ECLI:NL:RBZUT:2012:BW5448

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850027-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Troost
  • R. Rademaker
  • A. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en opzettelijk bezit van amfetamine en XTC

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 9 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 november 2010 in Heerde betrokken was bij een bedreiging met een vuurwapen en het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en XTC. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met een mededader schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer A] en diens partner. De bedreiging vond plaats door hard tegen de deur te trappen en dreigende woorden te uiten, waarbij ook een stroomstootwapen en een vuurwapen, of een daarop gelijkend voorwerp, door de brievenbus werden getoond. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en deze gaven een consistent beeld van de gebeurtenissen. Daarnaast is de verdachte in het bezit geweest van een hoeveelheid amfetamine en XTC, wat ook bewezen is verklaard door middel van narcotica testen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank overweegt dat de verdachte zich buitengewoon agressief heeft gedragen, wat heeft geleid tot angst en onrust bij de slachtoffers. De straf is opgelegd met het oog op de preventie van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850027-11
Uitspraak d.d. 9 mei 2012
Tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1981],
wonende te [plaats, adres].
Raadsvrouw: mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 augustus 2011 en 25 april 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 november 2010 te Heerde tezamen en in vereniging met een ander(en) [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal
- (hard) tegen de (voor)deur van die [slachtoffer A] getrapt en/of
- (met een stroomstootwapen/paralizer) vonken door de brievenbus van die
[slachtoffer A] afgevuurd/doen onstaan en/of
- (de loop van) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, door die
brievenbus gestoken/gehouden en/of
- (daarbij) deze [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] dreigend de woorden toegevoegd : "doe
open" en/of "ik maak jullie dood" en/of "jullie zijn de lul" en/of "ik krijg
jullie nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 05 november 2010 te Heerde opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,07 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
ongeveer 4,5 XTC-pil(len), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Methyleen-Dioxy-Meth-Amfetamine (MDMA), zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 5 november 2010, omstreeks 22.58 uur, werd een eenheid van het politieteam Epe/Heerde/Hattem door de regionale meldkamer van de politie naar de woning aan [adres te plaats] gestuurd. [getuige A] en [verdachte] zouden de bewoners van die woning met de dood bedreigen. Om 23.10 uur werd een andere eenheid van de politie naar de woning van [getuige B] aan de [adres te plaats] gestuurd in verband met problemen. Bij aankomst zagen verbalisanten [getuige A], [verdachte] en [getuige B]. De mannen werden vervolgens door de politie aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Hij heeft de bewijsmiddelen daartoe ter terechtzitting opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging met een vuurwapen en een paralizer. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van [slachtoffer A], de getuigenverklaringen van [slachtoffer B], [getuige A] en [getuige B]. De officier van justitie heeft in het dossier geen aanwijzingen gevonden dat de getuigen [getuige A] en [getuige B] leugenachtig zouden hebben verklaard.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte heeft bekend dat hij tegen aangever heeft gezegd: "Je bent de lul" en dat hij tegen de deur van de woning van aangever heeft geschopt, maar dat levert volgens haar geen bedreiging op. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer B] niet overtuigend zijn, gelet op de verstandhouding tussen aangever en [slachtoffer B] enerzijds en verdachte anderzijds. Aangever en [slachtoffer B] hebben bij de politie en de rechter-commissaris niet overeenkomstig verklaard over wie die betreffende avond naar de deur liep. Dat er een stroomstootwapen door verdachte door de brievenbus zou zijn getoond, wordt door verdachte ontkend. Dat er een vonkenregen zou zijn gezien, is gelet op het soort wapen niet mogelijk. De raadsvrouw heeft eveneens aangevoerd dat verdachte geen wapen via de brievenbus heeft getoond. Dit is ook onmogelijk gelet op de in het dossier voorhanden zijnde foto van een aangetroffen vuurwapen. De loop van dat wapen voldoet niet aan de daarover afgelegde verklaringen van aangever en [slachtoffer B].
De rechtbank overweegt het volgende.
