgestapt en/of aldus (onherkenbaar)
gekleed en/of met (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherp(e)
en/of puntig(e) voorwerp(en) in de hand(en) zich in de richting van dat
tankstation heeft begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
hij op of omstreeks 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A], althans een of meer medewerker(s) van die [slachtoffer A] te dwingen tot de
afgifte van geld en/of enig goed van zijn/hun gading, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
-in/met een auto naar/in de direkte nabijheid van voornoemd Tankstation is
gereden, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (bivak)mutsen en/of capuchons
en/of (daarbij) een zonnenbril(len) opde(e)d(en)/opzette(n) en/of ophad(den)
en/of (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkend(e) scherp(e) en/of
puntig(e) voorwerp(en) aan hem -verdachte- en/of zijn mededader(s)
gaf/gaven/aanreikte(n) en/of
-(vervolgens) bij dat tankstation is/zijn uitgestapt en/of aldus
(onherkenbaar) gekleed en/of met (een) mes(sen), althans (een) daarop
gelijkende scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in de hand(en) zich in de
richting van dat tankstation heeft/hebben begeven, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 20 maart 2011 krijgt de politie de melding van een verdachte situatie bij het [tankstation aan de straat] in de gemeente Putten. Een getuige had gezien dat drie mannen een soort masker op hun hoofd deden en richting het tankstation liepen. Nadat de getuige de tankstationbediende heeft gewaarschuwd zijn de drie mannen in een grijze Opel Corsa weggereden. Kort hierna worden de inzittenden van de auto door de politie staande gehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de poging tot diefstal met geweld tezamen en in vereniging gepleegd en/of de poging tot afpersing tezamen en in vereniging gepleegd. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen toegelicht en opgesomd. Volgens haar was er geen sprake van vrijwillige terugtred.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is bepleit dat er sprake is van vrijwillige terugtred en ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Door de raadsman is onder meer gewezen op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte B] bij de politie (p. 145), onder meer inhoudende: "Op ongeveer 15 tot 20 meter afstand van het tankstation zag ik de man uit het tankstation naar de vrouw liep welke ons eerder had gezien. Ik zei toen tegen [medeverdachte C] dat dit niet goed was en dat wij weg moesten gaan........Het voelde niet goed. Toen ik daar stond dacht ik bij mijzelf dat ik fout bezig was en wilde er sowieso mee stoppen". Deze feiten/omstandigheden duiden op een tegengestelde handeling verricht door de twee overvallers die het intreden van het gevolg (de gewapende overval) hebben belet. Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad LJN BN4351 is er volgens de raadsman vervolgens ook bij verdachte sprake van vrijwilige terugtred.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard2, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011 werkzaam was als pompbediende in de kiosk van het [tankstation te plaats] toen een buurtbewoner hem kwam waarschuwen voor een mogelijke overval. Hij wees daarbij op een in de berm geparkeerd staande auto. Toen de buurtbewoner weg was, zag hij twee personen uit de geparkeerde auto stappen en richting kiosk lopen. Zij hadden iets over hun hoofd. Als [slachtoffer A] de boel heeft afgesloten en naar buiten loopt om een klant aan te spreken, ziet hij
die personen die hij niet constant in de gaten heeft gehouden, richting de geparkeerde auto lopen. Hij ziet de geparkeerde auto wegrijden richting Voorthuizen en ziet de buurtbewoner die hem gewaarschuwd had achter die auto aanrijden.
Getuige/buurtbewoner [getuige A] heeft verklaard3, zakelijk weergegeven, dat hij vanuit zijn woning een vreemde auto, een grijze Opel Corsa, ziet parkeren en dat de bijrijder een capuchon over zijn hoofd trekt en iets uit het dashboardkastje pakt. Hij denkt aan een overval en waarschuwt de pompbediende van het tankstation en wijst naar de twee personen die uit de richting van de grijze Opel Corsa komen lopen en beiden iets over hun hoofd hebben. Op het moment dat hij wegloopt ziet hij dat de beide personen die onderweg waren naar de kiosk zich omdraaien en wegrennen naar de geparkeerde Opel Corsa en instappen. Hij belt de politie, geeft het kenteken door en rijdt vervolgens achter de Opel Corsa aan. Als de politie de Opel Corsa laat stoppen en de inzittende uit de Opel Corsa worden gehaald, herkent hij twee van de inzittenden aan hun kleding als de personen die te voet onderweg zijn geweest naar de kiosk. De bestuurder van de Opel Corsa is niet een van de personen die onderweg geweest zijn naar de kiosk.
