Sector Straf
meervoudige strafkamer
parketnummer: 06/850713-10
datum uitspraak: 24 april 2012
tegenspraak / oip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1961]
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. A.A. Dooijeweerd te Zutphen
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de in het openbaar gehouden onderzoeken op de terechtzittingen van 21 oktober 2011 en 10 april 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 oktober 2011 is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2008
tot en met 31 december 2009, te Doetinchem en/of te Wehl, in ieder geval in
Nederland,
terwijl verdachte werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg,
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer A], die zich als patiënt en/of cliënt
aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd,
de ontucht er in bestaande dat verdachte (naakt) bij die [slachtoffer A] in bed is
gaan liggen en/of de penis van die [slachtoffer A] heeft betast;
art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2008
tot en met 31 december 2009, te Wehl en/of te Doetinchem, in ieder geval in
Nederland,
terwijl verdachte werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg,
(buiten echt) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer B] (geboortedatum [1996]),
die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had
toevertrouwd,
die ontucht er in bestaande dat verdachte (naakt) bij die [slachtoffer B] in bed is
gaan liggen en/of de penis en/of de billen van die [slachtoffer B] heeft betast;
art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009
tot en met 31 december 2009 te Wehl, in ieder geval in Nederland,
terwijl verdachte werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg,
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer C], die zich als patiënt en/of
cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd,
die ontucht er in bestaande dat verdachte die [slachtoffer C] heeft afgetrokken en
gepijpt en zich door die [slachtoffer C] heeft laten aftrekken en pijpen;
art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft over het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is en dat verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken. Hij voert daartoe aan dat verdachte deze feiten al vanaf zijn aanhouding stellig heeft ontkend en dat hiertegenover alleen de verklaringen van de slachtoffers [slachtoffer A en B] staan. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat zich naast deze laatstgenoemde verklaringen geen ondersteunende verklaringen in het dossier bevinden, nu deze verklaringen de auditu verklaringen betreffen of anderszins niet ondersteunend zijn. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat er sprake is van stemmingmakerij en geroddel over verdachte en dat dientengevolge verkeerde (belastende) conclusies zijn getrokken.
Wat feit 3 betreft heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting en door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Door [moeder slachtoffer A en B] is aangifte gedaan terzake seksueel misbruik van haar kinderen [slachtoffer A en B]. Vanaf april 2007 tot en met februari 2010 zijn haar zonen bij verdachte geweest voor hulp en hebben zij (deels) bij hem in [plaats] gewoond2.
[slachtoffer A] heeft bij de politie verklaard dat, als hij alleen 's avonds op zijn slaapkamer was, verdachte naar hem toekwam, hij [slachtoffer A] stevig vastpakte door zijn armen stevig om hem heen te slaan en dat hij dan met de voorkant van zijn lichaam tegen de voorkant van [slachtoffer A]'s lichaam aankwam. [slachtoffer A] zag dat verdachte zeker twee keer naakt was. [slachtoffer A] zei dan altijd dat hij dat niet wilde, maar verdachte bleef gewoon liggen3. Ook heeft [slachtoffer A] gevoeld dat verdachte dan een stijve piemel had. Dan sloeg hij zijn benen om de benen van [slachtoffer A] en begon hij tegen [slachtoffer A] aan te rijden4. Verder heeft [slachtoffer A] verklaard dat verdachte tijdens een massage steeds verder naar het geslachtsdeel van [slachtoffer A] streelde en dat hij dit ook heeft vastgepakt. Even later heeft verdachte met zijn hand het geslachtsdeel van [slachtoffer A] voor een tweede keer vastgepakt5.
[slachtoffer B] heeft bij de politie verklaard dat verdachte altijd wilde knuffelen en ook vaak
's ochtends naakt bij hem in bed ging liggen, terwijl [slachtoffer B] dit niet wilde en dat ook aangaf. Verdachte wilde dan altijd tegen hem aanliggen en knuffelen. Verdachte zei hem ook dat hij dit aan niemand mocht vertellen omdat er anders wat met hem zou gebeuren6. Verder heeft [slachtoffer B] verklaard dat hij 's nachts een keer wakker werd en dat hij voelde dat verdachte met zijn handen aan zijn piemel zat. Verdachte zat aan zijn piemel onder [slachtoffer B]'s kleren; hij zat met zijn hand in [slachtoffer B]'s broek. [slachtoffer B] weet niet meer hoe vaak het is gebeurd, maar wel vaker7. Verdachte knuffelde [slachtoffer B] veel; dan pakte hij [slachtoffer B] strak vast en dan probeerde hij altijd met zijn hand naar [slachtoffer B]'s kont toe te gaan. Hij ging dan met zijn hand onder [slachtoffer B]'s kleren en zat met zijn hand op de blote billen van [slachtoffer B]. Hij kneep dan [slachtoffer B]'s billen bij elkaar of hij sloeg op zijn billen8. Bijna iedere keer als [slachtoffer B] bij verdachte in [plaats] was, gebeurde dit9.
