ECLI:NL:RBZUT:2012:BW2952

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940528-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Valderen
  • Kleinrensink
  • A. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met succesvol beroep op noodweerexces

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 17 april 2012, stond de verdachte terecht voor poging tot doodslag en andere geweldsdelicten. De verdachte had op 27 december 2011 in zijn woning in Aalten zijn schoonvader met een mes verwond tijdens een gewelddadige confrontatie. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, omdat hij werd aangevallen door de aangever, die hem in zijn eigen huis fysiek aanviel. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een noodweersituatie, maar dat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden door met het mes op de aangever toe te lopen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden wegens schending van zijn recht op rechtsbijstand. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet lijdende was aan een ziekelijke stoornis en volledig toerekeningsvatbaar was. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit, omdat hij handelde onder invloed van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de aanranding door de aangever. De rechtbank ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/940528-11
Uitspraakdatum 17 april 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: jhr. mr. Sandberg, advocaat te Vorden.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2012.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd (gewijzigde is cursief aangegeven) is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 december 2011 te [plaats], gemeente Aalten, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijn schoonvader/(stief)vader van zijn vriendin) van het leven te
beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans het lichaam van die Sewalt
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 27 december 2011 te [plaats], gemeente Aalten, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer] (zijn schoonvader/(stief)vader van zijn vriendin),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de
borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 27 december 2011 te [plaats], gemeente Aalten, [slachtoffer] (zijn schoonvader/(stief)vader van zijn vriendin) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hier bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond en/of voorgehouden en (vervolgens) met dat mes in de richting van die [slachtoffer] is gelopen/gerend;
art 285 lid 1 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Namens de verdachte is - kort gezegd - aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat in strijd met de jurisprudentie van het EHRM geen deugdelijke invulling is gegeven aan rechtsbijstand bij verhoor van verdachte. Bij de consultering voorafgaand aan het eerste verhoor had de verdediging immers niet de beschikking over het dossier en derhalve geen inzicht in het tegen verdachte vergaarde bewijsmateriaal. Verdachte had bovendien als een kwetsbaar persoon moeten worden beschouwd en, aangezien het dan een categorie A-zaak betreft, verhoorsbijstand moeten hebben conform de strekking van de Aanwijzing Rechtsbijstand Politieverhoor en de jurisprudentie van het EHRM.
Alle verklaringen van verdachte, ook de spontane of ter zittting herhaalde, moeten van het bewijs worden uitgesloten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor uitgebreid overleg heeft kunnen voeren met zijn raadsman en dat aan de eisen die aan verhoorsbijstand volgens de geldende jurisprudentie worden gesteld is voldaan. Aan het begin van het onderzoek zijn er nog geen stukken beschikbaar, maar wordt de verdediging in ieder geval voorgelicht over waarop de verdenking ziet. Verdachte is geen kwetsbaar persoon als door de raadsman bedoeld.
Overeenkomstig de rechtspraak van het EHRM in, onder andere, de zaak Salduz en de rechtspraak van de Hoge Raad dient een aangehouden verdachte in een geval als het onderhavige voor aanvang van zijn eerste verhoor te worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat (consultatiebijstand). De verdachte heeft daar ook gebruik van gemaakt. Consultatiebijstand door een raadsman voor het eerste verhoor kan voorkomen dat een verdachte de reikwijdte van zijn verklaringen daarbij onvoldoende kan overzien. Meer wordt door de Salduz-jurisprudentie niet vereist voor naleving van een behoorlijke rechtspleging op dit punt.
Uit het dossier en het behandelde ter terechtzitting is niet naar voren gekomen dat verdachte een persoon is die voor de aanvang van zijn eerste verhoor bij de politie in een zodanige positie verkeerde dat hij bijzondere aandacht en bescherming behoefde, dat anders zou moeten worden geoordeeld.
Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schending van aan verdachte toekomende rechten waardoor het fair trial beginsel van art. 6 EVRM zou zijn geschonden. De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding tot het onderzoek.
Aanleiding voor het onderzoek was een melding op 27 december 2011 omstreeks 19.50 uur van een steekpartij aan [adres] te [plaats]. Volgens die melding was de dader onder controle. Ter plaatse werd de politie door een vrouw toegang verleend tot de woning. In de woonkamer trof de politie een man aan die een andere man door middel van een kopgreep onder controle hield. Verdachte werd ter plaatse aangehouden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit – met het bestanddeel opzet in de zin van voorwaardelijk opzet – wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het aan verdachte tenlastegelegde. Ter zitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het dossier zijn naast de verklaring van verdachte, verklaringen voorhanden van aangever [slachtoffer] en van de toenmalige vriendin van verdachte, [stiefdochter slachtoffer]. Uit die verklaringen kan - zakelijk (en verhalenderwijs) weergegeven - het volgende worden opgemaakt.
