ECLI:NL:RBZUT:2012:BW5776

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
464333 CV EXPL 11-2788
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling huurachterstand en ontruiming gehuurde woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zutphen op 17 april 2012 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen eiser en gedaagden. Eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde M. Karreman, vorderde betaling van een huurachterstand van € 10.725,00, alsook ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Gedaagden, vertegenwoordigd door mr. N. Brands, hebben de huurachterstand erkend, maar voerden verweer tegen de vordering, onder andere door te stellen dat zij in hun verplichtingen konden worden ontzien of dat er verrekeningen mogelijk waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden in gebreke zijn gebleven met hun huurbetalingen, ondanks herhaalde aanmaningen, en dat de huurovereenkomst ontbonden diende te worden wegens ernstige tekortkomingen in de nakoming van de betalingsverplichtingen. De rechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het niet voldoen aan de betalingsverplichtingen en is de ontruiming van het gehuurde bevolen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De rechter heeft ook geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn om gedaagden een termijn te geven om alsnog aan hun verplichtingen te voldoen, gezien de hoogte van de huurachterstand en de ernst van de tekortkomingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton – Locatie Zutphen
Zaaknummer: 464333 CV EXPL 11-2788
Grosse aan : M. Karreman
Afschrift aan : mr. N. Brands
Verzonden d.d. : 17 april 2012
Vonnis van de kantonrechter d.d. 17 april 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eisende partij,
gemachtigde: M. Karreman,
tegen
1. [gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats],
gedaagde partij,
procederend ingevolge toevoegingsnummers 2EF6550 en 2EF6552,
gemachtigde: mr. N. Brands.
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 oktober 2011;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- op 14 februari 2012 is vonnis bepaald;
- de brief van 18 januari 2012 met een bijlage van de gemachtigde van eiser;
- de brief van 28 februari 2012;
- de fax brief van 23 maart 2012 van de gemachtigde van gedaagden.
2. De vaststaande feiten
2.1 Eiser heeft met ingang van 24 november 2009 krachtens achtereenvolgende schriftelijke huurovereenkomsten aan gedaagden verhuurd de woning aan [adres te plaats] tegen een huurprijs van € 850,00 per maand plus € 325,00 aan voorschot voor gas, elektriciteit, water en dergelijke, in totaal derhalve € 1.175,00 per
maand. In de huurovereenkomsten is voorts de verplichting opgenomen dat gedaagden een waarborgsom van € 850,00 aan eiser dienen te betalen.
2.2 Gedaagden zijn met ingang van 30 augustus 2010 toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. (hierna: wsnp)
2.3 Over de maanden september 2010 tot en met februari 2011 hebben gedaagden driemaal € 225,00 en tweemaal € 325,00 te weinig betaald. Gedaagden hebben huurprijs inclusief voorschot over de maanden maart tot en met oktober 2011 niet betaald. De huurachterstand beloopt in totaal een bedrag van € 10.725,00.
2.4 Onder meer wegens het aangaan van nieuwe schulden zijn de schuldsaneringen van gedaagden tussentijds beëindigd op 6 september 2011. Gedaagden zijn beide bij vonnis van deze rechtbank van 1 november 2011 in staat van faillissement verklaard.
2.5 Het faillissement van de heer [gedaagde 1] is op 10 januari 2012 opgeheven wegens gebrek aan baten.
2.6 Het faillissement van mevrouw [gedaagde 2] is op 24 februari 2012 geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Daarbij is aan eiser in totaal toegekend een uit te keren bedrag van € 2.957,26 (ruim 18%).
3. De vordering
3.1 Eiser vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
1. Gedaagden hoofdelijk – zodanig dat wanneer de één betaalt, de ander in zoverre zal zijn gekweten – zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen het bedrag van € 11.844,15, vermeerderd met de wettelijke rente over € 10.725,00 vanaf 26 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. Gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100,00 per dag voor elke dag dat gedaagden in gebreke blijven met het storten van de borg met een maximum van € 2.500,00;
3. De onderhavige huurovereenkomst tussen eiser en gedaagden zal ontbinden en gedaagden zal veroordelen om het gehuurde met alle personen en goederen te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van eiser te stellen;
4. Gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een voorschot ten bedrage van maximaal € 3.000,00 (incl. btw) - dan wel gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een voorschot nader op te maken bij staat - voor de te maken ontruimingskosten indien eiser de ontruiming door de gerechtsdeurwaarder dient te laten uitvoeren, onder de voorwaarde dat gedaagden op het eerste verzoek inzage in deze kosten zullen krijgen;
5. Gedaagden hoofdelijk zal veroordelen om aan eiser een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag waarop zij in gebreke zullen zijn om aan de onder punt 3. uitgesproken veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van € 5.250,00 (21 dagen x € 250,00);
6. a. primair: gedaagden hoofdelijk zal veroordelen de lopende huurtermijnen en voorschotten servicekosten te voldoen tot aan de dag der ontbinding van de overeenkomst, alsmede tot betaling van een schadevergoeding van € 1.175,00 per maand over de periode vanaf datum ontbinding tot aan de dag waarop het gehuurde wordt verhuurd;
b. subsidiair: gedaagden hoofdelijk zal veroordelen de lopende huurtermijnen te voldoen tot aan de dag ter ontbinding van de overeenkomst, alsmede tot betaling van een schadevergoeding van € 1.175,00 per maand over de periode vanaf de datum van ontbinding tot aan de dag van ontruiming;
7. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten.
