RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940151-11
Uitspraak d.d.: 28 februari 2012
Tegenspraak - oip
[verdachte C],
geboren te [plaats op 1992],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. Fleuren, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [tankstation] en/of [slachtoffer A], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A] en/of
zijn medewerker(s), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, zijnde verdachte met een of meer van
zijn mededader(s), althans alleen
-in/met een auto naar/in de direkte nabijheid van voornoemd tankstation is
gereden, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (bivak)mutsen en/of capuchons
en/of (daarbij) een zonnenbril(len) opde(e)d(en)/opzette(n) en/of ophad(den)
en/of (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkend(e) scherp(e) en/of
puntig(e) voorwerp(en) aan hem -verdachte- en/of zijn mededader(s) gaf/
gaven/aanreikte(n) en/of
-vervolgens bij dat tankstation is uitgestapt en/of aldus (onherkenbaar)
gekleed en/of met (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherp(e)
en/of puntig(e) voorwerp(en) in de hand(en) zich in de richting van dat
tankstation heeft begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
hij op of omstreeks 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A], althans een of meer medewerker(s) van die [slachtoffer A] te dwingen tot de
afgifte van geld en/of enig goed van zijn/hun gading, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
-in/met een auto naar/in de direkte nabijheid van voornoemd Tankstation is
gereden, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (bivak)mutsen en/of capuchons
en/of (daarbij) een zonnenbril(len) opde(e)d(en)/opzette(n) en/of ophad(den)
en/of (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkend(e) scherp(e) en/of
puntig(e) voorwerp(en) aan hem -verdachte- en/of zijn mededader(s)
gaf/gaven/aanreikte(n) en/of
-(vervolgens) bij dat tankstation is/zijn uitgestapt en/of aldus
(onherkenbaar) gekleed en/of met (een) mes(sen), althans (een) daarop
gelijkende scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in de hand(en) zich in de
richting van dat tankstation heeft/hebben begeven, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 20 maart 2011 krijgt de politie de melding van een verdachte situatie bij het Gulf tankstation aan de Voorthuizerstraat in de gemeente Putten. Een getuige heeft gezien dat drie mannen een soort masker op hun hoofd deden en richting tankstation liepen. Nadat de getuige de tankstationbediende heeft gewaarschuwd zijn de drie mannen in een grijze Opel Corsa weggereden. Kort hierna worden de inzittenden van de auto door de politie staande gehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de poging tot diefstal met geweld tezamen en in vereniging gepleegd en/of de poging tot afpersing tezamen en in vereniging gepleegd. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen toegelicht en opgesomd. Volgens haar is er geen sprake van vrijwillige terugtred.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is bepleit dat er sprake is van vrijwillige terugtred en dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen. Door de raadsman is met name gewezen op de verklaringen van verdachte (p. 74), aangever [slachtoffer A] ( p. 45, 4de alinea), de getuigen [getuige A] (p. 50, 1ste alinea) en [getuige B] (p.53, 5de alinea) en medeverdachte [medeverdachte B] (p. 88), inhoudende dat - kort samengevat - de overvallers zijn teruggelopen richting de geparkeerde auto en zijn weggereden voordat zij in het tankstation zijn geweest. Volgens de raadsman kan gelet op deze verklaringen maar één conclusie worden getrokken, namelijk dat verdachte en zijn medeverdachte uit zichzelf besloten hebben het tankstation niet te beroven.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard2, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011 werkzaam was als pompbediende in de kiosk van het [tankstation te plaats] toen een buurtbewoner hem kwam waarschuwen voor een mogelijke overval. De buurtbewoner wees daarbij op een in de berm geparkeerd staande auto met inzittenden die zich verdacht gedroegen. Toen de buurtbewoner weg was, zag aangever twee personen uit de geparkeerde auto stappen en richting kiosk lopen. Zij hadden iets over hun hoofd. Aangever [slachtoffer A] sloot de kiosk af en liep naar buiten loopt om een klant aan te spreken. Hij zag dat die twee personen die hij niet constant in de gaten had gehouden, richting de geparkeerde auto liepen. Hij zag de geparkeerde auto wegrijden richting Voorthuizen en zag de buurtbewoner die hem gewaarschuwd had achter die auto aanrijden.