Aangever [slachtoffer A] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 5 november 2010 om 20.55 uur met zijn vriendin [slachtoffer B] in zijn woning aan de [adres in plaats] was. Hij zag een auto komen aanrijden. Er liepen twee personen gehaast naar hen toe. [slachtoffer A] schoof het gordijn aan de kant en hij zag [getuige A] staan. Hij vroeg aan [getuige A]: "Wie is er bij je?". [getuige A] zei dat [verdachte] bij hem was. [verdachte] schreeuwde toen dat [slachtoffer A] de deur open moest doen. [slachtoffer A] zag dat de brievenbus open ging, een klepbrievenbus die in de voordeur zit. [verdachte] schreeuwde dingen door de brievenbus, onder meer "ik maak jullie dood". [slachtoffer A] zag vervolgens dat [verdachte] een paralizer door de brievenbus heen stak. Hij zag en hoorde dat er blauwe vonken door de brievenbus naar binnen kwamen. De vonken knetterden. [slachtoffer A] sprong achteruit en spoot daarna met een deodorantbusje door de brievenbus. Toen schreeuwde [verdachte] harder: "Ik maak jullie dood en ik maak jullie kapot". Hij schreeuwde dat [slachtoffer A] de deur open moest doen. [slachtoffer A] hoorde dat [verdachte] hard tegen de deur aan schopte.2 Nadat [slachtoffer A] met de deodorant had gespoten, zag hij dat er een loop van een pistool door de brievenbus naar binnen werd gericht. Hij zag dat deze zwart was. Hij zag een klein rond gaatje door de brievenbus komen. Het was donker in de gang. Wat hij zag leek echt op een pistool. Terwijl de loop door de brievenbus stak, bleef [verdachte] schreeuwen dat zij de lul waren. Hij zou hen nog wel pakken. [slachtoffer A] zag hen wegrijden in een groene Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken].3
[slachtoffer A] heeft deze verklaring bij de rechter-commissaris herhaald. Hij zag vonken, die liepen tussen de twee pinnetjes. Er vlogen wel vonken vanaf. [slachtoffer A] wist zeker dat het [verdachte] was die die paralizer door de brievenbus had gestoken, want hij zag [getuige A] in de verte achter hem staan. De auto stond voor de deur met een draaiende motor. Toen ze later wegreden zag [slachtoffer A] dat het [getuige B] was die achter in de auto zat.4
Getuige [slachtoffer B] heeft bij de politie verklaard dat zij met [slachtoffer A] op 5 november 2010 rond 22.50 uur in de woonkamer van hun woning aan de [adres in plaats] was. [slachtoffer A] zei dat er mensen aan kwamen lopen. [slachtoffer A] schoof het gordijn open en zag [getuige A] staan. [slachtoffer A] vroeg wie hij bij zich had. Er werd een aantal malen hard tegen de deur getrapt. Er werd hard geschreeuwd "ik maak jullie af". [slachtoffer B] herkende de stem van [verdachte].5 Vervolgens zag zij allemaal blauwe vonken door de brievenbus de hal in komen. Het leken lasvonken en maakte lawaai. Zij zag een vuurwapen door de voordeur komen. [verdachte] bleef schreeuwen dat hij hen zou afmaken. [verdachte] bleef de hele tijd tegen de voordeur aantrappen en bleef dreigen hen dood te maken. Op het moment dat [slachtoffer B] de politie belde, liep [getuige A] terug naar de auto. [verdachte] liep ook weg en riep: "Ik krijg jullie nog wel".6
Getuige [slachtoffer B] heeft deze verklaring bij de rechter-commissaris herhaald.7
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2010 is gebleken dat het verbalisanten ambtshalve bekend was dat [getuige A] de eigenaar was van de groene Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken]. Deze auto stond op enkele tientallen meters geparkeerd van de plaats van aanhouding van verdachte, [getuige A] en [getuige B]. [getuige A] verklaarde tegenover de verbalisanten dat bij het gedonder aan [adres in plaats] een Spaans nepwapen was gebruikt, dat achter in de Volkswagen Polo zou liggen onder een reservewiel. Achterin de personenauto lag een (los) autowiel en daaronder troffen verbalisanten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan. Dat bleek van kunststof, zwart van kleur te zijn en het merk Uzi voor te stellen. Dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd door verbalisanten in beslag genomen.8
Getuige [getuige B] heeft op 6 november 2010 bij de politie verklaard dat [verdachte] op 5 november 2010 omstreeks 14.15 uur even bij hem in de woning was geweest. [verdachte] liet hem toen een taser zien, hij legde deze op de tafel. [getuige B] had dat ding wel eens eerder gezien. Dat was drie weken daarvoor. Toen [verdachte] rond 17.00 uur vertrok, nam hij de taser weer mee. Met de taser bedoelde [getuige B] een klein kastje waar stroom uit komt. Aan de bovenkant zaten twee van die puntjes. Er vlogen van die vonken over en weer. Dat had [verdachte] wel eens laten zien. Dat was een week of drie weken daarvoor, aldus [getuige B].9
