RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940377-11
Uitspraak d.d. 9 mei 2012
Tegenspraak / dip / oip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1959],
wonende te [plaats]
thans gedetineerd in PI Overijssel, huis van bewaring "De Karelskamp" te Almelo.
Raadsman: mr. W.L.M. Fleuren, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 maart 2011 te Neede en/of elders in Nederland,
(buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer A], geboren op [1995],
immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig,
- de penis van die [slachtoffer A] in zijn, verdachtes, mond genomen en/of
- de penis van die [slachtoffer A] betast en/of
- zich door die [slachtoffer A] laten aftrekken en/of
- een vinger van die [slachtoffer A] door die [slachtoffer A] in zijn, verdachtes, anus laten duwen;
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 31 maart 2009, te Neede en/of Groenlo, in ieder geval in Nederland,
(buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer B], geboren op [2000],
immers heeft verdachte die [slachtoffer B] (opzettelijk ontuchtig) zijn, verdachtes, penis en/of balzak laten betasten;
art 247 Wetboek van Strafrecht;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2011, te Neede en/of Groenlo, in ieder geval in Nederland,
(buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer C] geboren op [1999],
immers heeft verdachte, (opzettelijk ontuchtig),
- de penis van die [slachtoffer C] in zijn, verdachtes, mond genomen/gedaan en/of
- de penis van die [slachtoffer C] (met zijn, verdachtes, handen) betast en/of
- die [slachtoffer C] zijn, verdachtes, penis en/of balzak laten betasten;
art 247 Wetboek van Strafrecht;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de aangifte van [slachtoffer A] niet auditief geregistreerd is en dat dit in strijd is met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2010A206) juncto de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachte (2010A018). De raadsman beroept zich dienaangaande op een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, waardoor primair het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en subsidiair de verklaringen van [slachtoffer A] van het bewijs dienen te worden uitgesloten en de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 ten laste gelegde feit. Meer subsidiair dient hiermee rekening te worden gehouden bij het bepalen van de hoogte van de straf.
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting primair op het standpunt gesteld dat aan de omstandigheid dat de aangifte niet auditief is geregistreerd geen consequenties dienen te worden verbonden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het informatieve gesprek met [slachtoffer A] wel auditief is geregistreerd en dat het maken van een opname van de aangifte weliswaar is vergeten, maar dat dit niet bewust is gebeurd. Het Openbaar Ministerie heeft niet in strijd met het zogenaamde Zwolsman-criterium gehandeld. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat niet is gebleken in welke mate sprake is van schending van de belangen van de verdediging. De verdediging heeft ook niet aangegeven aan welk deel van de aangifte wordt getwijfeld. Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat, indien strafvermindering zou worden toegepast, dit uiterst marginaal dient te geschieden.
De rechtbank overweegt het volgende.
In geval van onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek biedt artikel 359a Wetboek van Strafvordering als meest vergaande sanctie de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie is, gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot dit artikel, alleen dan plaats indien de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan (het Zwolsman-criterium).
Naar het oordeel van de rechtbank is van een dergelijke situatie geen sprake. Niet aannemelijk is geworden dat het Openbaar Ministerie bewust, ter frustratie van de belangen van de verdediging, de aangifte van [slachtoffer A] niet heeft opgenomen. De rechtbank zal het verweer van de raadsman dan ook verwerpen.
Weliswaar had volgens genoemde Aanwijzing het verhoor van [slachtoffer A] opgenomen moeten worden, maar de rechtbank stelt vast dat onvoldoende duidelijk is geworden welk nadeel verdachte door het achterwege blijven daarvan zou hebben ondervonden. Immers, de verklaringen van [slachtoffer A] en verdachte stemmen op hoofdlijnen met elkaar overeen. De rechtbank zal dan ook geen consequenties verbinden aan het geconstateerde vormverzuim en volstaan met de constatering daarvan.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 24 juni 2011 vond een informatief gesprek plaats tussen [slachtoffer A] en rechercheurs van de afdeling zeden van de politie Utrecht. Op 5 augustus 2011 heeft [slachtoffer A] aangifte tegen verdachte gedaan.