3.2 Eiser legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, aan zijn vordering onder meer de volgende stellingen ten grondslag.
Gedaagden zijn ondanks herhaalde aanmaningen in gebreke gebleven aan hun huurbetalingsverplichtingen te voldoen. Het gaat om een huurachterstand van ruim 9 maanden. Uitdrukkelijk zijn enkel gevorderd de huurprijs en voorschotten vanaf 30 augustus 2010, de datum toelating van gedaagden tot de wsnp. Bovendien is de waarborgsom van € 850,00 niet betaald. Gezien deze ernstige toerekenbare tekortkoming van de kant van gedaagden dient de huurovereenkomst te worden ontbonden, gevolgd door veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Gedaagden dienen naast betaling van de hoofdsom de aan de kant van eiser veroorzaakte schade in de vorm van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 952,00 incl. btw te vergoeden.
4. Het verweer
Gedaagden hebben geconcludeerd dat eiser in zijn vorderingen niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat deze moeten worden afgewezen, althans aan gedaagden een terme de grâce toe te staan om alsnog aan hun verplichtingen te voldoen, met veroordeling van eiser in de proceskosten.
Het verweer van gedaagden zal, voor zover van belang, in het navolgende worden weergegeven.
5. De beoordeling
5.1 Gedaagden hebben de in de dagvaarding gespecificeerde huurachterstand ten bedrage van € 10.725,00 erkend.
5.2 Met betrekking tot een bij de conclusie van antwoord overgelegde kwitantie van Vitens van 26 oktober 2011 hebben gedaagden zich beroepen op verrekening. De kantonrechter zal dit beroep honoreren voor zover het betreft het daarin vermelde openstaande bedrag van € 230,42. De overige bijkomende kosten komen niet voor verrekening in aanmerking, omdat deze zijn veroorzaakt door de niet tijdige betaling van gedaagden aan eiser van de huur en servicekosten en om die reden voor rekening van gedaagden dienen te blijven.
5.3 Ook hebben gedaagden zich beroepen op verrekening tot een bedrag van € 2.062,58, zijnde een door hen betaalde achterstand bij energieleverancier Nuon. Eiser heeft betwist dat gedaagden een dergelijk bedrag aan Nuon hebben betaald. Hoewel dat op hun weg lag, hebben gedaagden hiervan bij conclusie van dupliek geen betalingsbewijs overgelegd of anderszins bewijs aangeboden van deze betaling, dan wel deze nader onderbouwd. Daarom komt dit bedrag in deze procedure niet voor verrekening in aanmerking.
5.4 Voor zover gedaagden nog hebben gemeend een beroep op verrekening te willen doen ter zake van hetgeen krachtens de slotuitdelingslijst in het faillissement van mevrouw [gedaagde 2] is of zal worden betaald, gaat dit niet op. Die impliciete stelling is eerst na het bepalen van vonnis ingenomen en bovendien is geen betalingsbewijs overgelegd.
Uiteraard zal in zijn algemeenheid hetgeen inmiddels is betaald in mindering dienen te komen op de hierna vermelde veroordelingen.
5.5 De eveneens onder 1. gevorderde wettelijke rente, welke in verband met de bedoelde verrekeningen is betwist, zal gelet op het voorgaande in redelijkheid worden vastgesteld op € 160,00 tot 26 oktober 2011.
5.6 De ook onder 1 gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 952,00 incl. btw zullen worden toegewezen nu, nadat deze gemotiveerd zijn betwist, voldoende nader is onderbouwd dat hiervoor meer of andere werkzaamheden van enige omvang zijn verricht dan het sturen van een of enkele aanmaningen en instrueren van de zaak ter voorbereiding van deze procedure, waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding inhoudt (artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
5.7 Op grond van het voorgaande zal de vordering onder 1. worden toegewezen tot een bedrag van € 11.606,58 (10.725,00 – 230,42 + 160 + 952).