Getuige [getuige B] (vrouw van [getuige A]) heeft verklaard4, zakelijk weergegeven, dat zij op 20 maart 2011 vanuit hun woning een grijze auto ziet stilstaan aan de overkant van de weg. Zij ziet achter in de auto een persoon zitten met een capuchon over zijn hoofd en een zonnebril op. Zij ziet dat de bijrijder een"overvalding" over zijn hoofd doet en over zijn gezicht trekt, een capuchon opzet en een zonnebril opdoet. Zij noteert het kenteken
[kenteken] Aan de kant van de pomp ziet zij twee personen, die zij aan hun hoofden herkent als de bijrijder en de passagier achterin, richting benzinepomp lopen. Op een gegeven moment ziet zij dat die twee personen zich omdraaien en met versnelde pas teruglopen naar de grijze auto, instappen en richting Voorthuizen rijden. Haar man rijdt achter deze auto aan.
Verdachte heeft verklaard5, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011 met zijn grijze Opel Corsa naar de woning van [medeverdachte B] is gereden om daar te chillen. Daar was [medeverdachte C] ook. Hij hoorde [medeverdachte B] en [medeverdachte C] zeggen dat zij het plan hadden om mensen te beroven bij pinautomaten. Zij vroegen of hij ook mee wilde doen. Ofschoon hij dit niet wilde, is hij vervolgens met hen in zijn auto gaan rijden langs pinautomaten in Ermelo. [medeverdachte C] zat voorin op de passagiersstoel en [medeverdachte B] zat achterin. Bij de ene pinautomaat stond niemand, bij de andere een man met een auto. Hij is toen doorgereden.
Toen hij onderweg in Putten moest tanken en na het afrekenen weer in de auto was gestapt vertelde hij tegen [medeverdachte B] en [medeverdachte C] dat de man alleen in het tankstation stond. Hij is daar weggereden en is langs een straat in de buurt gestopt en ze stonden daar een tijdje stil. Hij hoorde [medeverdachte C] zeggen dat ze er met zijn tweeën heen gingen en zag dat [medeverdachte C] en [medeverdachte B] hun capuchon opdeden, uitstapten en richting tankstation liepen. Hij zag ze na ongeveer drie minuten weer teruglopen en instappen en hoorde een van beiden zeggen: "We doen het toch maar niet, want ik zag mensen".
Medeverdachte [medeverdachte C] heeft verklaard6, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011 samen met [verdachte A] in de woning van [medeverdachte B] was. [medeverdachte B] kwam met het idee een overval te plegen. Toen ze bij de pinautomaten jonge mensen zagen, besloten ze om het niet te doen. In Putten moest [verdachte A] tanken. Toen [verdachte A] in de kiosk was zei [medeverdachte B]: "We kunnen ook hiernaartoe gaan". Hij durfde geen nee te zeggen. [medeverdachte B] en hij stapten uit de auto. Hij had zijn capuchon op zodat zijn gezicht niet goed te zien was en handschoenen aan voor de vingerafdrukken. [medeverdachte B] had de capuchon van zijn vest op en een zonnebril op. [medeverdachte C] gaf [medeverdachte B] het mes dat in het dashboardkastje lag.
Toen ze uitstapten zag [medeverdachte C] een vrouw en een man buiten het tankstation staan. Dit was dezelfde vrouw die hen in het straatje had gezien. Ze keken hun kant op en waren over hen aan het praten. Hierop besloten zij om terug te gaan naar de auto waar [verdachte A] nog steeds inzat en naar huis te rijden. Ze hadden afgesproken dat ze de buit met zijn drieën delen.
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard7, zakelijk weergegeven, dat [medeverdachte C] dat weekend bij hem logeerde. Op 20 maart 2011 kwam [verdachte A], "[bijnaam verdachte A]" genaamd bij hem chillen. [medeverdachte B] en [medeverdachte C] hadden het er toen al over gehad om iemand te beroven bij een pinautomaat. Toen [verdachte A] er was hebben ze dit ook nog besproken en besproken wie wat zou doen. [verdachte A] zou de auto besturen. [medeverdachte B] zou achterin de boel in de gaten houden en [medeverdachte C] zou de mensen bedreigen. Van de buit zou degene die op de uitkijk stond zou het minste krijgen en de chauffeur [verdachte A] het meeste. [medeverdachte C] heeft een mes uit de woning van [medeverdachte B] meegenomen en zat voorin op de passagiersstoel. [medeverdachte B] is achterin gestapt. Hij wist dat [verdachte A] nog een mes in zijn dashboardkastje had. Ze zijn langs de pinautomaten gereden, maar toen ze niet een ouder iemand zagen die lopend was, zagen ze ervan af.