Op 14 september 2011 heeft [moeder slachtoffer B en C] namens haar kinderen [slachtoffer B] en [slachtoffer C] aangifte tegen verdachte gedaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. Hij heeft de bewijsmiddelen daartoe ter terechtzitting opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde opgemerkt dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft bekend. De frequentie waarmee de handelingen zijn voorgekomen, wordt wel betwist.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A]2;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [moeder slachtoffer A]3
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie4, die hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Ten aanzien van de vraag hoe vaak de handelingen hebben plaatsgevonden, overweegt de rechtbank dat dit niet exact is te reconstrueren, maar dat zowel uit de verklaringen van aangever als van die van verdachte is te herleiden dat dit meerdere keren is gebeurd.
Ten aanzien van de delictperiode overweegt de rechtbank dat de door de verdachte gepleegde ontuchtige handelingen binnen de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden, zodat de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard mede gelet op de aangifte van de moeder van [slachtoffer B].
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde periode te ruim is, nu verdachte heeft aangegeven dat hij [slachtoffer B] eind 2008 twee keer heeft betast. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat het bestanddeel "aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige" niet kan worden bewezen. Hiertoe is aangevoerd dat [slachtoffer B] eind 2008 samen met zijn broer [slachtoffer C] en moeder [moeder slachtoffer B en C] bij verdachte op bezoek was.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 14 september 2011 heeft [moeder slachtoffer B en C], de moeder van [slachtoffer B], namens hem aangifte van aanranding gedaan. [slachtoffer B] zei tegen haar dat hij 'dingen bij [verdachte] had moeten doen'.5
[slachtoffer B] zei "ik moest aan zijn piemel zitten". [slachtoffer B] vertelde meteen "het is twee keer gebeurd, ik heb twee keer aan de piemel van [verdachte] moeten trekken". [slachtoffer B] vertelde dat het was gebeurd toen zij in het ziekenhuis in Duitsland lag. Dat was in februari 2009. Zij had twaalf dagen in het ziekenhuis gelegen. Haar kinderen hebben in die tijd bij [verdachte] en [echtgenote verdachte] gelogeerd.6 [slachtoffer B] vertelde nog dat hij 'zo' moest doen en hij maakte een handbeweging waarbij zijn hand heen en weer ging en hij zei dat hij aan de ballen van [verdachte] moest trekken.7
Getuige [slachtoffer B], geboren op [2000], heeft op 27 september 2011 verklaard dat hij twee jaar doorvoor twee keer aan verdachte heeft gezeten.8 Het was in de schuur bij de woning van verdachte. Hij moest aan de piemel van verdachte zitten en verdachte zei tegen hem dat hij met zijn hand zo heen en weer moest doen.9
Verdachte heeft op 5 oktober 2011 verklaard dat [slachtoffer B] hem twee keer heeft afgetrokken. Met één hand trok [slachtoffer B] hem af en met de andere hand voelde hij bij de ballen. Dit gebeurde in de schuur bij de woning van verdachte in Neede en een keer in het zwembad, ik dacht in Groenlo.10 Ter terechtzitting heeft verdachte deze verklaring bevestigd en herhaald.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer B] en zijn moeder, [moeder slachtoffer B en C], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd. [slachtoffer B] heeft in zijn verklaring duidelijk en consistent over de seksuele handelingen bij verdachte verklaard. Verdachte heeft deze seksuele handelingen ook bekend. Voorts moet worden geconcludeerd dat deze handelingen hebben plaatsgevonden in februari 2009. De rechtbank gaat daarbij af op de verklaring van [slachtoffer B], inhoudende dat hij sinds de tijd dat zijn moeder in het ziekenhuis lag aan verdachtes piemel moest zitten, alsmede op de verklaring van [moeder slachtoffer B en C], inhoudende dat [slachtoffer B] tegen haar heeft gezegd dat het is gebeurd toen zij in het ziekenhuis lag, dat zij in februari 2009 twaalf dagen in het ziekenhuis heeft gelegen en dat [slachtoffer B] in die periode bij verdachte en zijn echtgenote logeerde. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden toen [slachtoffer B] aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Ten aanzien van de delictperiode overweegt de rechtbank overigens nog dat de door de verdachte gepleegde ontuchtige handelingen binnen de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden, zodat de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte de ten laste gelegde handelingen met [slachtoffer C] heeft verricht, met uitzondering van de onder het derde gedachtestreepje geformuleerde handelingen, inhoudende dat verdachte zijn penis en/of balzak door [slachtoffer C] heeft doen betasten. Verdachte dient derhalve van dit onderdeel te worden vrijgesproken. De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de periode van maart 2009 tot enig moment in 2011. Ten slotte is aangevoerd dat, met uitzondering van februari 2009, niet is voldaan aan het bestanddeel "aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige".
