ECLI:NL:RBZUT:2012:BV9841

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940469
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. van Valderen
  • M. Knoop
  • A. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dader na recidive bij winkeldiefstal

Op 9 maart 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 11 november 2011 een winkeldiefstal heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1969 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vrouwen Breda, heeft een jas weggenomen uit een kledingwinkel. Ondanks eerdere veroordelingen en een voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD), bleef de verdachte recidiveren. De rechtbank oordeelde dat eerdere behandelingen en begeleiding niet effectief waren geweest en dat de verdachte niet in staat was om zich aan de voorwaarden te houden.

De officier van justitie vorderde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, waarbij werd gesteld dat een voorwaardelijke straf onvoldoende waarborg biedt voor een succesvolle behandeling. De rechtbank volgde dit advies en legde de ISD-maatregel op, waarbij werd benadrukt dat de veiligheid van de maatschappij in het geding was. De rechtbank achtte de maatregel passend en noodzakelijk, gezien de ernstige verslavingsproblematiek van de verdachte en het hoge recidiverisico.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat het bewezen verklaarde feit, diefstal, als misdrijf kwalificeert. De beslissing om de ISD-maatregel op te leggen werd onderbouwd door de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit bleek dat zij in het verleden meermaals was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook bepaald dat er een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden na één jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940469-11
Uitspraak d.d.: 9 maart 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Vrouwen Breda, te Breda.
Raadsman: S. Burmeister advocaat te Amsterdam
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 februari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 november 2011 te [plaats] met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1 jas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende het aan de [adres] aldaar gevestigde
winkelbedrijf [kledingwinkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 11 november 2011 kreeg de politie de melding dat een winkeldief op heterdaad was aangehouden. Bij het verlaten van de winkel was de detectiepoort afgegaan en bleek dat de vrouw een jas uit de winkel onder haar kleding had. Verdachte is door het winkelpersoneel aan de politie overgedragen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen uitvoerig opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen oogmerk heeft gehad om zich de jas toe te eigenen, zodat er vrijspraak dient te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Er is aangifte [2] gedaan namens de [kledingwinkel], gevestigd [adres] te [plaats]. Uit die aangifte komt, zakelijk weergegeven, naar voren dat op 11 november 2011 een vrouw de winkel uitliep en dat de detectiepoort afging. De vrouw had een jas onder haar eigen jas aan die niet betaald was.
Uit het proces-verbaal van bevindingen [3] komt, zakelijk weergegeven, naar voren dat de politie op 11 november 2011 een melding kreeg van een winkeldiefstal bij de [kledingwinkel] te [plaats]. De verbalisanten troffen in de winkel twee personeelsleden aan. Eén medewerkster vertelde dat, op het moment dat een vrouw de winkel uit liep, de detectiepoort afging. Zij had de vrouw aangesproken en meegenomen naar een aparte ruimte in de winkel. De verbalisanten zijn naar de ruimte gegaan en zagen de hen ambtshalve bekende verdachte [verdachte]. Zij zei direct dat zij dom was geweest en dat zij de jas wilde meenemen zonder deze te betalen. In de zak van de eigen jas van verdachte is een prijskaartje en een zakje met reserveknopen aangetroffen van de weggenomen jas.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard [4] dat zij wilde kijken welke kleding zij wilde hebben en dat zij op dat moment niet voldoende geld had om kleding te kopen.
De verdachte heeft, zonder dat zij voldoende geld bij zich had, een jas gepakt en daarvan het prijskaartje en een zakje met reserveknopen verwijderd en heeft dit in haar eigen jaszak gestopt. Zij heeft de jas van [kledingwinkel] onder haar eigen jas aangetrokken en heeft vervolgens, zonder de jas te betalen, de winkel verlaten. De rechtbank is, gelet op het voorgaande en de aangehaalde bewijsmiddelen, dan ook van oordeel dat de aard van het handelen van verdachte redelijkerwijs geen andere conclusie toelaat dan dat verdachte het oogmerk heeft gehad de jas weg te nemen. Het tenlastegelegde kan derhalve bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 11 november 2011 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1 jas, toebehorende aan het aan de [adres] aldaar gevestigde
winkelbedrijf [kledingwinkel].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren gevorderd, zonder aftrek van het ondergane voorarrest.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte, ondanks een voorwaardelijk opgelegde ISD, wederom in de fout is gegaan en de reikende hand van hulpverlening niet heeft aangepakt. Een voorwaardelijke straf geeft onvoldoende waarborg om een behandeling af te maken, zodat een onvoorwaardelijke ISD thans gerechtvaardigd is.
