RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
meervoudige kamer
parketnummer: 06/850800-10
datum uitspraak: 29 februari 2012
tegenspraak/dip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1966],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. N.G. Cornelissen, advocaat te Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 augustus 2010, buiten de bebouwde kom van Laren, gemeente Lochem, althans in de gemeente Lochem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Mitsubishi Outlander, kenteken [kenteken]), zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Rijksweg N332 (ongeveer ter hoogte van hectometerpaal 24),
hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl het op dat moment daglicht was en/of droog en helder weer en/of er geen omstandigheden waren die het uitzicht voor verdachte op enigerlei wijze belemmerden, en/of
- terwijl de Rijksweg N332 over na te noemen afstand, althans ter hoogte van hectometerpaal 24, een (nagenoeg) rechte weg is,
- over een afstand van een of meer kilometer(s), althans over een lang(ere) afstand slingerend heeft gereden en/of niet, althans onvoldoende heeft gelet op het overige verkeer en/of het weggedeelte voor hem en/of
- zijn motorrijtuig niet, althans onvoldoende onder controle heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte met de rechterzijde van het door hem bestuurde motorrijtuig eenmaal of meermalen bijna in de (rechter-)berm terecht is gekomen en/of (te ver) naar links heeft gestuurd en/of (daarbij) een (dubbele) doorgetrokken streep heeft overschreden, en aldus heeft
gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 76 lid 1 van het RVV 1990, en/of
- niet dan wel onvoldoende rechts heeft gehouden, zoals bedoeld in artikel 3 van het RVV 1990,
en/of (vervolgens) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en is gebotst, althans is aangereden tegen een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto Nissan Micra, kenteken [kenteken]),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer A], bestuurder van genoemde Nissan Micra) werd gedood;
hij op of omstreeks 22 augustus 2010, buiten de bebouwde kom van Laren, gemeente Lochem, althans in de gemeente Lochem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Mitsubishi Outlander, kenteken [kenteken]), heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg N332 (ongeveer ter hoogte van hectometerpaal 24), waarbij verdachte,
- terwijl het op dat moment daglicht was en/of droog en helder weer en/of er geen omstandigheden waren die het uitzicht voor verdachte op enigerlei wijze belemmerden, en/of
- terwijl de Rijksweg N332 over na te noemen afstand, althans ter hoogte van hectometerpaal 24, een (nagenoeg) rechte weg is,
- over een afstand van een of meer kilometer(s), althans over een lang(ere) afstand slingerend heeft gereden en/of niet, althans onvoldoende heeft gelet op het overige verkeer en/of het weggedeelte voor hem en/of
- zijn motorrijtuig niet, althans onvoldoende onder controle heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte met de rechterzijde van het door hem bestuurde motorrijtuig eenmaal of meermalen bijna in de (rechter-)berm terecht is gekomen en/of (te ver) naar links heeft gestuurd en/of (daarbij) een (dubbele) doorgetrokken streep heeft overschreden, en aldus heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 76 lid 1 van het RVV 1990, en/of
- niet dan wel onvoldoende rechts heeft gehouden, zoals bedoeld in artikel 3 van het RVV 1990, en/of (vervolgens) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en is gebotst, althans is aangereden tegen een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto Nissan Micra, kenteken [kenteken]),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Aanleiding tot het onderzoek was de melding van een aanrijding op de N332 binnen de gemeente Lochem op 22 augustus 2010 om 16.15 uur.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan de verdachte primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen. Wat betreft de mate van schuld is zij van mening dat geen sprake is geweest van roekeloos verkeersgedrag, maar van zeer onoplettend handelen. De officier van justitie heeft de bewijsmiddelen ter terechtzitting opgesomd en besproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daartoe heeft hij de omstandigheden van het geval en de toepasselijke jurisprudentie uiteengezet.