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 5 november 2010 in de avond met [getuige A] en [getuige B] was. Zij reden in de auto van [getuige A]. Verdachte zei tegen [getuige A] dat hij langs [slachtoffer A] wilde. Verdachte liep met [getuige A] naar de woning aan de [adres in plaats] en hij belde aan. [slachtoffer A] zei: "met wie ben je?' [getuige A] zei: "met [verdachte]". Verdachte zei door de klep van de brievenbus: "He William". Verdachte voelde een spray door de brievenbus in zijn richting komen.10 Verdachte zei vervolgens keihard door de brievenbus:"William, nu ben je keihard de lul". [slachtoffer A] is hier nog niet klaar mee.11 Verdachte bedoelde dat hij hem nog wel zou opzoeken. Dan zou hij hem bij de strot pakken. Verdachte heeft twee keer tegen de voordeur geschopt.12 Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting bevestigd en herhaald.
De rechtbank acht, gelet op de aangifte, de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat is gebleken dat de verklaring van aangever [slachtoffer A] betrouwbaar is. [slachtoffer A] heeft consistent en gedetailleerd verklaard over het grensoverschrijdende gedrag van verdachte. De beschrijving van het gedrag van verdachte komt ook overeen met de getuigenverklaring van [slachtoffer B]. De verklaring van [slachtoffer A] dat verdachte een stroomstootwapen/paralizer en een vuurwapen heeft getoond, komt eveneens overeen met de verklaring van getuige [slachtoffer B]. Deze verklaringen in samenhang bezien met de verklaringen van getuigen [getuige A] en [getuige B] over het nepwapen dan wel paralizer, geven de rechtbank de overtuiging dat verdachte deze voorwerpen heeft getoond. Ten slotte overweegt de rechtbank dat de stelling van de verdediging dat de getuigen hem een loer willen draaien niet wordt gevolgd, nu [getuige A] en [getuige B] vrienden/bekenden van verdachte zijn en verdachte heeft aangegeven geen problemen met hen te hebben. Nu verdachte geen concrete aanknopingspunten heeft gegeven voor de eventuele onbetrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige A] (zoals opgenomen in voornoemd proces-verbaal van bevindingen) en [getuige B], ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan hun verklaringen, welke verklaringen op hun beurt een gedeeltelijke bevestiging vormen van de verklaringen van [slachtoffer A] en [slachtoffer B].
Feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde kan worden bewezen op grond van het aantreffen van middelen bij verdachte, zijn verklaring en de onderzoeksresultaten van de MMC Identification Testen. Dat er geen test van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) voorhanden is, doet aan het voorgaande niet af, aldus de officier van justitie.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat het amfetamine en XTC was dat in het zakje heeft gezeten dat bij verdachte is aangetroffen. De MMC Narcotic Identification Testen zijn slechts indicatieve testen en deze zijn niet gevolgd door een test die is uitgevoerd door het NFI. Dat verdachte heeft verklaard dat hij XTC en speed heeft gekocht, betekent nog niet dat de bij verdachte aangetroffen middelen ook daadwerkelijk verboden stoffen zijn, nu hij nog niets van die partij had gebruikt. Het bewijs dat het daadwerkelijk om amfetamine en XTC zou gaan, is hiermee niet geleverd, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 6 november 2010 werden tijdens de insluitingsfouillering bij de verdachte vermoedelijk drugs aangetroffen.13 Onder verdachte werden vijf pillen en 4,07 gram poeder in beslag genomen.14
De inhoud van het onder verdachte in beslag genomen zakje is getest met de MMC Narcotic Identification Testen (Amfetamine en XTC). Uit de test van het poeder bleek dat de stof kennelijk amfetamine bevatte, welke stof voorkomt op lijst I van de Opiumwet. Het totaal van de stof had een gewicht van 4.07 gram.15 Uit de test van de pillen bleek dat deze kennelijk Methyleen-Dioxy-Meth-Amfetamine (MDMA) bevatten, welke stof voorkomt op lijst I van de Opiumwet. 16
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat in het zakje dat tijdens de fouillering werd aangetroffen vijf pillen en een beetje pep zaten. Hij had hiervoor € 50,- betaald.17
Gelet op de verklaring van verdachte, de prijs die verdachte ervoor heeft betaald en de positieve Narcotesten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de aangetroffen pillen ecstasy en het poeder amfetamine betreffen. Het verweer van de raadsvrouw dat niet vaststaat dat het amfetamine en ecstasy betreft, wordt verworpen. Door de verdachte noch door de raadsvrouw zijn concrete aanknopingspunten aangevoerd op grond waarvan twijfel aan de bevindingen gerechtvaardigd zou zijn. Evenmin bevinden zich in het dossier aanwijzingen op basis waarvan de rechtbank heeft te twijfelen aan de juistheid van de uitgevoerde Narcotesten.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 05 november 2010 te Heerde tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend meermalen,