De raadsman heeft naast de bepleite vrijspraak subsidiair aangevoerd dat er bij verdachte sprake is van een complexe problematiek, die beter behandeld zou kunnen worden in de BOPZ in het kader van een rechterlijke machtiging. Hij heeft verzocht de eerder voorwaardelijke opgelegde ISD te laten voortduren, dan wel de zaak aan te houden teneinde via de officier van justitie uit te laten zoeken of er mogelijkheden zijn tot het aanvragen van een rechterlijke machtiging. Oplegging van de ISD-maatregel is disproportioneel, aldus de raadsman.
De rechtbank heeft bij de strafafdoening gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldige gemaakt aan een winkeldiefstal. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte in het verleden meermaals veroordeeld is wegens soortgelijke feiten.
Uit de brief van de Veiligheidskamer IJsselstreek van 7 december 2011 blijkt dat verdachte een beschadigde vrouw is, waarbij sprake is van een jarenlange verslavings- en psychiatrische problematiek. Dit wordt bevestigd door de inhoud van het reclasseringsrapport van Novadic & Kentron van 3 februari 2012, waarin staat vermeld dat verdachte in het verleden werd gediagnosticeerd met borderline persoonlijkheids-problematiek en psychotische episoden in het kader van schizofrenie. Uit de brief van de Veiligheidskamer IJsselstreek blijkt ook dat sinds juni 2010 door de reclassering, in het kader van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, is gepoogd toezicht te houden op verdachte. Zij heeft echter afspraken voorbij laten gaan of verscheen te laat. Hierdoor hield zij het inzetten van crisisopname en/of klinische behandeling tegen. Om de kans op recidive te verlagen en om de juiste zorg aan verdachte te kunnen bieden dient er sprake te zijn van een fors juridisch kader. Een voorwaardelijke ISD biedt niet voldoende kader, zo blijkt uit de brief. Het casusoverleg veelplegers van de Veiligheidskamer heeft het standpunt ingenomen verdachte voor te dragen voor de ISD-maatregel.
De reclassering heeft bij rapport van 3 februari 2012 geconcludeerd dat de reclasseringstoezichten niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt om de ISD-maatregel op te leggen omdat dit als de enige mogelijkheid wordt gezien om gedragsbeïnvloeding bij verdachte te bewerkstellingen.
Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het de verdachte betreffende Uittreksel justitiële documentatie blijkt dat zij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de onderhavige feiten meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. Het onderhavige feit is gepleegd na de tenuitvoerlegging van die straffen.
De rechtbank acht oplegging van de ISD-maatregel in dit geval aangewezen en ook passend en geboden. Ondanks eerdere veroordelingen en de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel is verdachte immers blijven recidiveren, waardoor er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een (vermogens)misdrijf zal begaan, terwijl voorts de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Eerdere veroordelingen weerhouden verdachte er kennelijk niet van om opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook eerdere begeleidingen/behandelingen hebben blijkbaar niet geholpen. De rechtbank zal het advies van de reclassering om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen volgen. Gelet op de ernstige verslavingsproblematiek en de justitiële documentatie van verdachte is het opleggen van een voorwaardelijke straf of maatregel met bijzondere voorwaarden te vrijblijvend. Teneinde de maatschappij zo lang mogelijk te beschermen tegen verdachtes recidiverende, overlast veroorzakende strafbare gedrag zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. Met inachtneming van het voorgaande acht de rechtbank het opleggen van deze maatregel voor het bewezen verklaarde feit geenszins disproportioneel.
Het verzoek van de raadsman om aanhouding teneinde via de officier van justitie uit te laten zoeken of er mogelijkheden zijn tot het aanvragen van een rechterlijke machtiging zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank acht termen aanwezig te bepalen dat een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht plaats vindt na één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• wijst af het verzoek van de raadsman om aanhouding;
• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
diefstal.
• verklaart verdachte strafbaar;
• legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren;
• bepaalt dat een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen voor dat tijdstip de rechtbank zal berichten als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Knoop en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
9 maart 2012.
Mr. Knoop is buiten staat mede te ondertekenen.
[1]- Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer [PL nummer], Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 14 november 2011.
[2]- Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] namens [kledingwinkel], pag. 24-27.
[3]- Proces-verbaal van bevindingen, pag. 22-23
[4]- Proces-verbaal van verdachte, pag. 32-35.