ECLI:NL:RBZUT:2012:BW2964

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850429-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. van Valderen
  • P. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 10 april 2011 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de A1 te Apeldoorn, waarbij de verdachte, een bestuurder van een personenauto, onder invloed van alcohol een dodelijk ongeval veroorzaakte. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid op dat moment 70 kilometer per uur was. Dit gebeurde in een gebied waar werkzaamheden plaatsvonden, en de verdachte negeerde de verkeersborden die de gewijzigde verkeerssituatie aangaven. Tijdens het rijden viel de verdachte in slaap, waardoor hij de controle over het voertuig verloor en tegen een vangrail botste. Het ongeval resulteerde in de dood van een passagier in de auto van de verdachte.

De rechtbank Zutphen oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat leidde tot de dood van een ander. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor dertig maanden. De rechtbank volgde deze eis gedeeltelijk en legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de moeder van het slachtoffer, die als benadeelde partij was opgetreden. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de gevolgen voor de nabestaanden, en dat de verdachte zich bewust was van de tragedie die hij had veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850429-11
Uitspraak d.d. 17 april 2012
Tegenspraak / dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Bulgarije) op [1971],
wonende te [plaats] (Bulgarije) [adres],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman: mr. V. Vitanov, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2012.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 april 2011 te Apeldoorn in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto)
, over de voor het verkeer openstaande weg, de Rijksweg A1, komende uit de
richting van Amsterdam en gaande in de richting van Apeldoorn,
roekeloos, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd, en/of
terwijl hij onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid)
alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid
alcohol(houdende drank), en/of
terwijl de rijstroken van die Rijksweg A1 toen en aldaar door middel van
aangebrachte gele belijning op het wegdek waren gewijzigd en/of verlegd, en/of
terwijl het naderen van die gewijzigde rijstroken kenbaar werd gemaakt door
een of meerdere in de rijrichting van verdachte geplaatst(e) bord(en), te
weten op een afstand van ongeveer 1000 meter en/of 600 meter en/of 300 meter,
en/of
terwijl op voornoemde weg bij het naderen van hectometerpaal 74.9 in de
rijrichting van verdachte een bord model A1 van de bijlage I van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende een
gebod dat op die weg de Rijksweg voor motorvoertuigen een maximum snelheid
van 70 kilometer per uur gold, en/of
terwijl op voornoemde weg bij het naderen van genoemde hectometerpaal in de
rijrichting van verdachte een bord model J16 van de bijlage I van voornoemd
Reglement was geplaatst, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te
weten "werk in uitvoering",
op voornoemde weg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per
uur, althans met een snelheid gelegen boven de aldaar geldende maximale
snelheid van 70 kilometer per uur, en/of
(vervolgens) ter hoogte van genoemde aangebrachte (tijdelijke)
rijstrookverandering zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft
verminderd en/of aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse, en/of
(daarbij) in slaap is gevallen, althans zijn aandacht niet, althans in
onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter
plaatse heeft gericht en/of gericht gehouden, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate de voor hem, verdachte, verplichte
rijstrook heeft gevolgd, en/of
(vervolgens) met de rechter (voor)zijde van dat door hem, verdachte, bestuurde
voertuig is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een aan de
rechterkant van die Rijksweg A1 aangebrachte (verplaatsbare) vangrail, ten
gevolge waarvan dat voertuig over de kop is geslagen,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood,
terwijl het feit is veroorzaakt terwijl verdachte dat motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte
van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,98 milligram, in elk geval
hoger dan de toegestane 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te
zijn,
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 10 april 2011 te Apeldoorn in elk geval in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
Rijksweg A1, komende uit de richting van Amsterdam en gaande in de richting
van Apeldoorn,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd, en/of
terwijl hij onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid)
alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid
alcohol(houdende drank), en/of
terwijl de rijstroken van die Rijksweg A1 toen en aldaar door middel van
aangebrachte gele belijning op het wegdek waren gewijzigd en/of verlegd, en/of
terwijl het naderen van die gewijzigde rijstroken kenbaar werd gemaakt door
een of meerdere in de rijrichting van verdachte geplaatst(e) bord(en), te
weten op een afstand van ongeveer 1000 meter en/of 600 meter en/of 300 meter,
en/of
terwijl op voornoemde weg bij het naderen van hectometerpaal 74.9 in de
rijrichting van verdachte een bord model A1 van de bijlage I van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende een
gebod dat op die weg de Rijksweg voor motorvoertuigen een maximum snelheid
van 70 kilometer per uur gold, en/of
terwijl op voornoemde weg bij het naderen van genoemde hectometerpaal in de
rijrichting van verdachte een bord model J16 van de bijlage I van voornoemd
Reglement was geplaatst, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te
weten "werk in uitvoering",
op voornoemde weg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per
uur, althans met een snelheid gelegen boven de aldaar geldende maximale
snelheid van 70 kilometer per uur, en/of
(vervolgens) ter hoogte van genoemde aangebrachte (tijdelijke)
rijstrookverandering zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft
verminderd en/of aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse, en/of
(daarbij) in slaap is gevallen, althans zijn aandacht niet, althans in
onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter
plaatse heeft gericht en/of gericht gehouden, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate de voor hem, verdachte, verplichte