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 14 september 2011 heeft [moeder slachtoffer B en C], de moeder van [slachtoffer C], namens hem aangifte van aanranding gedaan. [slachtoffer C] zei tegen haar '[verdachte] heeft aan mij gezeten'. [slachtoffer C] zei "[verdachte] wel bij mij maar ik heb niks bij [verdachte] hoeven doen".11 [slachtoffer C] heeft verteld dat [verdachte] meerdere keren aan hem heeft gezeten. [verdachte] heeft zijn piemel betast maar hij weet niet meer hoe vaak. Dat gebeurde in de garage en in de schuur van verdachte.12 [slachtoffer C] zei dat [verdachte] het ook met zijn mond had gedaan bij hem.13
Getuige [slachtoffer C] geboren op [1999], heeft op 19 september 2011 verklaard dat zijn moeder in Duitsland in het ziekenhuis heeft gelegen en dat hij met zijn broertje [slachtoffer B] bij verdachte en diens echtgenote [echtgenote verdachte] logeerde. Het is ook gebeurd in het zwembad.14 In het zwembad zat verdachte aan de piemel van [slachtoffer C].15 In de schuur van verdachte deed verdachte de broek van [slachtoffer C] open en dan zat hij aan diens piemel.16 Met de handen bewoog verdachte de piemel van [slachtoffer C] heen en weer en hij zoog erop.17 Tijdens een vakantie in een verblijf in een caravan heeft verdachte aan de piemel van [slachtoffer C] getrokken en nam verdachte deze in de mond. Zijn moeder en [echtgenote verdachte] waren weg.18 Dit jaar is het één of twee keer in de schuur gebeurd. In totaal is het tien keer gebeurd in de schuur, aldus [slachtoffer C].19
Verdachte heeft op 5 oktober 2011 verklaard dat hij [slachtoffer C] een keer heeft betast in een zwembad. Tijdens een vakantie heeft verdachte [slachtoffer C] een keer gepijpt.20 Hij heeft [slachtoffer C] ook een keer gepijpt in zijn garage in Neede.21 Het zwembad was op [naam in plaats].22
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer C] en zijn moeder, [moeder slachtoffer B en C], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft gepleegd, met dien verstande dat verdachte van het derde gedachtenstreepje "- die [slachtoffer C] zijn, verdachtes, penis en/of balzak laten betasten" dient te worden vrijgesproken, nu [slachtoffer C] hierover niet heeft verklaard en verdachte dit heeft ontkend. [slachtoffer C] heeft in zijn verklaring duidelijk en consistent over de overige seksuele handelingen met verdachte verklaard. Verdachte heeft die seksuele handelingen ook niet ontkend. Uit de verklaringen van [slachtoffer C] en diens moeder is op te maken dat verdachte ontuchtige handelingen met [slachtoffer C] heeft gepleegd terwijl [slachtoffer C] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.
Ten aanzien van de delictperiode overweegt de rechtbank overigens nog dat de door de verdachte gepleegde ontuchtige handelingen binnen de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden, zodat de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 maart 2011 te Neede en/of elders in Nederland,
(buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer A], geboren op [1995],
immers heeft verdachte, opzettelijk ontuchtig,
- de penis van die [slachtoffer A] in zijn, verdachtes, mond genomen en
- de penis van die [slachtoffer A] betast en
- zich door die [slachtoffer A] laten aftrekken en
- een vinger van die [slachtoffer A] door die [slachtoffer A] in zijn, verdachtes, anus laten duwen;
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 31 maart 2009, te Neede en/of Groenlo, (buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer B], geboren op [2000], immers heeft verdachte die [slachtoffer B] (opzettelijk ontuchtig) zijn, verdachtes, penis en balzak laten betasten;
3.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2011, te Neede en/of Groenlo, in ieder geval in Nederland, (buiten echt) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer C] geboren op [1999], immers heeft verdachte, (opzettelijk ontuchtig),
- de penis van die [slachtoffer C] in zijn, verdachtes, mond genomen/gedaan en
- de penis van die [slachtoffer C] (met zijn, verdachtes, handen) betast.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1, 2 en 3,
telkens: Ontucht met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia rapport van drs. D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog, van 23 januari 2012. In dit rapport wordt - onder meer - het volgende geconstateerd:
Op basis van het onderzoek kan bij betrokkene een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens worden vastgesteld in de zin van pedofilie. Een diagnose op de As II voor persoonlijkheidsstoornissen is uitgesteld vanwege het ontbreken van collaterale informatie. Het vermoeden bestaat dat bij betrokkene evenwel sprake is van meer structurele persoonlijkheidspathologie. Vanuit de seksuele stoornis, namelijk pedofilie, is bij betrokkene sprake van een aanhoudende behoefte en interesse rondom seks met kinderen. Betrokkene is tekort geschoten in het oplossen van (huwelijks)problemen die vermoedelijk ten grondslag hebben gelegen aan het uitleven van de pedofiele neigingen. Daarnaast ontbreekt het bij betrokkene aan inzicht in en grip op zijn problematiek. Betrokkene heeft nog nooit eerder behandeling gehad en beschikt niet over voldoende controlemogelijkheden over zijn gedrag en emoties.