Getuige/buurtbewoner [getuige A] heeft verklaard3, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011vanuit zijn woning een vreemde auto, een grijze Opel Corsa, zag parkeren en dat de bijrijder een capuchon over zijn hoofd trok en iets uit het dashboardkastje pakte. Hij dacht aan een overval en waarschuwde de pompbediende van het tankstation en wees naar de twee personen die uit de richting van de grijze Opel Corsa komen lopen en beiden iets over hun hoofd hadden. Op het moment dat hij wegliep zag hij dat de beide personen die onderweg waren naar de kiosk zich omdraaiden en wegrenden naar de geparkeerde Opel Corsa en instapten. Hij heeft de politie gebeld, het kenteken doorgegeven en is vervolgens achter de Opel Corsa aangereden. Toen de politie de Opel Corsa liet stoppen en de inzittenden uit de Opel Corsa werden gehaald, herkende getuige twee van de inzittenden aan hun kleding als de personen die te voet onderweg waren geweest naar de kiosk. De bestuurder van de Opel Corsa was niet een van de personen die onderweg was geweest naar de kiosk
Getuige [getuige B] (vrouw van [getuige A]) heeft verklaard4, zakelijk weergegeven, dat zij op 20 maart 2011 vanuit hun woning een grijze auto zag stilstaan aan de overkant van de weg. Zij zag achter in de auto een persoon zitten met een capuchon over zijn hoofd en een zonnebril op. Zij zag dat de bijrijder een "overvalding" over zijn hoofd deed en over zijn gezicht trok, een capuchon opzette en een zonnebril opdeed. Zij noteerde het kenteken [kenteken]. Aan de kant van de pomp zag zij twee personen, die zij aan hun hoofden herkende als de bijrijder en de passagier achterin, richting benzinepomp lopen. Op een gegeven moment zag zij dat die twee personen zich omdraaiden en met versnelde pas terugliepen naar de grijze auto, instapten en richting Voorthuizen reden. Haar man reed achter deze auto aan.
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard5, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011 met zijn grijze Opel Corsa naar de woning van [medeverdachte B] is gereden om daar te chillen. Daar was [verdachte C] (verdachte) ook. Hij hoorde [medeverdachte B] en [verdachte C] zeggen dat zij het plan hadden om mensen te beroven bij pinautomaten. Zij vroegen of hij ook mee wilde doen. Ofschoon hij dit niet wilde, is hij vervolgens met hen in zijn auto gaan rijden langs pinautomaten in Ermelo.
[verdachte C] zat voorin op de passagiersstoel en [medeverdachte B] zat achterin. Bij de ene pinautomaat stond niemand, bij de andere een man met een auto. Hij is toen doorgereden.
Toen hij onderweg in Putten moest tanken en na het afrekenen weer in de auto was gestapt vertelde hij tegen [medeverdachte B] en [verdachte C] dat de man alleen in het tankstation stond. Hij is daar weggereden en is in een straat in de buurt gestopt waar ze een tijdje stilstonden. Hij hoorde [verdachte C] zeggen dat ze er met zijn tweeën heen gingen en zag dat [verdachte C] en [medeverdachte B] hun capuchon opdeden, uitstapten en richting tankstation liepen. Hij zag ze na ongeveer drie minuten weer teruglopen en instappen en hoorde een van beiden zeggen: "We doen het toch maar niet, want ik zag mensen".
Verdachte heeft verklaard6, zakelijk weergegeven, dat hij op 20 maart 2011 samen met [medeverdachte A] in de woning van [medeverdachte B] was. [medeverdachte B] kwam met het idee een overval te plegen op oudere mensen bij een pinautomaat. Toen ze bij de pinautomaten jonge mensen zagen, besloten ze om het niet te doen. In Putten moest [medeverdachte A] tanken. Toen [medeverdachte A] in de kiosk was, zei [medeverdachte B]: "We kunnen ook hiernaartoe gaan". Hij durfde geen nee te zeggen. [medeverdachte B] en hij stapten uit de auto. Hij had zijn capuchon op zodat zijn gezicht niet goed te zien was en handschoenen aan voor de vingerafdrukken.