rijstrook heeft gevolgd, en/of
(vervolgens) met de rechter (voor)zijde van dat door hem, verdachte, bestuurde
voertuig is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een aan de
rechterkant van die Rijksweg A1 aangebrachte (verplaatsbare) vangrail, ten
gevolge waarvan dat voertuig over de kop is geslagen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
Hij op of omstreeks 10 april 2011, te Apeldoorn, gemeente Apeldoorn, in elk
geval in Nederland, een voertuig, namelijk een motorrijtuig (personenauto),
heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van
verdachtes bloed bij een onderzoek 0,98 milligram, in elk geval hoger dan de
toegestane 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn,
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 10 april 2011 te 06.45 uur kreeg de politie kennis van een verkeersongeval op de A1 in de gemeente Apeldoorn ter hoogte van hectometerpaal 75.3. Ter plaatse werd op de rijbaan van de A1 een personenauto op de kop aangetroffen. De bestuurder van de auto, verdachte [verdachte], werd ter plaatse aangehouden. De naast verdachte gezeten passagier kwam bij het ongeval om het leven. De ongevalplaats werd waar nodig afgezet ten behoeve van een sporenonderzoek door de Technische Ondersteuning Verkeer2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde in de zin dat verdachte zeer onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden (artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) en van het onder 2 tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Van het onder 1 primair ten laste gelegde onderdeel dat verdachte harder zou hebben gereden dan 70 kilometer per uur is door de officier vrijspraak gevorderd, aangezien de VerkeersOngevalsAnalyse daarvoor geen houvast biedt en de verklaring van enkel de getuige [getuige] door hem onvoldoende wordt bevonden om tot een bewezenverklaring van dat onderdeel te komen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair aan verdachte tenlastegelegde.
Ter zitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht.
Beoordeling door de rechtbank
Aangezien verdachte de feiten onder 1 primair en 2 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, zal in dit vonnis worden volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft ter terechtzitting3 ten aanzien van de bedoelde feiten bekennende verklaringen afgelegd. Daarnaast zijn voor het bewijs voorhanden het relaas en de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B]4, de uitslag van het bloedonderzoek5, de VerkeersOngevalsAnalyse6, de verklaring van de getuige [getuige] en de schouw ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer]7.
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde. Dit is met name is gebaseerd op de slotsom van de raadsman dat de snelheid van verdachte niet boven de door de politie vastgestelde maximum snelheid van 115 km/h is geweest en derhalve het rijgedrag van verdachte niet als roekeloos en onzorgvuldig kan worden aangemerkt. Hij heeft daarbij tevens betrokken dat verdachte op de snelweg voorafgaand aan de zogenaamde stroomweg waar het verkeersongeval heeft plaatsgehad onder de toegestane snelheid van 120 km/h heeft gereden.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de overschrijding van de maximumsnelheid van 70 km/h zoals in de tenlastelegging aangeduid ziet op de maximumsnelheid geldende voor het traject van de gewijzigde verkeerssituatie in verband met de in uitvoering zijnde werkzaamheden. Reeds hierom kan de rechtbank de raadsman in diens betoog niet volgen. Door de raadsman is bovendien gerefereerd aan een politierapport waarin volgens de raadsman is vastgesteld dat tijdens het ongeval de snelheid minimaal 103 tot maximaal 115 kilometer per uur bedroeg. Uit het dossier valt echter op te maken dat het hier slechts een voorlopige berekening door de verkeersongevallendienst betrof, die overigens niet in een zich in het dossier bevindend proces-verbaal van die instantie is terug te vinden.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop. Hiervan is sprake wanneer hetzelfde feit door de omstandigheden waaronder het wordt gepleegd of waarvan het vergezeld gaat tevens een ander strafbaar feit oplevert. In dit geval wordt feit 2 wat de strafmaat betreft als het ware geabsorbeerd door
feit 1.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 10 april 2011 te Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), over de voor het verkeer openstaande weg, de Rijksweg A1, komende uit de richting van Amsterdam en gaande in de richting van Apeldoorn, zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en werd gehinderd en
terwijl hij onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol en
terwijl de rijstroken van die Rijksweg A1 toen en aldaar door middel van aangebrachte gele belijning op het wegdek waren gewijzigd en/of verlegd en
terwijl het naderen van die gewijzigde rijstroken kenbaar werd gemaakt door meerdere in de rijrichting van verdachte geplaatste borden, te weten op een afstand van ongeveer 1000 meter en 600 meter en 300 meter en
terwijl op voornoemde weg bij het naderen van hectometerpaal 74.9 in de rijrichting van verdachte een bord model A1 van de bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende een gebod dat op die weg de Rijksweg voor motorvoertuigen een maximum snelheid van 70 kilometer per uur gold en
terwijl op voornoemde weg bij het naderen van genoemde hectometerpaal in de rijrichting van verdachte een bord model J16 van de bijlage I van voornoemd Reglement was geplaatst, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te weten "werk in uitvoering",
op voornoemde weg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans met een snelheid gelegen boven de aldaar geldende maximale snelheid van 70 kilometer per uur en
vervolgens ter hoogte van genoemde aangebrachte (tijdelijke) rijstrookverandering zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse en
(daarbij) in slaap is gevallen, althans zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gericht gehouden en
(daarbij) niet de voor hem, verdachte, verplichte rijstrook heeft gevolgd en
vervolgens met de rechter voorzijde van dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig is gebotst tegen de rechterkant van die Rijksweg A1 aangebrachte (verplaatsbare) vangrail, ten
gevolge waarvan dat voertuig over de kop is geslagen,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood,
terwijl het feit is veroorzaakt terwijl verdachte dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,98 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
2.