Beoordeling door de rechtbank
Op zondag 22 augustus 2010 reed verdachte samen met zijn partner in zijn personenauto, een Mitsubishi Outlander met kenteken [kenteken], over de N332 te Laren (Gld.) in de richting van Lochem.3,4 De N332 is een autoweg, die ter plaatse door twee doorgetrokken is strepen verdeeld in twee rijstroken met daartussen een groen vlak. De maximumsnelheid ter plaatse is 100 kilometer per uur. Op het moment van het ongeval was er daglicht, het was helder en droog weer en het wegdek was droog. Het zicht door de voorruit van de auto van verdachte werd niet belemmerd.5
Verdachte reed ongeveer 100 kilometer per uur.6 Getuige [getuige A] reed op dat moment met dezelfde snelheid ongeveer 50 meter achter de auto van verdachte. Hij zag dat de Mitsubishi tweemaal richting de rechterberm bewoog, zo ver dat hij bijna de berm in reed. Beide keren corrigeerde de bestuurder rustig voordat hij het gras raakte. Ongeveer een kilometer verder ging de Mitsubishi langzaam naar links en kwam deze in het groen van de middenbelijning van de weg. Weer corrigeerde de bestuurder langzaam. Niet al te lang daarna bewoog de Mitsubishi opnieuw langzaam richting de middenberm. Ditmaal corrigeerde de bestuurder niet. De auto kwam op de linker weghelft terecht en bleef verder naar links bewegen. Getuige probeerde hem met lichtsignalen te waarschuwen, maar de auto bleef verder naar links gaan en minderde geen snelheid. Getuige heeft vervolgens afgeremd omdat hij verwachtte dat dit verkeerd zou aflopen.7 Ongeveer ter hoogte van hectometerpaal 24 kwam het voertuig van verdachte terecht op de weghelft bestemd voor verkeer in tegengestelde richting (Holten) en botste daar frontaal met een hem tegemoet komende auto. Dit was een Nissan Micra met kenteken [kenteken], die werd bestuurd door [slachtoffer A]. Deze bestuurder overleed ter plaatse. De bijrijdster, [slachtoffer B], raakte zwaar gewond. Verdachte en zijn partner liepen lichte verwondingen op.8,9
Na de aanrijding werden de bandensporen van de rechter wielen van de Mitsubishi aangetroffen op een afstand van ongeveer 0,7 meter links van de linker doorgetrokken streep (gezien vanuit de rijrichting van de Mitsubishi).10
Bewijsoverweging - vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de avond vóór het ongeval twee pijpjes bier had gedronken en dat hij op die dag zelf geen alcohol had gebruikt (proces-verbaal van verhoor van verdachte van 22 augustus 2010, p. 52). Onderzoek van het bij verdachte afgenomen bloed bevestigt dit (NFI-rapport, p. 61). Verdachte verklaarde verder dat het de avond vóór het ongeval niet laat was geworden en dat hij die ochtend uitgeslapen had en fit was. 's Ochtends na het ontbijt zijn verdachte en zijn vrouw weggereden uit Purmerend om naar huis te gaan. In de buurt van Amersfoort hebben ze gepauzeerd en koffie gedronken bij een benzinepomp. Op het moment van het ongeval had verdachte maximaal een uur onafgebroken gereden (proces-verbaal van terechtzitting van 15 februari 2012). Verdachte rijdt veel (35.000 tot 40.000 kilometer per jaar) en kent de N332, omdat hij daar vaker rijdt. (Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 22 augustus 2010, p. 53).
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het rijden niet bezig was met het verwisselen van cd's of het instellen van de radio of iets dergelijks. Verdachte verklaarde verder dat hij zich van de toedracht van het ongeluk niets kan herinneren. Hij weet nog dat ze van de A1 af de provinciale weg op waren gereden en dat zijn vrouw wat wegdommelde. Het volgende dat hij zich herinnert is de klap, het tollen van de auto en het roepen en schreeuwen van zijn vrouw. Het vreet aan hem dat hij niet weet door welke oorzaak hij op de verkeerde weghelft is beland. Hij weet niet of hij in slaap is gevallen of mogelijk een black out heeft gehad, maar dit zou kunnen. Verdachte vindt het opvallend dat zijn vrouw direct na het ongeval uit de auto is gestapt, om de auto heen is gelopen en geprobeerd heeft om het portier aan zijn kant open te maken en dat hijzelf pas daarna uit de auto is gekomen (proces-verbaal van terechtzitting van 15 februari 2012).
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte zich heeft gehouden aan de ter plaatse geldende snelheidslimiet, hij niet onder invloed verkeerde van alcohol of andere verdovende middelen, hij uitgeslapen en fit was, kort tevoren nog had gerust en een kop koffie had gedronken en - voor zover na te gaan - niet bezig is geweest met handelingen die hem hebben afgeleid van het verkeer. Hoewel niet is komen vast te staan door welke oorzaak verdachte op de (voor hem) linker rijbaan terecht is gekomen, is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte roekeloos, dan wel aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gereden. Verdachte zal daarom van het hem primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Nu wel is komen vast te staan dat door het rijgedrag van verdachte het overige verkeer in gevaar is gekomen, is het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 22 augustus 2010, buiten de bebouwde kom van Laren, gemeente Lochem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Mitsubishi Outlander, kenteken [kenteken]), heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg N332, ongeveer ter hoogte van hectometerpaal 24, waarbij verdachte,
- terwijl het op dat moment daglicht was en droog en helder weer en er geen omstandigheden waren die het uitzicht voor verdachte op enigerlei wijze belemmerden, en
- terwijl de Rijksweg N332 over na te noemen afstand een nagenoeg rechte weg is,
- over een langere afstand slingerend heeft gereden en niet, althans onvoldoende heeft gelet op het overige verkeer en het weggedeelte voor hem en
- zijn motorrijtuig niet, althans onvoldoende onder controle heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte met de rechterzijde van het door hem bestuurde motorrijtuig eenmaal of meermalen bijna in de rechterberm terecht is gekomen en te ver naar links heeft gestuurd en daarbij een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden, en aldus heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 76 lid 1 van het RVV 1990, en
- niet dan wel onvoldoende rechts heeft gehouden, zoals bedoeld in artikel 3 van het RVV 1990, en vervolgens geheel op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en is gebotst tegen een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto Nissan Micra, kenteken [kenteken]), door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte (ter zake van het primair ten laste gelegde) zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uur, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 75 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en dat hij bij oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid niet zeker is van het behoud van zijn baan. Om die reden dient te worden volstaan met een voorwaardelijke rijontzegging in combinatie met een werkstraf.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft door zijn rijgedrag gevaar op de weg veroorzaakt, waardoor een frontale botsing is ontstaan met een tegenligger. Dit heeft zeer ernstige gevolgen gehad voor de beide inzittenden van de andere auto: één van hen is overleden en de ander is zwaargewond geraakt. Daarmee is aan hen en de nabestaanden van het overleden slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht. De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de ernst van deze gevolgen.
