RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940000-12
Uitspraak d.d.: 20 april 2012
Tegenspraak
[verdachte],
geboren op [1986, plaats],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem - De Berg, Arnhem Noord te Arnhem.
Raadsman: mr. M.F. Wijngaarden, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 april 2012. Het door de raadsman gevoerde preliminair verweer (nietigheid feit 1 dagvaarding) is ter terechtzitting door de rechtbank ongegrond verklaard.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2011 tot en met 29 december 2011 te Nunspeet en/of te Rotterdam en/of te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas en/of te Vlaardingen en/of te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te Maassluis en/of te Delft, in elk geval in een of meerdere plaats(en) in Nederland, opzettelijk een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan Q8 en/of BP en/of Shell en/of Total en/of Texaco, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke brandstof verdachte (telkens) bij een voor zelfbediening ingerichte brandstofpompinstallatie had getankt, onder gehoudenheid die brandstof te betalen en welke brandstof verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2011 tot en met 29 december 2011 te Nunspeet en/of te Rotterdam en/of te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas en/of te Vlaardingen en/of te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in een of meerdere plaats(en) in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) brandstof, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan Q8 en/of BP en/of Shell en/of Total en/of Texaco, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 29 december 2011 te Nunspeet, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een personenauto (Volkwagen Touareg) met die personenauto uit stilstand is opgetrokken, terwijl die [slachtoffer A] zich op dat moment op (zeer) korte afstand voor die door hem bestuurde personenauto bevond, ten gevolge waar die [slachtoffer A] op de motorkap van die personenauto terecht is gekomen en/of (vervolgens) op de grond is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 29 december 2011 te Nunspeet, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer A] heeft mishandeld, door als bestuurder van een personenauto (Volkwagen Touareg) met die personenauto uit stilstand is op te trekken, terwijl die [slachtoffer A] zich op dat moment op (zeer) korte afstand voor die door hem bestuurde personenauto bevond, ten gevolge waar die [slachtoffer A] op de motorkap van die personenauto terecht is gekomen en/of (vervolgens) op de grond is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2011 tot en met 31 december 2011 te Vlaardingen, in elk geval in Nederland, opzettelijk een personenauto (Volkswagen Touareg), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [leasemaatschappij] B.V.,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als leasenemer, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij op of omstreeks 29 december 2011 te Nunspeet en/of op of omstreeks 31 december 2011 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was
teruggegeven, op de weg, de Rijksweg A28 en/of de Pleinweg, een motorrijtuig,
(personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd;
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank constateert dat de raadsman het preliminair verweer met betrekking tot de geldigheid van feit 1 op de dagvaarding, welk verweer door de rechtbank bij ter terechtzitting ongegrond is verklaard, nadien niet heeft herhaald. Daarom volstaat de rechtbank hier met de (ambtshalve) overweging dat voor een (gehele of gedeeltelijke) nietigverklaring van (feit 1 op) de dagvaarding geen aanleiding bestaat.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft ten aanzien van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde feit - kort gezegd - aangevoerd dat de openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte, nu het ten onrechte registreren van verdachtes auto als gestolen om tracering mogelijk te kunnen maken, dient te worden aangemerkt als een ernstige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde, waardoor aan de belangen van de verdachte tekort is gedaan, een en ander zoals door de Hoge Raad verwoord in het zogenoemde Zwolsman-arrest. Subsidiair dient hiermee volgens de raadsman rekening te worden gehouden bij de bepaling van de op te leggen straf.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsman dient te worden gepasseerd.
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Bij de politie was op zaterdag 31 december 2011 omstreeks 03:43 uur een melding binnengekomen dat een bestuurder van een personenauto fabieksmerk Volkswagen, type Touareg, kleur grijs en met kenteken [kenteken] op de Rijksweg A13 bij het tankstation Texaco [tankstation] getankt had zonder te betalen. Ongeveer 10 minuten later werd de auto door de politie gesignaleerd en is verdachte, in Rotterdam bij de kruising Pleinweg met de Goereesestraat, als bestuurder van die auto even later aangehouden in verband met een verdenking van diefstal danwel verduistering1.