hij op 10 april 2011 te Apeldoorn, gemeente Apeldoorn, een voertuig, namelijk een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 0,98 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
(feit 1) overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd in eendaadse samenloop met
(feit 2) overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van dertig maanden.
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met de ernst van met name feit 1 en de grote gevolgen daarvan, waarbij iemand in de bloei van zijn leven is omgekomen, de strafverzwarende omstandigheid dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, de richtlijnen die voor dit soort zaken gelden, alsmede de omstandigheid dat verdachte in Nederland geen strafblad heeft.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 10 april 2011 in Apeldoorn onder invloed van alcohol een eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt, waarbij de door hem bestuurde auto over de kop is geslagen en ten gevolge waarvan zijn medepassagier om het leven is gekomen. Buiten kijf is dat dit onomkeerbare gevolg voor de nabestaanden bijzonder traumatische gevolgen heeft gehad en nog steeds heeft, zoals ook blijkt uit de toelichting van de benadeelde partij ter zitting. Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal het door dit verlies veroorzaakte intense leed niet ongedaan kunnen maken. Verdachte is zich bewust van de tragedie die hij door zijn handelwijze op die 10e april 2011 heeft veroorzaakt en de rechtbank leidt uit zijn oprechte houding ter zitting ook af dat ook hij hieronder gebukt gaat.
Een straf zoals door de officier van justitie geëist past geheel binnen de oriëntatiepunten zoals die ook door het LOVS worden gehanteerd. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte er van te doordringen dat alcoholgebruik gecombineerd met verkeersdeelname risicovol is en hem er van te weerhouden om nog eens in een situatie als de onderhavige aan het verkeer deel te nemen. Daarbij acht de rechtbank de bijkomende straf van een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats gezien de grote ernst van het delict.
Vordering tot schadevergoeding
De moeder van het slachtoffer, mevrouw [moeder slachtoffer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 9.278,83 (bestaande uit kosten begrafenis ad € 7836,23 en veranderen steen ad € 1442,60), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, als benadeelde partij gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De verdachte heeft de door de benadeelde partij gedane vordering niet betwist en raadsman heeft geen bezwaar gemaakt tegen toewijzing van die vordering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering als niet betwist integraal kan worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen. De verdachte is voor deze schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment van het ontstaan van de desbetreffende schadepost.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 55, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
(feit 1) overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd in eendaadse samenloop met
en
(feit 2) overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot zes maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren;
* bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [moeder slachtoffer] van een bedrag van € 9.278,83, vermeerderd met de wettelijke rentevanaf het moment van het ontstaan van de desbetreffende schadepost en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [moeder slachtoffer] voornoemd een bedrag te betalen van € 9.278,83, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de desbetreffende schadepost, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 81 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van Valderen en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2012. Mr. Van der Hooft is buiten staat mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL062B 2011047559-1 van de politie regio Noord- en Oost Gelderland, District Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 16 mei 2011 door de verbalisanten hoofdagent [verbalisant A] en aspirant [verbalisant B].
2 Stamproces-verbaal, doorgenummerde dossierpag. 2 en 3
3 Verklaring verdachte, proces-verbaal terechtzitting 3 april 2012
4 Proces-verbaal misdrijf, doorgenummerde dossierpag. 38 t/m 41, voorzien van het identiteitszegel op naam van verdachte onder nummer TAAA6269NL
5 Rapport alcohol in het verkeer d.d. 14 april 2011 inzake de bepaling van het alcoholgehalte in het bloed m.b.t. TAAA6269NL, doorgenummerde dossierpag. 54
6 Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse BVH-Nummer 2011047559, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 15 mei 2011 door de verbalisanten brigadier [verbalisant C] en inspecteur [verbalisant D]
7 Verslag betreffende een niet natuurlijke dood d.d. 10 april 2011 door de lijkschouwer H.H.Q.P. van Douveren