De rechtbank heeft, anders dan de raadsman, geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer A] en [slachtoffer B] afgelegde verklaringen. De verklaringen van beide jongens bevatten veel details en zijn bovendien consistent en autonoom; de kleine details waarover ze verklaren worden bevestigd door andere zich in het dossier bevindende verklaringen. Daarnaast verklaren [slachtoffer A] en [slachtoffer B] in gelijke zin; dat verdachte vaak naakt bij hen in bed ging liggen en dat hij altijd aan hen zat.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 april 2012 verklaard dat [slachtoffer A en B] in die tijd bij hem thuis in [plaats] verbleven en dat ze aan zijn zorg waren toevertrouwd.
Door [vader slachtoffer C] is namens zijn minderjarige zoon [slachtoffer C] aangifte gedaan10.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting van 10 april 2012 verklaard dat [slachtoffer C] van net na de zomer 2009 tot januari 2010 bij hem (bij [stichting] in [plaats]) heeft gewoond11. Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer C] heeft afgetrokken en gepijpt en dat dit ook andersom gebeurde12. Verdachte heeft zelf een jongerenopvang opgericht, [stichting], en in deze hoedanigheid werkte hij als hulpverlener13.
Aangezien verdachte de feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank eveneens het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2008 tot en met 31 december 2009, te Doetinchem en/of te Wehl, terwijl verdachte werkzaam was in de maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer A], die zich als cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd, de ontucht er in bestaande dat verdachte (naakt) bij die [slachtoffer A] in bed is gaan liggen en de penis van die [slachtoffer A] heeft betast.
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2008 tot en met 31 december 2009, te Wehl en/of te Doetinchem, terwijl verdachte werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer B] (geboortedatum [1996]), die zich als cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd, die ontucht er in bestaande dat verdachte (naakt) bij die [slachtoffer B] in bed is gaan liggen en de penis en de billen van die [slachtoffer B] heeft betast.
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2009 te Wehl, in ieder geval in Nederland, terwijl verdachte werkzaam was in de maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer C], die zich als cliënt aan verdachte's hulp en zorg had toevertrouwd, die ontucht er in bestaande dat verdachte die [slachtoffer C] heeft afgetrokken en gepijpt en zich door die [slachtoffer C] heeft laten aftrekken en pijpen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
3. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feiten 1, 2 en 3 telkens: werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd.
4. Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt door drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, psychiater, gedateerd 10 januari 2012.
Onderzochte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van een posttraumatische stressstoornis en een bipolaire 1 stoornis. Verder is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken.
Onderzochte lijkt zowel vanuit zijn bipolaire stoornis als zijn persoonlijkheidsstoornis beperkt te zijn geweest in zijn keuzevrijheid van handelen. Geadviseerd wordt onderzochte aangaande het derde tenlastegelegde, voor zover bewezen geacht, verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Aangezien de eerste twee ten laste gelegde feiten door onderzochte worden ontkend, kan geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid voor wat betreft deze feiten, aldus de psychiater.
De rechtbank kan zich met deze conclusie van de deskundige verenigen en neemt deze over, met dien verstande dat zij er van uit gaat dat de conclusie die de psychiater trekt met betrekking tot feit 3 door de rechtbank ook van toepassing moet worden geacht met betrekking tot de feiten 1 en 2, zodat verdachte voor alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
5. Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringcontact, ook als dit inhoudt meewerken aan behandelingen bij de forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke instelling en dat verdachte zich binnen 2 dagen na de uitspraak moet melden bij de reclassering.
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, er voor gepleit een voorwaardelijke gevangenisstraf met de eerder genoemde bijzondere voorwaarden, op te leggen, aangezien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het risico in zich draagt van psychische decompensatie en bovendien een contra-indicatie is. Daarnaast heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de blanco documentatie van verdachte en met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ontucht gepleegd met drie jongens, destijds in de leeftijd van 12, 15 en 17 jaar, die aan zijn zorg waren toevertrouwd. Verdachte was oprichter van j[jongerenopvang]. Deze jongerenopvang verleende hulp aan jongeren met een stoornis en aan jongeren die het thuis moeilijk hadden. Voorts verzorgde hij de financiën van deze jongeren. Verdachte werkte als begeleider van deze jongeren die zich aan verdachtes zorg hadden toevertrouwd.