Gezien de aard en omvang van het tenlastegelegde en het grote verband met de stoornis, heeft de psycholoog geadviseerd om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het plegen hiervan.
Met de conclusie van de psycholoog dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
De verminderde toerekenbaarheid sluit de strafbaarheid van verdachte niet uit. Nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie de volgende bijzondere voorwaarden gevorderd, te weten een meldingsplicht, de verplichting dat verdachte zich zal gedragen naar aanwijzingen van de reclassering, een behandeling bij De Tender en een contactverbod met [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C].
De raadsman heeft bepleit dat de duur van een eventueel op te leggen gevangenisstraf dient te worden beperkt en dat het opleggen van een werkstraf in overweging dient te worden genomen met oplegging van een voorwaardelijk deel met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat hij zich dient te laten behandelen in een forensisch psychiatrische polikliniek.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van ontucht met drie minderjarige jongens. De verdachte heeft aldus het door de jongens en hun ouders in hem gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers, die vanwege hun leeftijd en hun relatie tot de verdachte in een kwetsbare positie verkeerden en niet in afdoende mate in staat waren om aan het handelen van de verdachte weerstand te bieden. Deze gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor de slachtoffers ernstige psychische gevolgen hebben. Dat de gedragingen voor de slachtoffers nadelige psychische gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is onder meer gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer A]. Bij het handelen als bewezenverklaard kan verdachte slechts het oog hebben gehad op bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, waarbij hij zich in het geheel niet heeft bekommerd om de schade die hij daarbij bij zijn minderjarige slachtoffers en hun omgeving zou kunnen aanrichten.
Weliswaar heeft verdachte naar voren gebracht dat de periode van door hem gepleegde ontucht met een van de drie minderjarige jongens aanzienlijk korter is dan uit de tenlastelegging blijkt, maar daar staat tegenover dat ook verdachte heeft bekend dat hij vele malen, verspreid over verschillende jaren, ontuchtige handelingen met hem heeft gepleegd, waartoe hij het initiatief heeft genomen. In die zin kan dit ook niet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, blijkens een op zijn naam gesteld uittreksel uit het Algemeen Justitieel Documentatieregister van 26 maart 2012, niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met het eerder vermelde rapport van drs. D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog, en het reclasseringsadvies van 21 november 2011.
Door de psycholoog is onder meer naar voren gebracht dat wordt verwacht dat de kans op recidive hoog is gezien de aard en omvang van het tenlastegelegde op het moment dat betrokkene geen behandeling krijgt voor de seksuele stoornis. Tijdens een behandeling zal meer zicht moeten komen op de aanwezige risicofactoren voor recidive, zoals ten opzichte van de persoonlijkheidspathologie. Om de kans op recidive te verkleinen, wordt geadviseerd om betrokkene in een voorwaardelijk strafkader een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek op te leggen met een reclasseringstoezicht. De behandeling zal gericht moeten zijn op behandeling van de seksuele stoornis en het goed in kaart brengen van de risicofactoren zoals het vermoeden op meer structurele psychopathologie. Indien naast de pedofilie ook sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, zal betrokkene behandeling moeten krijgen voor de algehele problematiek. Het is naast behandeling ook nodig om tijdens de behandeling een intensief begeleidend hulpkader (een sociaal controlerend netwerk) samen te stellen in overleg met betrokkene, dat aanwezig blijft na de behandeling en het stoppen van het strafrechtelijke kader.