Voormelde melding ter zake het tanken zonder te betalen rechtvaardigde reeds de aanhouding van verdachte. De enkele omstandigheid dat door de Meldkamer daarnaast - mogelijk ten onrechte - is doorgegeven dat het betreffende voertuig als gestolen stond geregistreerd, doet derhalve aan de rechtmatigheid van de aanhouding niet af. Van een inbreuk op de beginselen van een goede procesorde dan wel van een schending van verdachtes belangen is geen sprake geweest. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Gelet op de hierna te nemen beslissing zal de rechtbank voorbij gaan aan het subsidiair door de raadsman naar voren gebrachte verweer.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde feit is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering als bedoeld in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht, zodat hij van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan voorts op basis van de thans voorliggende dossierstukken niet worden gekomen tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegd feit, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs2
Aanleiding van het onderzoek3
Op 29 december 2011 werd door de bestuurder van een personenauto, merk Volkswagen Touareg met kenteken [kenteken], brandstof getankt bij het tankstation Q8 aan de Rijksweg A28 in de gemeente Nunspeet. Nadat de man had getankt ging hij de shop van het tankstation binnen met de mededeling dat hij niet kon betalen. [Aangever A] heeft de man te kennen gegeven dat hij moest betalen. De bestuurder is na een tijdje - zonder te betalen - weer naar zijn auto gelopen en is ingestapt. Pompbediende [slachtoffer A] is vervolgens voor zijn auto gaan staan, terwijl de man in gesprek was met [Aangever A] echtgenoot [getuige A]. Toen de man de motor startte en wegreed, werd [slachtoffer A] aangereden waarbij hij zijn hand heeft bezeerd.
De aanleiding van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit is gelegen in een aantal aangiftes ter zake van diefstal van brandstof.
Naar aanleiding van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde feit is er door de politie bij de Rijksdienst van het Wegverkeer onderzoek gedaan naar de geldigheid van het rijbewijs van verdachte hetgeen heeft geresulteerd in het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde feit.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de verdachte van de onder 1 tenlastegelegde feiten, voor zover verdachte daarbij schuldbekentenissen heeft ondertekend, alsmede tot vrijspraak van het hem onder 3 tenlastegelegde feit en tot bewezenverklaring van de hem onder 1 primair overigens, 2 primair en 4 tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de op pagina 11 en 12 van het dossier onder 2 tot en met 10 genoemde diefstallen, nu er onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Voor wat betreft de zaken waarin door verdachte een schuldbekentenis is getekend, verwijst de raadsman naar een arrest van het gerechtshof Arnhem, LJN BM9853, waaruit volgt dat in het geval van een schuldbekentenis geen sprake kan zijn van verduistering danwel diefstal.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het toebrengen van enig letsel bij het slachtoffer, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Gelet op de hierboven weergegeven vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit, zal de rechtbank aan de verweren van de verdediging omtrent dit feit voorbij gaan.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de onder 1 subsidiair aan de verdachte tenlastegelegde diefstallen, slechts een veroordeling kan volgen voor die gevallen, waarin naast een (internet)aangifte (een) ander(e) bewijsmiddel(en), zoals een schuldbekentenis, voorhanden is. Dit bewijs kan niet worden aangevuld met de enkele verklaring van verdachte dat hij wel vaker tankte zonder te betalen, nu uit verdachtes verklaring niet steeds blijkt waar en wanneer dit zou zijn gebeurd.
In de gevallen waarin alleen een (internet)aangifte voorhanden is, zal derhalve een vrijspraak moeten volgen. Het gaat daarbij om de volgende pleegplaatsen en -data:
- Rotterdam op 14 november 2011 om 15:45 uur bij BP,
- Bodegraven op 24 november 2011 om 23.40 uur bij Total,
- Nieuwerkerk aan de IJssel op 11 december 2011 om 20.53 uur bij BP,
- Vlaardingen op 12 december 2011 om 09.24 uur bij Texaco,
- Hoofddorp op 17 oktober 2011 en 16 december 2011 om 19.55 uur bij [tankstation],
- Maassluis op 13 december 2011 om 10.07 uur bij Shell.
In de navolgende gevallen komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring.