[medeverdachte B] had de capuchon van zijn vest op en een zonnebril op. Hij gaf [medeverdachte B] het mes dat in het dashboardkastje lag. Toen ze uitstapten zag hij een vrouw en een man buiten het tankstation staan. Dit was dezelfde vrouw die hen in het straatje had gezien. Ze keken hun kant op en waren over hen aan het praten. Hierom besloten zij om terug te gaan naar de auto waar [medeverdachte A] nog steeds inzat en zijn naar huis gereden. Ze hadden afgesproken de buit met zijn drieën zouden delen.
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard7, zakelijk weergegeven, dat [verdachte C] dat weekend bij hem logeerde. Op 20 maart 2011 kwam [medeverdachte A], "[bijnaam medeverdachte A]" genaamd, bij hem chillen. [verdachte C] en hij hadden het er toen al over gehad om iemand te beroven bij een pinautomaat. Toen [medeverdachte A] er was hebben ze dit ook nog besproken en besproken wie wat zou doen. [medeverdachte A] zou de auto besturen. Hij, [medeverdachte B], zou achterin de boel in de gaten houden en [verdachte C] zou de mensen bedreigen. Van de buit zou degene die op de uitkijk stond het minste krijgen en de chauffeur [medeverdachte A] het meeste. [verdachte C] heeft een mes uit zijn woning meegenomen en zat voorin op de passagiersstoel. Hij is achterin gestapt. Hij wist dat [medeverdachte A] nog een mes in zijn dashboardkastje had. Ze zijn langs de pinautomaten gereden, maar toen ze niet een ouder iemand zagen die lopend was, zagen ze ervan af.
Onderweg moest [medeverdachte A] tanken. Toen hij op een gegeven moment weer terugkwam zei hij dat er maar één man stond die je zo kon overvallen of zoiets. Ze zijn vervolgens naar een zijstraat gereden en hebben gekeken en overleg gehad hoe ze het zouden doen. Hij zag dat [verdachte C] een bivakmuts opdeed. Toen ze zagen dat een vrouw naar buiten kwam lopen zijn ze weggereden. Even later besloten ze het nog een keer te proberen. [verdachte C] haalde hem over om mee te gaan. Zij stapten samen uit en deden hun capuchon op om niet herkend te worden. Hij zette zijn zonnebril op. Samen liepen ze richting tankstation. Op 15 tot 20 meter afstand van het tankstation zag hij dat de man uit het tankstation naar de vrouw liep, die hen eerder had gezien. Hij zei tegen [verdachte C] dat dit niet goed was en dat ze weg moesten gaan. Zij liepen samen terug naar de auto. In de auto zeiden ze tegen elkaar: "De mensen staan daar en we zijn betrapt".
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachten gepoogd heeft een tankstation te overvallen. Het is tot een begin van uitvoering gekomen: samen hebben zij het plan opgevat een overval te plegen en hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de buit en de taken. Medeverdachte [medeverdachte A] bestuurde de (vlucht)auto. Nadat zij al een keer waren doorgereden, omdat er iemand uit de kiosk kwam lopen, heeft medeverdachte [medeverdachte A] zijn auto in de nabijheid van het tankstation geparkeerd. Verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte B] zijn, nadat zij hun gezichten (deels) bedekt hadden en medeverdachte [medeverdachte B] een mes bij zich had gestoken, naar het tankstation toegelopen. Zij zijn omgedraaid op het moment dat zij dachten herkend/betrapt te zijn door de vrouw die zij eerder die dag hadden gezien.
Verweer vrijwillige terugtred
De raadsman heeft betoogd dat er geen strafbaar feit is gepleegd omdat er sprake is van
vrijwillige terugtred.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Zij overweegt daartoe dat uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] blijkt dat zij niet verder zijn gegaan en naar de auto zijn teruggekeerd, toen zij zagen, dat
de vrouw die bij het tankstation stond, dezelfde vrouw was die hen daarvoor had gezien.
Dit is naar het oordeel van de rechtbank een van buiten komende oorzaak, zodat niet van
vrijwillige terugtred gesproken kan worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [tankstation] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, zijnde verdachte met zijn mededaders,
-in/met een auto naar/in de directe nabijheid van voornoemd tankstation gereden, terwijl hij en zijn mededaders bivakmutsen en capuchons en daarbij een zonnenbril opdeden en ophadden en
-vervolgens bij dat tankstation zijn uitgestapt en aldus onherkenbaar gekleed zich in de richting van dat tankstation hebben begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
hij op 20 maart 2011 in de gemeente Putten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A], te dwingen tot de afgifte van geld en/of enig goed van zijn/hun gading, toebehorende aan [tankstation], met zijn mededaders,
-in/met een auto naar/in de directe nabijheid van voornoemd Tankstation zijn gereden, terwijl hij en zijn mededaders bivakmutsen en capuchons en daarbij een zonnenbril opdeden en ophadden en
-vervolgens bij dat tankstation zijn uitgestapt en/of aldus onherkenbaar gekleed zich in de
richting van dat tankstation hebben begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
poging tot afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, van 06 september 2011.