Onderweg moest [verdachte A] tanken. Toen hij op een gegeven moment weer terugkwam zei hij dat er maar één man stond die je zo kon overvallen of zoiets. Ze zijn vervolgens naar een zijstraat gereden en hebben gekeken en overleg gehad hoe ze het zouden doen. [medeverdachte B] ziet dat [medeverdachte C] een bivakmuts op doet. Als ze zien dat er een vrouw naar buiten komt lopen rijden ze weg. Even later besloten ze het nog een keer te proberen. [medeverdachte C] haalt [medeverdachte B] over om mee te gaan. Zij stappen samen uit en doen hun capuchon op om niet herkend te worden. [medeverdachte B] zet zijn zonnebril op. Samen lopen zij richting tankstation. Op 15 tot 20 meter afstand van het tankstation ziet verdachte dat de man uit het tankstation naar de vrouw loopt, die hen eerder heeft gezien. [medeverdachte B] zegt tegen [medeverdachte C] dat dit niet goed is en dat ze weg moeten gaan. Zij lopen samen terug naar de auto. In de auto zeggen ze tegen elkaar: "De mensen staan daar en we zijn betrapt".
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachten gepoogd heeft een tankstation te overvallen. Het is tot een begin van uitvoering gekomen: samen hebben zij het plan opgevat een overval te plegen en hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de buit en de taken. Verdachte bestuurde de (vlucht)auto. Nadat zij al een keer waren doorgereden, omdat er iemand uit de kiosk kwam lopen, heeft verdachte zijn auto in de nabijheid van het tankstation geparkeerd. Medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte B] zijn, nadat zij hun gezichten (deels) bedekt hadden en medeverdachte [medeverdachte B] een mes bij zich had gestoken, naar het tankstation toegelopen. Zij zijn omgedraaid op het moment dat zij dachten herkend/betrapt te zijn door de vrouw die zij eerder die dag hadden gezien. Zij zijn teruggekeerd naar de (vlucht)auto, waarin verdachte was blijven wachten.
Verweer vrijwillige terugtred
De raadsman heeft betoogd dat er geen strafbaar feit is gepleegd omdat er sprake is van
vrijwillige terugtred.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Zij overweegt daartoe dat uit de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte B] blijkt dat zij niet verder zijn gegaan en naar de auto zijn teruggekeerd, toen zij zagen, dat
de vrouw die bij het tankstation stond, dezelfde vrouw was die hen daarvoor had gezien.
Dit is naar het oordeel van de rechtbank een van buiten komende oorzaak, zodat niet van vrijwillige terugtred van deze medeverdachten gesproken kan worden.
Ook bij verdachte is daarvan geen sprake. Uit de hiervoor weergegeven verklaringen blijkt immers dat verdachte, terwijl zijn twee medeverdachten op weg waren naar het tankstation om de overval daadwerkelijk uit te voeren, hij als bestuurder van hun vluchtauto op hun terugkomst is blijven wachten.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [tankstation] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, zijnde verdachte met zijn mededaders,
-in/met een auto naar/in de directe nabijheid van voornoemd tankstation gereden, terwijl hij en zijn mededaders bivakmutsen en capuchons en daarbij een zonnenbril opdeden en ophadden en
-vervolgens bij dat tankstation zijn uitgestapt en aldus onherkenbaar gekleed zich in de richting van dat tankstation hebben begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
hij op 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A], te dwingen tot de afgifte van geld en/of enig goed van zijn/hun gading, toebehorende aan [tankstation], met zijn mededaders,
-in/met een auto naar/in de directe nabijheid van voornoemd Tankstation zijn gereden, terwijl hij en zijn mededaders bivakmutsen en capuchons en daarbij een zonnenbril opdeden en ophadden en
-vervolgens bij dat tankstation zijn uitgestapt en/of aldus onherkenbaar gekleed zich in de
richting van dat tankstation hebben begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
poging tot afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van drs. T. van den Hazel, klinisch psycholoog- psychotherapeut, van 27 juni 2011.