Namens Shell Station [tankstation] te Rotterdam is er door [Aangever B] aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op 12 november 2011. Die dag heeft [verdachte], geboren op [1986], met een Volkswagen Touareg, met kenteken [kenteken], voor € 100,01 aan brandstof getankt en vervolgens een schuldbekentenis ingevuld omdat hij niet kon betalen.4 De door verdachte ondertekende schuldbekentenis bevindt zich in het dossier.5
Namens Texaco [tankstation] te Vlaardingen is er door
[Aangever C] aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op 14 december 2011. Die dag heeft [verdachte], geboren op [1986], met een Volkswagen Touareg, met kenteken [kenteken], voor € 20,08 aan brandstof getankt en vervolgens een schuldbekentenis ingevuld omdat hij niet kon betalen.6 De door verdachte ondertekende schuldbekentenis bevindt zich in het dossier.7
Door [Aangever A], (mede)eigenaar van tankstation Q8 langs de A28 bij Nunspeet is aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op 29 december 2011 voor € 60,01 door een man met een grijze Volkswagen Touareg, kenteken [kenteken]. De man zei tegen haar dat hij niet ging betalen.8 Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij die dag bij het bewuste tankstation heeft getankt.9 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij geen geld had om te tanken, maar dat hij toch heeft getankt omdat hij verder moest rijden.10
Door [Aangever D] namens Texaco [tankstation] te Delft is aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op 31 december 2011, omstreeks 03:38 uur voor een bedrag van € 35,43. De diesel werd getankt in een Volkswagen Touareg zilvergrijs van kleur met het kenteken [kenteken] door een negroïde persoon. Deze persoon is weggereden zonder te betalen, hij is niet aan de kassa geweest.11 Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij voor zijn aanhouding via de A13 is gereden en dat het best zou kunnen dat hij heeft getankt zonder te betalen bij tankstation [tankstation] aan de A13. Volgens verdachte heeft hij dat de laatste tijd vaker gedaan omdat het financieel niet echt goed gaat en hij op dat moment geen benzine kon betalen.12 Naar het oordeel van de rechtbank valt deze pleegdatum onder de tenlastegelegde periode die eindigt omstreeks 29 december 2011.
De rechtbank is van oordeel dat in de hiervoor bedoelde vier gevallen sprake is van diefstal van brandstof. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen geld had om te tanken, maar dat hij toch heeft getankt omdat hij verder moest rijden. Gesteld noch gebleken is dat verdachte voordat hij de brandstof overhevelde naar zijn auto toestemming had gevraagd laat staan verkregen om de brandstof op de "pof" te krijgen. In een enkel geval (Delft) is verdachte zelfs weggereden zonder zich bij de kassa te melden. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenstaande dat bij verdachte op het moment van tanken het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bestond.
Het betoog van de raadsman dat de verdachte door het - naar de rechtbank begrijpt: in twee van voormelde zaken - ondertekenen van een schuldbekentenis eigenaar is geworden van de brandstof en er zodoende geen sprake (meer) kan zijn van diefstal, faalt. Het door het gerechtshof Arnhem op 11 juni 2010 (LJN: BM9853) besliste geval is niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak. In de door het hof besliste geval werd kennelijk voorafgaand aan het tanken een overeenkomst met de pomphouder aangegaan over de betaling van de brandstof, zoals neergelegd in de schuldbekentenis. In de hier in zoverre voorliggende (twee) zaken heeft de verdachte de medewerkers van het pompstation pas nadat hij had getankt, geconfronteerd met de omstandigheid dat hij geen geld had. Dat verdachte daarna heeft getekend voor de ontstane schade, doet aan het oogmerk ten tijde van het tanken niet af.
De stelling van verdachte, eerst ter terechtzitting van 6 april 2012 aangevoerd, dat ook anderen zijn auto gebruikten treft geen doel. Naar het oordeel van de rechtbank is dit verweer niet aannemelijk geworden in het licht van de verklaring van verdachte dat hij wel vaker tankte zonder te betalen en dat hij eerder bij de politie geen antwoord heeft gegeven op de vraag of anderen zijn auto gebruikten.
[slachtoffer A] heeft op 29 december 2011 aangifte gedaan van een poging tot zware mishandeling tijdens zijn werk bij de Q8 langs de Rijksweg A28 in Nunspeet. [slachtoffer A] heeft verklaard dat een zilverkleurige Volkswagen Touareg, voorzien van het kenteken [kenteken] aan kwam rijden op de tankplaats en bij een pomp ging staan. Nadat hij getankt had kwam de man van de Touareg de shop binnen. De man was in gesprek met mevrouw [Aangever A]. Op enig moment zat de man weer in zijn auto terwijl hij in gesprek was met [slachtoffer A]'s baas, [getuige A]. Om te voorkomen dat de man weg zou rijden is [slachtoffer A] voor de auto van de man gaan staan. Vervolgens heeft de man opgetrokken en heeft [slachtoffer A] zich met zijn handen op de motorkap afgezet en is hij weg gesprongen, waarbij hij met zijn bovenlichaam op de motorkap is geklapt. Als gevolg hiervan heeft hij met zijn rechterhand een rare beweging gemaakt, waardoor hij pijn heeft ondervonden.13
