ECLI:NL:RBZUT:2012:BW5832

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950641-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. van Valderen
  • A. van der Hooft
  • M. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en teelt van harddrugs in Doetinchem met bijzondere voorwaarden voor reclassering

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van ruim een maand heeft beziggehouden met de verkoop van harddrugs in Doetinchem. De verdachte heeft samen met een ander een belangrijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van het harddrugscircuit in de gemeente. Bij zijn aanhouding had hij een kleine hoeveelheid MDMA (XTC) op zak en hij exploiteerde een hennepkwekerij. De rechtbank oordeelt dat de verdachte doelbewust financieel voordeel heeft nagestreefd op een wijze die inbreuk maakt op de rechtsorde en de volksgezondheid in gevaar brengt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldingsgebod bij de reclassering en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa). De uitspraak is gedaan na een onderzoek op de terechtzitting van 1 mei 2012, waarbij de verdachte is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.A. Dooijeweerd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook de draagkracht van de verdachte in overweging genomen bij de beslissing over de verbeurdverklaring van de in beslag genomen personenauto.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950641-11
Uitspraak d.d.: 15 mei 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1967]
wonende te [plaats]
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Raadsman: mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 mei 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2011 tot en met 17 januari 2012 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid cocaïne en/of heroïne en/of XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of MDA en/of MDMA en/of MDE,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDA en/of MDMA en/of MDE (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2011 tot en met 17 januari 2012 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van hennep en/of 145, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek 2
Op 29 september 2011 werd naar aanleiding van drie processen-verbaal van de regionale criminele inlichtingeneenheid (RCIE), d.d. 14 september 2011, onder leiding van de officier van justitie een opsporingsonderzoek gestart onder de naam Limoen. De stuurploeg besliste dat het onderzoek zich zou richten op onder andere [medeverdachte] en [verdachte] op verdenking van drugshandel in de omgeving van Doetinchem en uitbuiting van gebruikers die een schuld hebben door ze te dwingen een hennepplantage in hun woning te nemen.
[verdachte] werd op 17 januari 2012 aangehouden. In zijn woning gelegen aan de [adres te plaats] was een hennepplantage in werking. Bij de aanhouding van verdachte werd zijn personenauto, merk Mercedes, kenteken [kenteken] in beslag genomen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de te bewijzen periode korter is dan tenlastegelegd, een en ander zoals weergegeven in zijn ter terechtzitting overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De verdachte, wonende te [plaats], heeft verklaard dat hij door vrienden [bijnaam verdachte] wordt genoemd.3 Tijdens de insluitingsfouillering werd in de jaszak van verdachte een zakje met witte korreltjes aangetroffen.4 De verdachte heeft verklaard dat in het gripzakje, met daarin een witte kristalachtige stof, MDMA zit, dat hij heeft gekocht voor eigen gebruik.5 De inhoud, positief getest op MDMA/XTC, bedroeg na wegen 0,03 gram.6
[naam 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij heroïne en soms ook cocaïne kocht bij [medeverdachte]. De eerste keer dat [medeverdachte] vast kwam te zitten, dat was een aantal maanden geleden, heeft [bijnaam verdachte] de handel overgenomen. In die tijd heeft hij dagelijks zes, zeven, acht pakjes heroïne bij [bijnaam verdachte] gehaald. Hij haalde ook wel cocaïne. Hij betaalde
€ 20,- per pakje. Toen [medeverdachte] weer vrij was heeft hij ook nog wel heroïne of cocaïne bij [bijnaam verdachte] gehaald. Hij heeft ongeveer drie weken bij [bijnaam verdachte] gehaald. Toen [medeverdachte] vastzat gebruikte [bijnaam verdachte] het telefoonnummer van [medeverdachte]. 7
[naam 2] heeft verklaard dat hij [bijnaam verdachte] via [medeverdachte] kent. [bijnaam verdachte] werkte voor [medeverdachte]. Het kan zijn dat hij een paar keer bij [bijnaam verdachte] is geweest voor drugs toen [medeverdachte] in oktober 2011 was aangehouden. Meestal kwam hij een twee keer per week in Doetinchem om heroïne te halen. Hij wist dat [bijnaam verdachte] en [medeverdachte] samenwerkten. 8
[naam 3] heeft verklaard dat [bijnaam verdachte] de bijnaam is van [verdachte]. Na de inval begin oktober (de rechtbank begrijpt: oktober 2011) bij [medeverdachte] moest hij via [bijnaam verdachte] zijn drugs halen. In de week dat [medeverdachte] vastzat heeft [bijnaam verdachte] hem van drugs voorzien. Hij betaalde daar hetzelfde voor als bij [medeverdachte]. De mensen die normaal gesproken bij [medeverdachte] hun drugs haalden, kwamen toen naar [bijnaam verdachte]. 9
Conclusie rechtbank