De psycholoog is tot de conclusie gekomen dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in een zwakbegaafd nivo van cognitieve ontwikkeling met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel. Verdachte is relatief sterk in zijn verbale prestatie, zwak in zijn aandachtsfuncties, in zijn vermogen vanuit overzicht te plannen en doelgericht te handelen.
Verdachte is beperkt in staat de situatie waarin hij verkeert te overzien, de consequenties van zijn gedrag en gedrag van anderen te beschouwen. Hij stelt zich goedgelovig en weinig kritisch op. Op het moment dat zijn vrienden het tenlastegelegde planden en uitvoerden, was verdachte bezig met andere activiteiten, overzag hij de situatie onvoldoende, ging hij uit van hun goeder trouw (eerder die middag hadden zij immers aangegeven geen overval te zullen gaan plegen). Vanuit zijn beperkingen en onachtzaamheid heeft hij pas achteraf, wanneer hij nadrukkelijk bepaald wordt bij zijn gedrag, kunnen beseffen wat hij had moeten doen om de geplande uitvoering door zijn vrienden te voorkomen.
Verdachte kan verminderd toerekeningsvatbaar geacht worden.
Met de conclusie van de psycholoog dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake de poging tot diefstal met geweld tezamen en in vereniging gepleegd en/of de poging tot afpersing tezamen en in vereniging gepleegd zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Door de raadsman is aangevoerd dat gelet op de persoon van verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest of een werkstraf met een voorwaardelijk deel op zijn plaats is.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn medeverdachten geprobeerd hebben een tankstation te overvallen.
Dit delict behoort tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij met uitzondering van verkeersdelicten niet eerder voor een feit als dit met politie en justitie in aanraking is geweest. Voorts wordt door de rechtbank in gelijke zin met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en jeugdige leeftijd rekening gehouden.
In het rapport van de reclassering van 22 juli 2011 wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting.
Alles afwegende zal de rechtbank de eis van de officier van justitie niet volgen en is zij van oordeel dat gelet op de persoon van verdachte naast een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf van na te melden duur passend is.
Met het voorwaardelijk deel van de straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Deze voorwaardelijke straf maakt ook een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd stellen.
In beslag genomen voorwerpen
De rechtbank heeft te beslissen ter zake van de in beslag genomen auto (Opel Corsa, kleur grijs), bestek, broodmes, usb-stick, zwarte muts, handschoenen, audioplayer en mobiele telefoon (merk Samsung Star).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kledingstukken verbeurdverklaard dienen te worden en het bestek en het broodmes ontrokken dienen te worden aan het verkeer.
Voor zover de overige voorwerpen nog niet teruggegeven zijn, mogen deze wat betreft de officier van justitie terug naar de eigenaar.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle inbeslaggenomen voorwerpen teruggegeven dienen te worden aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen bestek en broodmes dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Het bestek en broodmes zijn is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane misdrijf, aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en niet teruggegeven muts en handschoenen dienen te worden verbeurdverklaard, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwerpen verdachte toebehoren, terwijl het bewezenverklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan of voorbereid. Bij deze beslissing heeft de rechtbank gelet op de draagkracht van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat, nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, de teruggave kan worden gelast van de auto, de mobiele telefoon, de usb-stick en de audioplayer aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 45, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
poging tot afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 282 (tweehonderdtweeëntachtig) dagen;
* beveelt, dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 180 (eenhonderdentachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet naleeft;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt behandeling in een "SGLVG"-behandelvoorziening "Wier" (St. Altrecht), Den Dolder en/of behandeling/begeleiding bij Stichting Philadelphia of soortgelijke instelling, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich volgens afspraken die met hem gemaakt zullen worden door de toezichthouder, zal melden bij de reclassering voor door de reclassering bepaalde perioden, zo frequent als de reclassering dat gedurende deze perioden nodig acht;
- dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 (eenhonderdentachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen , te weten:
- bestek en een broodmes;
* verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- muts en handschoenen;
* gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen nog niet teruggeven voorwerpen, te weten:
- een auto (Opel Corsa, kleur grijs);
- mobiele telefoon, merk Samsung, type Star;
- usb-stick;
- audioplayer;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis;
Aldus gewezen door mr. Van Valderen, voorzitter, mr. Van der Hooft en mr. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2012.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0611-2011037223, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 25 maart 2011.
2 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer A], p. 213-214
3 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige A], p. 216-219
4 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige B], p. 220-221
5 proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte A], p. 226-227
6 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte C], p. 256-257
7 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte B], p.240-242