[Aangever A] heeft tegenover de politie verklaard dat zij samen met haar echtgenoot [getuige A] eigenaar is van tankstation Q8 te Nunspeet en dat er op 29 december 2011 een man in de shop kwam die vertelde dat hij had getankt maar niet ging betalen. Hem werd medegedeeld dat dit niet ging en dat hij het geld op dat moment door iemand moest laten overmaken. Toen het geld na enige tijd nog niet binnen was, is de man naar zijn auto gelopen en is ingestapt. Haar echtgenoot en [slachtoffer A] zijn met hem meegelopen. [slachtoffer A] is voor de auto van de man gaan staan, terwijl [getuige A] met de man in gesprek was. Vervolgens kwam de auto in beweging en reed de man tegen [slachtoffer A] aan, die daardoor op de motorkap van de auto kwam te liggen en er aan de rechterkant afsprong. 14 De verklaring van [Aangever A] wordt bevestigd door die van haar echtgenoot [getuige A]. 15
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 29 december 2011 met zijn auto, een Volkswagen Touareg, heeft getankt bij een Q8 pompstation aan de Rijksweg A28. Nadat hij had getankt kwam hij erachter dat hij geen geld bij zich had. Hij heeft dit tegen de vrouw van het pompstation gezegd. De vrouw heeft tegen hem gezegd dat hij moest betalen en hij heeft geprobeerd iemand geld over te laten maken. Dit is niet gelukt en de verdachte is weer in zijn auto gaan zitten. Een man is toen voor zijn auto gaan staan. Hij stond voor de rechterkoplamp. Verdachte was helemaal niet met hem bezig, hij heeft hem niet goed gezien en was met de oudere man bezig. Toen het voor verdachte klaar was, is de verdachte weggereden. Hij hoorde dat de man die voor zijn auto stond, tegen de rechter voorportier van zijn auto aansloeg, waardoor daar nu een deuk zit. 16
Uit de bij het Q8 benzinestation opgenomen camerabeelden blijkt dat de verdachte in zijn auto is gestapt en getuige [getuige A] bij het geopende portier heeft gestaan. Op het moment dat de koplampen van de auto aan gaan, gaat [slachtoffer A] voor het voertuig staan. Vervolgens rijdt de verdachte, met geopend portier, weg. Hierbij stuurt hij naar links en op het moment dat de auto [slachtoffer A] (bijna) raakt is te zien dat [slachtoffer A] opspringt waardoor hij, door de beweging van de wegrijdende auto, op de motorkap terechtkomt en er via de rechterzijde afrolt. 17 Gelet op hetgeen de rechtbank ter terechtzitting heeft waargenomen tijdens het afspelen van de camerabeelden, is er geen aanleiding om te twijfelen aan deze weergave in het proces-verbaal.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Immers, verdachte is weggereden met zijn auto terwijl hij wist dat [slachtoffer A] er vlak voor stond. Door, ondanks deze omstandigheid, toch op te trekken en weg te rijden heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer A] door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Dat [slachtoffer A] door zijn handelen het letsel heeft kunnen beperken tot een pijnlijke hand doet aan het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte niets af en is geenszins te danken aan het handelen van verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat het met een personenauto inrijden op een persoon kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Uit de bewijsmiddelen genoemd onder "ontvankelijkheid van het openbaar ministerie" en onder feit 2 hiervoor blijkt dat verdachte op genoemde tijdstippen en plaatsen een auto heeft bestuurd. Blijkens een uitdraai uit het politiesysteem blijkt dat verdachtes rijbewijs vanaf 17 december 2011 voor een termijn van twee maanden was ingevorderd.18 De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de brief van het CVOM van 22 december 201119, zijnde een kennisgeving beslissing inhouding rijbewijs vanaf 17 december 2011 voor een termijn van twee maanden, heeft ontvangen en gelezen en desondanks toch heeft gereden.20
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op meerdere tijdstippen omstreeks de periode van 17 oktober 2011 tot en met
29 december 2011 te Nunspeet en te Rotterdam en te Vlaardingen en te Delft, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hoeveelheden brandstof, toebehorende aan Q8 en Shell en Texaco.
hij op 29 december 2011 te Nunspeet, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een personenauto (Volkwagen Touareg) met die personenauto uit stilstand is opgetrokken, terwijl die [slachtoffer A] zich op dat moment op (zeer) korte afstand voor die door hem bestuurde personenauto bevond, ten gevolge waar die [slachtoffer A] op de motorkap van die personenauto terecht is gekomen en vervolgens op de grond is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 29 december 2011 te Nunspeet en op 31 december 2011 te Rotterdam als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de Rijksweg A28 en de Pleinweg, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde: Diefstal, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde: Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: Overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair,
2 primair en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich meerdere keren (viermaal) schuldig gemaakt aan diefstal van brandstof, daardoor heeft de verdachte de pomphouders financiële schade, ergernis en overlast bezorgd.