Aangever heeft verklaard [2] dat hij op 27 december 2011 samen met zijn dochter [stiefdochter slachtoffer] naar de woning aan [adres] in [plaats] is gegaan, waar zijn dochter samenwoonde met [verdachte]. Aangever is samen met [stiefdochter slachtoffer] de woning binnengegaan. In de woning ontstond een handgemeen met [verdachte]. Hij heeft [verdachte] op een gegeven moment van zich af geduwd, waarbij [verdachte] tegen het aanrecht aan is gevallen. Toen [verdachte] weer opstond heeft hij hem met kracht naar beneden geduwd, waarbij [verdachte] met zijn gezicht tegen de hoek van de muur viel. Hij heeft [verdachte] toen laten liggen en is de keuken uitgelopen. Toen hij op de scheiding stond van de keuken en de woonkamer zag hij dat [verdachte] op zijn knieën liggende een keukenlade open trok, met zijn hand in de lade rommelde en daar iets uit pakte. Hij hoorde [stiefdochter slachtoffer] roepen: “[verdachte], niet doen, niet doen”. Hij zag dat [verdachte] opstond en zich naar hem toe draaide. Hij zag dat [verdachte] een mes in een van zijn handen hield en dat [verdachte] met het mes voor zijn lichaam recht op hem af kwam gelopen, met de punt naar hem toe. Hij kon geen kant op. Toen [verdachte] vlak bij hem was heeft hij hem met beide armen bij [verdachte]s armen gepakt, heeft hij [verdachte] tegen de muur gedrukt en is bovenop hem gesprongen. Hij voelde toen een tintelend gevoel in zijn borst. Hij heeft het mes uit [verdachte]’s hand gewrikt en het aan [stiefdochter slachtoffer] gegeven. Toen hij opstond zag hij dat hij een grote wond aan de linkerzijde van zijn borst had.
Uit een medische verklaring [3] blijkt dat aangever [slachtoffer] een snijwond van 15 centimeter over zijn borstkas had.
De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van [stiefdochter slachtoffer]. Zij heeft verklaard [4] dat [verdachte] op zijn knieën bij het aanrechtblok zat. Zij zag dat hij een keukenlade opende en in de lade begon te zoeken naar iets. Het rammelde en zij zag dat [verdachte] een groot mes uit die lade pakte en vervolgens opstond en zich deels omdraaide richting woonkamer, waar haar stiefvader [5] [slachtoffer] stond bij de eettafel. Zij zag dat [verdachte] het mes half opzij voor zich en naar voren gericht vasthield en naar [slachtoffer] toeliep.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [6] dat hij daar en toen een mes uit de keukenlade heeft gepakt.
Door aangever [slachtoffer] zijn twee verklaringen afgelegd bij de politie en één bij de rechter-commissaris, welke verklaringen in grote lijnen consistent zijn en waaruit steeds naar voren komt dat verdachte op aangever is toegelopen. . Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij het mes heeft gepakt en dat hij toen hij zich vervolgens omdraaide direct door aangever werd vastgepakt, maar de rechtbank hecht meer geloof aan de consistente verklaring van aangever [slachtoffer], die wordt ondersteund door die van [stiefdochter slachtoffer]. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft in voorwaardelijke zin, door in de gegeven omstandigheden op de hiervoor weergegeven wijze met een scherp mes op aangever toe te lopen, de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever daarmee dodelijk zou verwonden.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 27 december 2011 te [plaats], gemeente Aalten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] ((stief)vader van zijn vriendin) van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de borst van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer – proportioneel verweer tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding – en verdachte daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte in zijn eigen huis is opgezocht door aangever [slachtoffer]. Verdachte was in een psychisch deplorabele toestand. Hij zat te huilen aan tafel en vormde geen enkel gevaar. Aangever heeft verdachte onmiddellijk na binnenkomst zeer agressief benaderd door hem te slaan, te duwen en hem twee keer op de grond te smijten, de laatste keer bij de lade met messen in de keuken. Verdachte werd in zijn eigen huis door aangever aangevallen, in het rond is gesmeten en is daarbij gewond geraakt. Verdachte kon vrezen dat de mishandelingen door aangever geen eind zouden nemen en heeft toen in blinde paniek een mes gepakt.