Nu geen veroordeling volgt voor de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dient aan verdachte een aanzienlijk lagere straf te worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist. Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met het feit dat hij, blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 januari 2012, niet eerder is veroordeeld ter zake enig strafbaar feit.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank verder mee dat de officier van justitie geen verklaring heeft kunnen geven voor de lange periode die is verstreken tussen de afronding van het proces-verbaal door de politie en het aanbrengen van de zaak. Verdachte is bovendien zeer kort vóór de zitting in persoon gedagvaard, terwijl hem een buitengewoon ernstig strafrechtelijk verwijt wordt gemaakt en zaken als deze in de regel zeer aangrijpend zijn voor alle betrokkenen, ook voor de verdachte. Met die omstandigheden had rekening moeten worden gehouden door bij de dagvaarding een ruimere termijn in acht te nemen dan nu is gedaan.
Uit de verklaring van verdachte blijkt verder dat de zaak ook voor verdachte en zijn vrouw zowel psychisch als financieel ingrijpende gevolgen heeft gehad. Verdachte heeft het ook nu nog zichtbaar moeilijk met het door hem veroorzaakte ongeval, de onzekerheid over de oorzaak en vooral ook de gevolgen ervan. De hevige emoties die dit bij hem en zijn echtgenote heeft teweeggebracht, hebben hem er niet van weerhouden om op zeer zorgvuldige en ingetogen wijze contact te zoeken met de nabestaanden en familie van de slachtoffers. Verdachte heeft er ter terechtzitting bovendien blijk van gegeven zich ten opzichte van hen zeer schuldig en verantwoordelijk te voelen.
Uit wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard over zijn rijstijl in de periode vóór het ongeval, het feit dat hij niet eerder vanwege verkeersdelicten met justitie in aanraking is gekomen alsmede uit de gevolgen van het ongeval en het diepe gevoel van schuld en verantwoordelijkheid van verdachte hierover, volgt geenszins de noodzaak om hem ook voor de toekomst te doordringen van het belang van voorzichtig en oplettend verkeersgedrag. Het opleggen van een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals door de officier van justitie geëist, ligt naar het oordeel van de rechtbank dan ook om die reden niet voor de hand.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank bovendien van oordeel dat het opleggen van een straf aan verdachte, in welke modaliteit ook, in dit geval nauwelijks toegevoegde waarde zou hebben. Voor zover dit uit het oogpunt van normhandhaving is vereist, kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op
- de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht, en
- de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
* verklaart niet bewezen dat verdachte het aan hem primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
subsidiair: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 (ZESTIG) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
* bepaalt, dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Van Lookeren Campagne, voorzitter, Kleinrensink en Gerbranda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Brugman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 februari 2012.
1 Als hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij proces-verbaal aanrijding, nummer PL 0633 2010124326-1, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 10 november 2010.
2 Proces-verbaal aanrijding van 10 november 2010, p. 2.
3 Proces-verbaal aanrijding van 10 november 2010, p. 2-6.
4 Proces-verbaal van VerkeersOngevalAnalyse van 31 augustus 2010, p. 12.
5 Proces-verbaal van VerkeersOngevalAnalyse d.d. 31 augustus 2010, p. 15-16, 19 en 28.
6 Proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 22 augustus 2010, p. 52.
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] van 24 augustus 2010, p. 45-46.
8 Proces-verbaal aanrijding van 10 november 2010, p. 2-6.
9 Proces-verbaal van VerkeersOngevalAnalyse van 31 augustus 2010, p. 12-13 en p. 17.
10 Proces-verbaal van VerkeersOngevalAnalyse van 31 augustus 2010, p. 15-16, p. 19 en p. 28.