In het reclasseringsadvies is vermeld dat het recidiverisico als hoog gemiddeld wordt ingeschat. Het gedrag is gestopt omdat betrokkene is aangehouden. Hij weet de oorzaak van zijn gedrag niet. Er wordt ingeschat dat er een laag/gemiddeld risico op onttrekken aan de voorwaarden is. Gezien de directe samenhang van de stoornis met het criminele gedrag van betrokkene, wordt hij verplicht om zich hiervoor te laten behandelen in een forensisch psychiatrische polikliniek. Betrokkene wordt verboden contact te (laten) leggen zonder uitdrukkelijke toestemming van de reclassering met [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C].
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie veroordelen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van en of meer personen, wordt de proeftijd op vijf jaren gesteld.
Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf worden als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldingsgebod, het volgen van een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek en een contactverbod met de slachtoffers.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A], vertegenwoordigd door zijn moeder [moeder slachtoffer A] (wettelijke vertegenwoordiger), heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 7.630,68 (€ 130,68 aan materiële kosten en € 7.500,- aan immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot het verzochte bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de materiële schadevergoeding op het standpunt gesteld dat de verzochte reiskostenvergoeding kan worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 1.000,- kan worden toegewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het causaal verband tussen het tenlastegelegde en de gestelde immateriële schade niet duidelijk is, omdat de aangevoerde problemen van de benadeelde partij mogelijk ook speelden voor het tenlastegelegde, aldus de raadsman. De raadsman heeft verder aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de draagkracht van verdachte en diens verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A] als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De door de benadeelde partij verzochte reiskostenvergoeding van € 130,68 zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat het rechtstreeks oorzakelijk verband tussen het tenlastegelegde en de gestelde immateriële schade niet duidelijk is. De ervaring leert dat een slachtoffer door het handelen zoals ten laste is gelegd immateriële schade lijdt. Zulks blijkt ook uit de aangifte en de slachtofferverklaring. Uit de door de benadeelde partij gegeven toelichting op zijn vordering, is naar voren gekomen welke psychische gevolgen de gedraging en bedreiging door verdachte op hem hebben gehad. Dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, staat voor de rechtbank derhalve vast. De rechtbank zal de verzochte immateriële schade van € 7.500,- toewijzen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op min of meer soortgelijke gevallen en de mate van het onrechtmatig handelen van verdachte.
De vordering wordt derhalve toegewezen tot een bedrag van € 7.630,68,- (€ 7.500,- + € 130,68). Het toe te wijzen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2011. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daar doet verdachtes verminderde toerekenbaarheid niets aan af.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1, 2 en 3,
telkens: Ontucht met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 5 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd van 5 jaar zal gedragen naar de
aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- zonder uitdrukkelijke toestemming van de reclassering op geen enkele wijze contact zal leggen of laten leggen met [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C];
- zich zal laten behandelen in een forensisch psychiatrische polikliniek;
- zich zal houden aan regels die door of namens de leiding van die instellingen zullen worden gegeven;
- zich op uitnodiging zal melden bij de reclassering en daarna zo frequent als deze instelling dat nodig acht;
- op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan [moeder slachtoffer A], wettelijke vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer A] van een bedrag van € 7.630,68, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 7.630,68 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 73 (drieënzeventig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door mrs. Rademaker, voorzitter, Troost en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2012.
Mr. Troost is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 20111409801, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 19 oktober 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 28, 32-34, 39-40, 44-45, 47-48.
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [moeder slachtoffer A], p. 69, 74
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 144-160, p. 166, 172-174.
5 Proces-verbaal van aangifte door [moeder slachtoffer B en C], p. 185.
6 Proces-verbaal van aangifte door [moeder slachtoffer B en C], p. 186.
7 Proces-verbaal van aangifte door [moeder slachtoffer B en C], p. 187
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 210 en 212.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 212.
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 176.
11 Proces-verbaal van aangifte door [moeder slachtoffer B en C], p. 185.
12 Proces-verbaal van aangifte door [moeder slachtoffer B en C], p. 186.
13 Proces-verbaal van aangifte door [moeder slachtoffer B en C], p. 187.
14 Proces-verbaal van verhoor door getuige [slachtoffer C], p. 194.
15 Proces-verbaal van verhoor door getuige [slachtoffer C], p. 195.
16 Proces-verbaal van verhoor door getuige [slachtoffer C], p. 197.
17 Proces-verbaal van verhoor door getuige [slachtoffer C], p. 198.
18 Proces-verbaal van verhoor door getuige [slachtoffer C], p. 199.
19 Proces-verbaal van verhoor door getuige [slachtoffer C], p. 200.
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 174.
21 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 175.
22 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 176.