Verdachte kon zich niet onttrekken aan de aanranding door aangever, aangezien de achterdeur van zijn woning op slot zat en wilde hij de voordeur de woning verlaten hij langs aangever moest, terwijl het doel van aangever was om verdachte zijn huis uit te smijten. In de beperkte ruimte van de woning waarin dan ook nog zijn vriendin stond, waarvan verdachte wist dat zij ook geen geweld schuwde, kon verdachte een gewelddadige confrontatie niet uit de weg gaan. Dit fysiek noch psychisch, gezien het rapport van de psycholoog. In die beperkte ruimte is verdachte gedwongen geweest zich te verdedigen en heeft hij een mes gepakt, met als doel afdreiging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van een noodweersituatie. Er was sprake van ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding gezien het geweld dat op verdachte werd uitgeoefend en verdachte mocht zichzelf dan ook verdedigen. De reactie van verdachte is echter niet proportioneel geweest, aangezien verdachte met het mes in de hand op aangever is toegelopen en, zou aangever niet hebben ingegrepen, aangever daarmee gestoken zou hebben. Een beroep op noodweer kan derhalve in de visie van de officier van justitie niet slagen.
Ook de rechtbank gaat uit van een noodweersituatie. Uit de in het dossier geschetste omstandigheden blijkt dat verdachte in zijn eigen woning is belaagd en er geweld op hem is uitgeoefend en dat in dat handgemeen met aangever [slachtoffer] een noodweersituatie is ontstaan. Verdachte heeft in die voor hem buitengewoon beangstigende toestand een mes gepakt. Echter verdachte heeft dit mes niet louter gebruikt om daarmee zijn belager te bedreigen en aldus op afstand te houden, maar is daarmee op zijn belager toegelopen. Verdachte heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. Het beroep op noodweer kan daarom niet slagen.
Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar en levert op het misdrijf: poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt door de psycholoog drs. H.E.W. Koornstra, gedateerd 29 maart 2012.
De conclusie van deze deskundige is dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en verdachte in die zin dan ook volledig toerekeningsvatbaar is te achten. Deze conclusie neemt de rechtbank over.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een gerechtvaardigd beroep op noodweerexces. De officier acht voldoende aannemelijk dat verdachte de grenzen van proportionaliteit heeft overschreden als onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging door de aanranding veroorzaakt. Zij heeft zich daarbij met name gebaseerd op de door haar als meest betrouwbaar geachte verklaring van aangever [slachtoffer] en de door deze gegeven beschrijving van de gemoedstoestand van verdachte (verdachte had een blik alsof hij buiten zinnen was; verdachte kwam met zijn hoofd tegen de muur, begon te schreeuwen dat hij veel pijn had en begon heel hard te huilen; aangever dacht dat het helemaal uit de hand ging lopen).
De raadsman heeft voorts onder meer bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweerexces als gevolg van een hevige gemoedsbeweging die in causaal verband stond met de aanval. Ondersteuning daarvoor is te vinden in het rapport van de psycholoog. Er was sprake van blinde paniek bij verdachte, hetgeen werd veroorzaakt door aangever – mede gezien eerder ervaringen met aangever – en ook de vriendin van verdachte, gelet op de relationele stress die zijn relatie met verdachte teweeg bracht.
De rechtbank onderschrijft de mening van de officier van justitie, in samenhang ook gezien met de beschouwingen terzake van de psycholoog, dat er sprake was van een buitengewoon beangstigende toestand waaruit verdachte geen uitweg zag. Verdachte voelde zich in het nauw gedreven, versterkt door de eerdere ervaringen met het slachtoffer in andere situaties en reageerde van hieruit. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, zoals hiervoor weergegeven, acht de rechtbank het aannemelijk dat de verdachte heeft gehandeld onder invloed van een hevige gemoedsbeweging. Deze werd veroorzaakt door het dreigende en zelfs al gerealiseerde gevaar dat de verdachte voelde – en mocht voelen – voor zijn lijf en de daaruit voortvloeiende angst, veroorzaakt door aangever [slachtoffer]. Voor de rechtbank is voldoende aannemelijk dat verdachte uit angst heeft gehandeld en zodoende de grenzen van proportionaliteit in de gegeven situatie heeft overschreden. Derhalve slaagt het beroep op noodweerexces.
De rechtbank acht verdachte mitsdien niet strafbaar voor het bewezen verklaarde feit, zodat hij voor dat feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: poging tot doodslag;
• verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte voor het ten laste gelegde van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Kleinrensink en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2012.
Mr. Van der Hooft is buiten staat mede te ondertekenen.
1] Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. [PV nummer] van de politie Regio Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 30 december 2011 door verbalisant brigadier [verbalisant] (voor zover niet anders is vermeld)
2] Proces-verbaal aangifte [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 10, 11
3] Geneeskundige verklaring d.d. 28 december 2011, opgemaakt door de chirurg L.F. van den Ham van de afdeling polikliniek van het Slingeland ziekenhuis te Doetinchem
4] Proces-verbaal verhoor getuige [stiefdochter slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 32
5] Proces-verbaal verhoor getuige [stiefdochter slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 29
6] Verklaring verdachte ter terechtzitting