5.8 De vordering onder 2. betreft een dwangsom ter zake van het betalen van de waarborgsom. Dit zal worden toegewezen, omdat geen gedragingen zijn gesteld of gebleken op grond waarvan gedaagden redelijkerwijs konden menen dat eiser uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand zou hebben gedaan van de waarborgsom. Die verplichting op basis van de huurovereenkomst rust daarom nog steeds op gedaagden. De dwangsom zal worden gematigde en gemaximeerd als hierna is vermeld.
5.9 De huurachterstand van ongeveer 9 maanden vormt een zodanig ernstige toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op gedaagden jegens eiser rustende huurbetalingsverplichtingen, dat de huurovereenkomst dient te worden ontbonden. Tevens zal de veroordeling tot ontruiming worden uitgesproken, zoals onder 3 is gevorderd. Het voorgaande zou ook gelden indien de hiervoor bedoelde eventueel te verrekenen bedragen op het bedrag van de huurachterstand in mindering zouden komen. De omstandigheid dat nadien de curator in de faillissementen enkele maanden de huur heeft doorbetaald maakt dit niet anders. Er zijn voorts geen zwaarwegende persoonlijke omstandigheden aan de zijde van gedaagden gesteld of gebleken die, afgewogen tegen de belangen van eiser, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
5.10 Er zijn mede gelet op het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter geen, althans onvoldoende, termen aanwezig om aan gedaagden een terme de grâce toe te staan.
Met name de aanzienlijke hoogte van de huurachterstand en de daarmee gegeven ernst van de tekortkoming is daarvoor redengevend.
5.11 Er is geen rechtsregel die zich verzet tegen het gevorderde onder 4., zodat dit zal worden toegewezen tot een in redelijkheid vastgesteld bedrag van € 2.000,00 incl. btw.
5.12 Het voorgaande geldt ook voor het gevorderde onder 5. waarmee eiser bedoelt gedaagden een heldere prikkel te geven om de ontruiming tijdig te effectueren. Ook dit onderdeel van het gevorderde zal worden toegewezen.
5.13 Het onder 6 primair gevorderde zal worden afgewezen, reeds omdat dit niet is of kan worden gebaseerd op de overeenkomst of de wet. Niet valt immers in te zien waarom gedaagden na de datum van ontruiming nog een betalingsverplichting ter zake van schadevergoeding jegens eiser zouden kunnen hebben.
5.14 Tegen hetgeen onder 6 subsidiair is gevorderd is geen afzonderlijk gemotiveerd verweer is gevoerd, zodat dit zal worden toegewezen.
5.15 De door partijen aangevoerde argumenten die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen, behoeven geen bespreking, nu deze, in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.16 Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Hetgeen meer of anders is gevorderd zal worden afgewezen.
6. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende:
6.1 veroordeelt gedaagden hoofdelijk – zodanig dat wanneer de één betaalt, de ander in zoverre zal zijn gekweten – om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen het bedrag van € 11.606,58, vermeerderd met de wettelijke rente over € 10.494,58 vanaf 26 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2 veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van een dwangsom van € 50,00 per dag voor elke dag dat gedaagden in gebreke blijven met het storten van de borg met een maximum van € 1.000,00;
6.3 ontbindt de onderhavige huurovereenkomst tussen eiser en gedaagden met ingang van de datum van dit vonnis en veroordeelt gedaagden om binnen drie weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met alle personen en goederen te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van eiser te stellen;
6.4 veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van een voorschot ten bedrage van maximaal € 2.000,00 (incl. btw) voor de te maken ontruimingskosten indien eiser de ontruiming door de gerechtsdeurwaarder dient te laten uitvoeren, onder de voorwaarde dat gedaagden op het eerste verzoek inzage in deze kosten zullen krijgen;
6.5 veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan eiser een dwangsom te betalen van
€ 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag waarop zij in gebreke zullen zijn om aan de onder punt 3. uitgesproken veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van
€ 5.250,00 (21 dagen x € 250,00);
6.6 veroordeelt gedaagden hoofdelijk de lopende huurtermijnen te voldoen tot aan de dag der ontbinding van de overeenkomst, alsmede tot betaling van een schadevergoeding van € 1.175,00 per maand over de periode vanaf de datum van ontbinding tot aan de dag van ontruiming;
6.7 veroordeelt gedaagden, zodanig dat wanneer de één betaalt, de ander in zoverre zal zijn gekweten in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van eiser vastgesteld als volgt:
€ 104,81 wegens explootkosten,
€ 202,00 wegens griffierecht en
€ 600,00 wegens gemachtigdensalaris;
6.8 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.9 wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.J. Heessels en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.