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs. Voor wat betreft de periode daarvan merkt de rechtbank op dat uit het dossier kan worden afgeleid dat de door de verdachte gepleegde handelingen een aanzienlijk kortere periode beslaan dan tenlastegelegd. De rechtbank zal daarmee bij de bepaling van de op te leggen straf rekening houden.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal binnentreden woning; 10
- een proces-verbaal van bevindingen; 11
- de bekennende verklaringen van verdachte. 12 13
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2011 tot en met 17 januari 2012 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of alleen, opzettelijk heeft verkocht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid cocaïne en heroïne en XTC, zijnde cocaïne en heroïne en MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2011 tot en met 17 januari 2012 te Doetinchem opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een (groot) aantal hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst II.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
en
het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden als omschreven in het reclasseringsadvies van 23 maart 2012.
De raadsman heeft aangevoerd dat de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf ten hoogste gelijk mag zijn aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een maand, grotendeels samen met een ander, bezig gehouden met de verkoop van harddrugs in Doetinchem. Door zijn handelwijze heeft de verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van het harddrugscircuit in deze gemeente. Bovendien had de verdachte op het moment van zijn aanhouding een kleine hoeveelheid XTC, te weten MDMA, op zak.
Daarnaast heeft de verdachte een hennepkwekerij in een pand geëxploiteerd.
Door aldus te handelen heeft de verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd en daarmee inbreuk op de rechtsorde gemaakt, met veronachtzaming van de ernstige risico's die dergelijke delicten voor de volksgezondheid opleveren.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft acht geslagen op het beknopte reclasseringsadvies van 20 januari 2012 en het reclasseringsadvies van 23 maart 2012. In dit laatste rapport wordt, naast een meldingsgebod, geadviseerd om de verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden verplicht deel te laten nemen aan een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa).
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 28 maart 2012 is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, met name overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het dossier kan worden afgeleid, zoals hiervoor reeds is overwogen, dat verdachte een aanzienlijk kortere periode in harddrugs heeft gehandeld dan is tenlastegelegd en bewezenverklaard.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met na te noemen bijzondere voorwaarden een passende en geboden reactie vormt. De straf als door de officier van justitie geëist komt de rechtbank bovenmatig voor.
In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte is een personenauto, merk Mercedes, kenteken [kenteken], in beslag genomen, welke niet aan hem is teruggegeven.
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze auto verbeurd zal worden verklaard.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven vorengenoemde personenauto, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het onder 1 bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 27, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3 en 10 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
en
het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig (180) dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot zestig (60) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich binnen drie dagen na beëindiging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf en het onherroepelijk worden van het vonnis, zal melden bij de reclassering Zutphen, Houtwal 16d te Zutphen, en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt de deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa);
- dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven personenauto van het merk Mercedes, kenteken [kenteken].
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Van der Hooft en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Wegter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 mei 2012.
Mr. Van der Hooft is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011143150, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Team Recherche Achterhoek, Onderzoek Limoen, gesloten en ondertekend op
14 maart 2012.
2 Algemeen Relaas, p. 32-39
3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 392-397
4 Algemeen Relaas, p. 32-39
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 420-421
6 Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen
7 Proces-verbaal 2e verhoor verdachte [naam 1], p. 440-444
8 Proces-verbaal 2e verhoor verdachte [naam 2], p. 445-448
9 Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 3], p. 813-818
10 Proces-verbaal binnentreden woning, p. 1917
11 Proces-verbaal van bevindingen, p. 1919-1925
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 398-403
13 Proces-verbaal van de terechtzitting van 1 mei 2012