- (hard) tegen de (voor)deur van die [slachtoffer A] getrapt en
- (met een stroomstootwapen/paralizer) vonken door de brievenbus van die
[slachtoffer A] afgevuurd/doen ontstaan en
- (de loop van) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, door die
brievenbus gestoken/gehouden en
- (daarbij) deze [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] dreigend de woorden toegevoegd : "doe
open" en "ik maak jullie dood" en "jullie zijn de lul" en "ik krijg
jullie nog wel";
2.
hij op 05 november 2010 te Heerde opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,07 gram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 4,5 XTC-pillen van een materiaal bevattende Methyleen-Dioxy-Meth-Amfetamine (MDMA), zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsvrouw heeft bij een eventuele bewezenverklaring van de feiten bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is immers bezig zijn leven weer op orde te krijgen, hij heeft woonruimte bij een vriend, hij staat onder bewindvoering, zal psychiatrisch hulp krijgen en staat onder toezicht van de reclassering. Een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkelingen doorkruisen. De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf of een werkstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte op 5 november 2010 zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer A] en diens partner. Verdachte heeft zich buitengewoon agressief gedragen. Hiermee heeft hij de betrokken personen schrik en angst aangejaagd en heeft hij hen onrustgevoelens bezorgd.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een gebruikershoeveelheid amfetamine en XTC. Het gebruik van deze drugs brengt gezondheidsrisico's mee zoals de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel. In het algemeen geldt voor verdovende middelen als amfetamine en XTC dat zij in hoge mate verslavend zijn, met alle nadelige gevolgen van dien voor de gebruikers zelf en voor de samenleving als geheel.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor strafbare feiten. In 2008 is verdachte zelfs veroordeeld door de rechtbank Amsterdam voor overtreding van artikel 2, onder C, van de Opiumwet tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. De aan hem toen opgelegde straf en de daarin begrepen waarschuwing hebben hem er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk delict te plegen.
De rechtbank houdt bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordeling door de meervoudige kamer van deze rechtbank van 23 augustus 2011 (met het parketnummer 06/940084-11) tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Met name gelet op deze recente veroordeling door de meervoudige kamer van deze rechtbank, zal de rechtbank verdachte voor de bewezenverklaarde feiten uitsluitend een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op:
- de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 63, 91 en 285 van het Wetboek van Strafrecht
en
- de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen
gepleegd;
Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Rademaker en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2012.
Mr. Troost is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0612-2010163348, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 24 november 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 41.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 42.
4 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A] bij de rechter-commissaris op 15 maart 2012, p. 2.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 46.
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 47.
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B] op 29 november 2011, p. 2.
8 Proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2010, p. 73.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige, p. 71.
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 51.
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 52,
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 54.
13 Stamproces-verbaal, p. 8
14 Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming van 16 november 2010.
15 Proces-verbaal Narcotic Identification Test (amfetamine), p. 97 en 98.
16 Proces-verbaal Narcotic Identification Test (XTC), p. 99 en 100.
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 52.