RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940466-11
Uitspraak d.d.: 6 maart 2012
Tegenspraak
[verdachte],
geboren op [1966 te plaats] (Suriname),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen, HvB Nieuwersluis,
te Nieuwersluis.
Raadsman: mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 februari 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 november 2011 te Lochem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, eenmaal of meermalen heeft gestoken en/of geprikt, althans eenmaal of meermalen stekende en/of prikkende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt richting het bovenlichaam van die [slachtoffer] en/of daarbij die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd de worden: "Ik ga je kapot maken, ik ga je vermoorden" en/of "Je zoon en je dochter ga ik dood maken, ik ga ze vermoorden" en/of "Ik ga naar huis een groot mes halen", althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zij op of omstreeks 10 november 2011 te Lochem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, eenmaal of meermalen heeft gestoken en/of geprikt, althans eenmaal of meermalen stekende en/of prikkende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt richting het
bovenlichaam van die [slachtoffer] en/of daarbij die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd de worden: "Ik ga je kapot maken, ik ga je vermoorden" en/of "Je zoon en je dochter ga ik dood maken, ik ga ze vermoorden" en/of "Ik ga naar huis een groot mes halen", althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat de aan de verdachte primair tenlastegelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt in dit verband dat uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet genoegzaam is komen vast te staan dat aan de zijde van de verdachte het opzet heeft bestaan op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin. In het bijzonder wijst de rechtbank op de ontkennende verklaring van de verdachte en de geringe lengte van het door de verdachte gebezigde mes. Bovendien is de afstand tussen de verdachte en het slachtoffer in het algemeen - gelet op de verklaringen van de getuigen - zodanig geweest, dat een poging tot doodslag daar niet zonder meer uit kan worden afgeleid.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
De politie kreeg op donderdag 10 november 2011 van de regionale meldkamer de opdracht te gaan naar de kruising Koedijk / Graaf Hendriklaan te Lochem. Aldaar zouden twee vrouwen een conflict hebben, waarbij de ene vrouw de andere met een mes zou hebben gestoken. Ter plaatse gekomen troffen zij een vrouw die een snee in haar hand had. Het slachtoffer zei dat zij was aangevallen door de verdachte en dat zij door haar met een mes in haar hand was gestoken. Het slachtoffer is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair aan de verdachte tenlastegelegde poging tot doodslag. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen toegelicht en opgesomd.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte van het haar primair en subsidiair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, nu het voor poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling vereiste opzet, ook in voorwaardelijke zin, aan de zijde van de verdachte ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Op 10 november 2011 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan ter zake van poging tot doodslag, waarbij zij heeft verklaard dat zij die ochtend met de fiets op weg was naar een vriendin. Ter hoogte van de kruising van de Koedijk en de Prins Hendriklaan werd zij verrast door de verdachte die voor haar fiets sprong. De verdachte riep tegen haar: "Ik ga je kapot maken, ik ga je vermoorden", "Je zoon en dochter ga ik doodmaken, ik ga ze vermoorden" en "Ik ga naar huis een groot mes halen". [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zag dat de verdachte, die op hooguit een meter afstand stond, in haar rechterhand een mes vasthield en met dat mes steekbewegingen in de richting van haar hals maakte. Bij één van die steekbewegingen is [slachtoffer] in de linkerhand geraakt.2
De verdachte heeft verklaard dat zij op 10 november 2011 op een bankje zat toen zij het slachtoffer in de buurt van de Koedijk zag fietsen. Zij is opgestaan en in de richting van het slachtoffer gelopen. Vervolgens heeft zij tegen het slachtoffer gezegd dat zij moest stoppen en nadat het slachtoffer haar had laten weten dat zij op moest donderen heeft zij de fiets aan de voorkant vastgepakt. De verdachte heeft verklaard dat zij met het slachtoffer wilde praten en dat het haar op een gegeven moment teveel werd, waarop zij een fruitmes uit haar tas heeft gehaald en het slachtoffer daarmee op haar vinger heeft geslagen. Zij weet niet hoe vaak zij met het mes heeft geslagen, zij was heel boos en heeft het slachtoffer links en rechts met het mes geslagen. Ook heeft de verdachte verklaard dat zij heeft geschreeuwd dat zij een groter mes zou ophalen.3
De getuige [getuige A] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat een vrouw naar een fietsende vrouw toeliep en haar tot stoppen dwong en de vrouw die van de stoep afkwam (de rechtbank begrijpt: verdachte) een mes in haar hand had. Vervolgens maakte de vrouw met het mes één stekende beweging in de richting van de romp van de vrouw met de fiets. De afstand tussen beide vrouwen betrof ongeveer een meter en de vrouw met de fiets stond met één hand naar voren om zich af te weren.4
De getuige [getuige B] heeft verklaard dat de vrouwen die een conflict hadden een eindje van elkaar af stonden. Hij hoorde dat zij verbaal tegen elkaar tekeer gingen. Voorts heeft voornoemde getuige verklaard dat de lange vrouw (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer) een kleine snijwond aan haar linkerhand had en dat de kleine vrouw (de rechtbank begrijpt: de verdachte) een mes in haar hand had.5
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De stelling van de raadsman dat het voor genoemd feit vereiste (voorwaardelijk) opzet ontbreekt, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de bewijsmiddelen. Verdachte heeft immers door haar handelen, te weten het steken en/of zwaaien met een mes in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Dat het bij een verwonding aan de hand van het slachtoffer is gebleven, is niet aan verdachte te danken en neemt niet weg dat er in het onderhavige geval sprake is van een poging tot zware mishandeling, zodat de rechtbank aan het verweer van de raadsman voorbij gaat.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de haar subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 10 november 2011 te Lochem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt richting het bovenlichaam van die [slachtoffer] en daarbij die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd de worden: "Ik ga je kapot maken, ik ga je vermoorden" en "Je zoon en je dochter ga ik dood maken, ik ga ze vermoorden" en "Ik ga naar huis een groot mes halen", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van de verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een Pro Justitia rapport van drs. H.E.W. Koornstra, psycholoog, van
13 februari 2012.
