ECLI:NL:RBZUT:2012:BW0226
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D.J. Buijs
- Rechtspraak.nl
Deelgeschilprocedure over aansprakelijkheid ex art. 7:658 BW met betrekking tot een bedrijfsongeval
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 29 februari 2012, betreft het een deelgeschilprocedure over de aansprakelijkheid van een werkgever voor een bedrijfsongeval dat zich heeft voorgedaan op 19 maart 2009. De verzoeker, een werknemer, heeft de werkgever aangesproken op basis van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de zorgplicht van de werkgever is vastgelegd. De werknemer heeft een verzoek ingediend om een verklaring voor recht dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongeval. De werkgever heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van aansprakelijkheid, en heeft tevens een zelfstandig tegenverzoek ingediend.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de aansprakelijkheidsvraag in het kader van de deelgeschilprocedure aan de orde kan komen, ondanks het verweer van de werkgever dat er geen buitengerechtelijke onderhandelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het feit dat partijen van mening verschillen over de aansprakelijkheid een drempel kan vormen voor het op gang komen van onderhandelingen, en dat een rechterlijk oordeel in een deelgeschilprocedure kan bijdragen aan het doorbreken van deze impasse.
De rechtbank heeft vervolgens de toedracht van het ongeval onderzocht en vastgesteld dat de werknemer tijdens zijn werkzaamheden is gevallen en daarbij letsel heeft opgelopen. De werkgever heeft aangevoerd dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan door de werknemer te begeleiden en veiligheidsmaatregelen te treffen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de werkgever onvoldoende heeft gedaan om de werknemer te beschermen tegen de risico's van het werk, en dat de aansprakelijkheidsvraag in het nadeel van de werkgever uitvalt.
De rechtbank heeft de kosten van de behandeling van het verzoek vastgesteld op € 5.315,90 en het tegenverzoek van de werkgever afgewezen. Partijen zijn uitgenodigd om in persoon of deugdelijk vertegenwoordigd te verschijnen voor de kantonrechter op een nader te bepalen datum. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kantonrechter D.J. Buijs.