Gelet hierop bevond verdachte zich in een overwichtspositie ten opzichte van de slachtoffers. Verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat een cliënt in zijn begeleider mocht hebben, geschaad. Ook heeft hij de lichamelijke en emotionele integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden. Juist vanuit zijn positie heeft verdachte het vertrouwen die de ouders van de slachtoffers in hem hadden, geschaad.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die gewoonlijk voor het meermalen plegen van ontuchtige handelingen worden opgelegd. In dergelijke gevallen gaat het, gelet op de jurisprudentie, doorgaans om forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat ten voordele van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een first offender is, alsmede dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden. De rechtbank heeft daarnaast in ogenschouw genomen het over verdachte opgemaakte rapport van de reclassering en het rapport van eerder genoemde psychiater Heinsman-Carlier. In dit rapport van 10 januari 2012 is -onder meer- vermeld dat het recidive risico kan worden ingeschat als laag tot matig. Onderzochte kan in principe worden beschouwd als een first offender bij wie geen eerdere forensische behandeling heeft plaatsgevonden. Vanuit stepped care geredeneerd is begeleiding en/of behandeling gericht op voortzetting van de huidige situatie en bestendigen van het huidig psychiatrisch evenwicht op dit moment een eerste stap welke vanuit het oogpunt van risicomanagement te verantwoorden valt. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan begeleiding/behandeling vanuit een forensische polikliniek als bijvoorbeeld Kairos of de forensische polikliniek GGNet in Warnsveld. Geadviseerd wordt een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf. Verder wordt een verplicht reclasseringstoezicht geadviseerd.
Gelet op bovenstaande en op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, alsmede op de omstandigheid dat verdachte nog een langdurige behandeling dient te ondergaan, ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank acht een lagere strafoplegging passend en geboden.
De rechtbank houdt bij de duur van de proeftijd ten aanzien van de bijzondere voorwaarden rekening met hetgeen is bepaald in artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, te weten dat indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de ontastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, de mogelijkheid bestaat een maximale proeftijd van tien jaar op te leggen. In casu is de rechtbank van oordeel dat een proeftijd voor de duur van 5 jaren ten aanzien van de bijzondere voorwaarden passend en geboden is.
6. Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 4.102,96 ( € 102,96 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De raadsman van verdachte heeft primair aangevoerd dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, afgewezen dient te worden.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden aangezien deze onvoldoende onderbouwd is en een juiste beoordeling ervan onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman nog opgemerkt dat het bijgevoegde voorbeeld uit de smartengeldgids niet van toepassing is op deze zaak.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de opgevoerde materiële schade alleen de kostenpost HIV test valt aan te merken als schade die rechtstreeks aan de benadeelde partij is toegebracht als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Dit onderdeel van de vordering, met een bedrag van € 50,00, is derhalve toewijsbaar.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, maar de rechtbank acht termen aanwezig om de vordering te matigen tot een bedrag van € 2.000,00. De wettelijke rente over de genoemde immateriële schade zal worden toegewezen vanaf de dag dat de dagvaarding is opgemaakt door de officier van justitie, te weten 29 augustus 2011.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank met inachtneming van het bovenstaande vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal € 2.050,00 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A].
7. Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 5.102,96 ( € 102,96 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De raadsman van verdachte heeft primair aangevoerd dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, afgewezen dient te worden.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden aangezien deze onvoldoende onderbouwd is en beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman nog opgemerkt dat het bijgevoegde voorbeeld uit de smartengeldgids niet van toepassing is op deze zaak.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de opgevoerde materiële schade alleen de kostenpost HIV test valt aan te merken als schade die rechtstreeks aan de benadeelde partij is toegebracht als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Dit onderdeel van de vordering, met een bedrag van € 50,00, is derhalve toewijsbaar.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, maar de rechtbank acht termen aanwezig om deze vordering te matigen tot een bedrag van € 2.500,00. De wettelijke rente over de genoemde immateriële schade zal worden toegewezen vanaf de dag dat de dagvaarding is opgemaakt door de officier van justitie, te weten 29 augustus 2011.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank met inachtneming van het bovenstaande vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal € 2.550,00 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B].
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feiten 1, 2 en 3 telkens: werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen
met iemand die zich als cliënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 5 jaren de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door de forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van de reclassering of die andere instelling zullen worden gegeven;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich binnen 2 werkdagen na het einde van zijn detentie zal melden bij reclassering Nederland, Houtwal 16d te Zutphen. Hierna moet hij zich gedurende door reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A te plaats] van een bedrag van € 2.050,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van € 2.050,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2008, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 40 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B te plaats] van een bedrag van € 2.550,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2008 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van € 2.550,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 42 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Kleinrensink en Moolenburgh, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2012.
1 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
PL0640/2010026323-17, Regio Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, Team
recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 12 oktober 2010 te Doetinchem.
2 Proces-verbaal van aangifte van [moeder slachtoffer A en B], pag. 149
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer A], pag. 167
4 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer A], pag. 171
5 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer A], pag. 170
6 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer B], pag. 174
7 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer B], pag. 176-177
8 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer B], pag. 178
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer B], pag. 179
10 Proces-verbaal van aangifte door [vader slachtoffer C], pag. 173-180
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 116
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 134 en 135
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 113 en 114