In dit rapport wordt - onder meer - het volgende geconstateerd:
Betrokkene is een zwakzinnige en zwaar getraumatiseerde vrouw. Er is sprake van een complexe Post Traumatische Stress Stoornis (hierna: PTSS), een beeld dat kan ontstaan na langdurige blootstelling aan langdurig en herhaald trauma, aan de totale controle van een ander, en kan leiden, zoals in het geval van betrokkene, tot persoonlijkheidsveranderingen in de zin van veranderingen in de emotionele regulatie, in cognities, in het zelfbeeld, in de waarneming en in de relaties met anderen. Hierbij gaat het om explosieve of ingehouden woede, dissociatieve symptomen, het gevoel anders te zijn dan anderen, gevoelens van wraak en wantrouwen jegens anderen.
De haar tenlastegelegde feiten, kennen een duidelijk verband met de problematiek. De complexe PTSS heeft in combinatie met de cognitieve beperkingen van betrokkene geleid tot een buitengewoon kwetsbare persoonlijkheidsconstellatie; de draagkracht van betrokkene is zeer beperkt en enige adequate stresshantering is amper aanwezig. Geadviseerd wordt betrokkene ten tijde van het haar tenlastegelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Met de conclusie van de psycholoog dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde (poging tot doodslag) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het Pro Justitia rapport van
13 februari 2012.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het haar tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. In het geval dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zou komen, verzoekt de raadsman een gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen die ten hoogste gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, eventueel in combinatie met een aanzienlijk voorwaardelijk deel of een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich - naar aanleiding van een beweerd conflict met haar (ex) schoonzus - schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een mes stekende en/of zwaaiende bewegingen te maken in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer]. Door aldus te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien veroorzaakt een feit als het onderhavige, dat bovendien plaatsvond op de openbare weg, ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van voornoemd Pro Justitia rapport, opgemaakt door drs. H.E.W. Koornstra, psycholoog, inhoudende onder meer de conclusie dat de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Voorts wordt geadviseerd verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden onder supervisie van de reclassering onder begeleiding te stellen van VGGnet, psychiatrie en verstandelijke beperking om de complexe PTSS te behandelen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het Reclasseringsadvies van
17 januari 2012. Hierin wordt ook geadviseerd reclasseringstoezicht op te leggen,
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 10 november 2011 niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft in hetgeen in voornoemd Pro Justitia rapport omtrent de persoon van de verdachte is vermeld, in het bijzonder met betrekking tot de mate van de toerekenbaarheid, alsmede gelet op de opmerking in bedoeld rapport dat de huidige detentie geenszins bijdraagt aan het welzijn van de verdachte, aanleiding gezien van deze oriëntatiepunten af te wijken. Echter, een straf gelijk aan het voorarrest zoals door de verdediging bepleit, acht de rechtbank gelet op de voor de uitvoering van de op te leggen bijzondere voorwaarden en gelet op de ernst van het feit, niet passend.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met na te noemen bijzondere voorwaarden een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 1.028,96 (€ 28,96 aan materiële schade en € 1.000,- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door en namens de verdachte niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schade valt aan te merken als schade die rechtstreeks aan de benadeelde partij is toegebracht als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde feit en dat deze post genoegzaam is onderbouwd. Dit onderdeel van de vordering, met een totaalbedrag van € 28,96, is derhalve toewijsbaar. De wettelijke rente over de genoemde materiële schade zal worden toegewezen vanaf de dag van het indienen van de vordering, te weten 23 januari 2012.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er gezien het letsel immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,-.
De wettelijke rente over de genoemde immateriële schade zal worden toegewezen vanaf de dag van het schadeveroorzakend feit, te weten 11 november 2011.
Ten aanzien van het meer gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Dit deel van de vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank met inachtneming van het bovenstaande vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal € 528,96 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Poging tot zware mishandeling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderd (200) dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot vijfenzestig (65) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee (2) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door VGGnet, psychiatrie en verstandelijke beperking of soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van die zullen worden gegeven;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van subsidiaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2011, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van subsidiaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 28,96, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2012, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van in totaal € 528,96, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf voornoemde data met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 (tien) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan deze benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf;
Aldus gewezen door mr. Kleinrensink, voorzitter, mr. Heenk en mr. Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Wegter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0630 2011158471, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Oude IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 30 november 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte, p. 23-27
3 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 76-81
4 Proces-verbaal verhoor getuige, p. 35-37
5 Proces-verbaal verhoor getuige, p. 38-40