De psycholoog Kobussen is tot de conclusie gekomen dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake is geweest van een gebrekkige cognitieve en emotionele ontwikkeling. Verdachte functioneert op licht zwakzinnig niveau en er is sprake van een reactieve hechtingsstoornis. Ook is bij verdachte een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit gediagnosticeerd. Verdachtes vermogen tot oordeel en kritiek is in sterke mate beïnvloed door deze psychopathologie. Gezien de ernst en hardnekkigheid van de problematiek zal de kans op herhaling groot blijven volgens de deskundige.
Het idee om een tankstation te overvallen is in een opwelling ontstaan en verdachte is door de beschreven problematiek onvoldoende in staat geweest de ernst en de gevolgen van zijn handelen in te zien. Mocht er enige twijfel of terughoudendheid bij verdachte hebben bestaan, zal deze door zijn beïnvloedbaarheid en subassertiviteit niet voldoende remming hebben kunnen zorgen om het tenlastegelegde te voorkomen.
Geconcludeerd wordt door de psycholoog Kobussen voorts dat verdachte ten tijde van het incident sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Met deze conclusie van de psycholoog Kobussen kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake de poging tot diefstal met geweld tezamen en in vereniging gepleegd en/of de poging tot afpersing tezamen en in vereniging gepleegd zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Door de raadsman is aangevoerd dat gelet op de persoon van verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest of een werkstraf met een voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde zoals door de reclassering geadviseerd, op zijn plaats is.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn medeverdachten geprobeerd hebben een tankstation te overvallen.
Dit delict behoort tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, alsmede met diens jeugdige leeftijd.
Alles afwegende zal de rechtbank de eis van de officier van justitie niet volgen en is zij van oordeel dat gelet op de persoon van verdachte naast een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf van na te melden duur passend is. De kans op recidive is door de psycholoog Kobussen groot geacht. Na het onderhavige incident is verdachte alweer tweemaal met justitie in aanraking gekomen. Met de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Deze voorwaardelijke straf maakt ook een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk. In dit verband geldt dat de rechtbank met de deskundige Kobussen voornoemd en de reclassering (rapport van 9 februari 2012) van oordeel is, dat gezien de directe samenhang van de gedragsproblematiek met het delictgedrag van verdachte, behandeling in een forensisch psychiatrische polikliniek, zoals Kairos, noodzakelijk is. Voorts dat mocht deze behandeling niet tot het gewenste resultaat leiden verdachte zal moeten deelnemen aan door de reclassering geadviseerde gedragsinterventie. Een en ander leidt ertoe dat de bijzondere voorwaarden als na te melden door de rechtbank zullen worden gesteld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
poging tot afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 282 (tweehonderdtweeëntachtig) dagen;
* beveelt, dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 180 (eenhonderdentachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet naleeft;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt behandeling in een forensisch psychiatrische polikliniek, zoals Kairos of soortgelijke instelling, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat indien de behandeling binnen de forensisch psychiatrische kliniek niet het gewenste effect zal behalen, veroordeelde zal moeten deelnemen aan de Cognitieve vaardigheidstraining + (CoVa+);
- dat veroordeelde zich binnen tien werkdagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis moet melden bij Reclassering Nederland te Nijmegen, St. Jorisstraat 72, voor door de reclassering bepaalde perioden, zo frequent als de reclassering dat gedurende deze perioden nodig acht;
- dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 (eenhonderdentachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis;
Aldus gewezen door mr. Van Valderen, voorzitter, mr. Van der Hooft en mr. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2012.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0611-2011037223, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 25 maart 2011.
2 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer A], p. 213-214
3 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige A], p. 216-219
4 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige B], p. 220-221
5 proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte A], p. 226-227
6 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte C], p. 256-257
7 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte B], p.240-242