De handelwijze van verdachte kenmerkt zich bovendien door een zekere brutaliteit: hij wist dat hij geen geld had om benzine te tanken, maar deed dat toch omdat hij in zijn auto wilde blijven rijden. Vervolgens plaatste hij de pomphouders voor een voldongen feit en bleven zij met de schade achter. Toen verdachte door een van de pomphouders werd aangesproken op het tanken zonder te betalen, heeft verdachte zich om weg te komen niets aangetrokken van een pompbediende die vlak voor zijn auto stond en heeft verdachte deze bediende omver gereden. Op die manier heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Een voorval dat ook op getuigen een grote indruk heeft gemaakt. Dergelijke gebeurtenissen veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verder: verdachte bestuurde zijn auto terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Ook daaruit blijkt dat verdachte zich niets aantrekt van regels.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 12 maart 2012 is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op de feiten en de persoon van verdachte is een gevangenisstraf passend en geboden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het beknopte reclasseringsadvies van 31 januari 2012. Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan de bewezenverklaarde feiten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden een passende en geboden reactie vormt. De straf als door de officier van justitie geëist, komt de rechtbank bovenmatig voor.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij Shell Station [tankstation] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 95,04 (€ 84,04 aan gederfde brandstofinkomsten en € 11,- aan kosten voor rechtsbijstand), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Voorts heeft de benadeelde partij Texaco [tankstation] zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 171,08 (€ 20,08 aan gederfde brandstofopbrengsten en € 151,- aan incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door Texaco Hoogstad gevorderde incassokosten niet als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt. Ditzelfde geldt voor de door Shell Station [tankstation] gevorderde kosten voor rechtsbijstand.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij Shell Station [tankstation]
voldoende aannemelijk gemaakt dat - in redelijkheid - tot een bedrag van € 84,04 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde. De vordering van deze benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. De wettelijke rente over de genoemde materiële schade zal worden toegewezen vanaf dag van het schadeveroorzakend feit, te weten 12 november 2011
De gevorderde incassokosten ad € 11,- zal de rechtbank toewijzen in het kader van de proceskosten, zoals hierna vermeld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij [tankstation] B.V
voldoende aannemelijk gemaakt dat - in redelijkheid - tot een bedrag van € 20,08 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde. De vordering van deze benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. De wettelijke rente over de genoemde materiële schade zal worden toegewezen vanaf dag van het schadeveroorzakend feit, te weten 14 december 2011
De gevorderde incassokosten zijn niet voldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij in zoverre reeds daarom niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank met inachtneming van het bovenstaande ten aanzien van Shell Station [tankstation] vooralsnog begroot op € 11,- en ten aanzien van [tankstation] B.V vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betalingen aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal € 84,04 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Shell Station [tankstation].
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal € 20,08 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [tankstation] B.V.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 57, 91, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair te weten diefstal van brandstof bij:
- Shell Station [tankstation] te Rotterdam op 12 november 2011,
- Texaco [tankstation] te Vlaardingen op 14 december 2011,
- Tankstation Q8 te Nunspeet op 29 december 2011,
- Texaco [tankstation] te Delft op 31 december 2011,
alsmede het onder 2 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde: Diefstal, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde: Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: Overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Shell Station [tankstation], van een bedrag van € 84,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 11,-;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Shell Station [tankstation], een bedrag te betalen van € 84,04 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal één (1) dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [tankstation] B.V, van een bedrag van € 20,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [tankstation] B.V, een bedrag te betalen van € 20,08 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal één (1) dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. Kropman, voorzitter, mr. Van der Mei en mr. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Wegter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2012.
1 Proces-verbaal van bevindingen van 31 december 2011 dossierpagina 25-26
2 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0610 2012009093, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 28 januari 2012.
3 Proces-verbaal, p. 5-17
4 Internetaangifte, p. 226-227
5 Schuldbekentenis, nr. 10585
6 Internetaangifte, p. 232-233
7 Schuldbekentenis
8 Aangifte [Aangever A] dossier pagina 37-38
9 Verklaring verdachte, dossierpagina 200
10 Proces-verbaal van de terechtzitting van 6 april 2012
11 Aangifte namens Texaco dossierpagina 218-219
12 Verklaring verdachte dossierpagina 203
13 Proces-verbaal aangifte, p. 34-36
14 Proces-verbaal aangifte [Aangever A], p. 37-38
15 Proces-verbaal verhoor getuige, p. 40-40
16 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 200-201
17 Proces-verbaal van bevindingen, p. 46-47
18 Uitdraai politiesysteem, p. 308-309
19 Brief Centrale Verwerking O.M., p. 290
20 Proces-verbaal van de terechtzitting van 6 april 2012