RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950637-11
Uitspraak d.d.: 15 mei 2012
Tegenspraak
[verdachte],
geboren te [plaats, 1980],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem - De Berg te Arnhem.
Raadsman: mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2011 te Apeldoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een juwelierszaak gelegen aan de [adres]), heeft weggenomen een gouden schakelarmband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij -verdachte-
- dicht op/naast die [slachtoffer] is gaan staan en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Dit is een overval!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (vervolgens/daarbij) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen de benen, althans tegen het (onder)lichaam heeft geschopt/getrapt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een houten barometer, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- (vervolgens) aan die [slachtoffer] een plastic tas heeft getoond en daarbij tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik ga weg als je deze tas vult", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek2
Op 4 oktober 2011 omstreeks 10.39 uur kwam bij de Meldkamer Oost Nederland de melding binnen van een overval, gepleegd in het perceel [adres te plaats].
Ter plaatse is door de politie een onderzoek ingesteld. In de juwelierszaak zag de politie glasscherven en bloeddruppels liggen. De eigenaar van de juwelierszaak zei dat hij met een houten voorwerp was geslagen. Diezelfde dag is door de eigenaar, [slachtoffer], aangifte gedaan.
Vervolgens is er door de politie nader onderzoek ingesteld, wat onder meer bestond uit forensisch onderzoek, buurtonderzoek en het maken van een compositietekening. Deze tekening is niet alleen in de lokale media getoond, maar op 3 januari 2012 ook in het programma 'Opsporing Verzocht'.
Op 16 januari 2012 is [verdachte] buiten heterdaad aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte ter zake van de hem tenlastegelegde diefstal met geweld dient te worden ontslagen van rechtsvervolging, dan wel behoort te worden vrijgesproken, een en ander zoals verwoord in zijn in het dossier gevoegde pleitnota.
Beoordeling door de rechtbank
Op 4 oktober 2011 heeft [slachtoffer], eigenaar van een juwelierszaak gevestigd aan de [adres te plaats], aangifte gedaan van een die dag gepleegde overval op zijn winkel. Hij heeft onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat er omstreeks 10.30 uur een jongeman met een defect horloge de winkel binnenkwam. Nadat [slachtoffer] het batterijtje zitten achter zijn bureau in zijn werkplaats had vervangen en het horloge had teruggegeven begon de man een praatje met hem, waarbij die man onder meer vroeg of hij verzekerd was. Terwijl hij nog steeds achter zijn bureau zat en de man op ongeveer een halve meter afstand van hem stond, zei hij zomaar: "Dit is een overval". Daarop schopte hij tegen [slachtoffer]s benen. [slachtoffer] wilde niet aan de overval meewerken en pakte daarop de man bij zijn bovenbenen vast. Het volgende moment werd [slachtoffer] meerdere keren krachtig met een hard voorwerp op zijn hoofd geslagen. Hij voelde bloed over zijn hoofd stromen. De man liet [slachtoffer] een plastic Albert Heijn tas zien en zei dat hij weg zou gaan, als [slachtoffer] die tas zou vullen. De man deed, nadat het [slachtoffer] gelukt was om de overvalknop in te drukken, de deur tussen de werkplaats en de winkel dicht en hield deze dicht. [slachtoffer] hoorde glasgerinkel en toen hij de winkel weer in kon, zag hij dat de vitrine achter de toonbank meteen links naast de deur van de werkplaats was vernield. Op de grond lag een houten barometer, welke voor de overval in de werkplaats lag. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij een gouden schakelarmband mist. 3
Blijkens de zich in het dossier bevindende geneeskundige verklaring is op 4 oktober 2011 als uitwendig letsel bij [slachtoffer] drie wonden op zijn achterhoofd, een wond aan zijn linker kaakhoek en letsel aan het kraakbeen van zijn linker oor waargenomen. [slachtoffer] is daarvoor vier keer gehecht.4
De verdachte heeft tegenover de politie onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 4 oktober 2011 door Apeldoorn reed. Hij reed langs zijn oude woonwagen, wat hem veel deed. Bij een slijterij heeft hij tien flesjes Flugel gekocht en deze achter elkaar opgedronken. Vervolgens is hij over de [adres] in de richting van de stad gereden. Hij zag [slachtoffer], heeft zijn auto geparkeerd en is naar binnen gegaan. Hij zag de vitrine en dacht dat hij daarmee zijn schuld kon betalen. Hij heeft de juwelier gevraagd het batterijtje van zijn horloge te verwisselen. Toen de juwelier achter in de winkel de batterij ging vervangen, is de verdachte achter hem aangelopen en in de deuropening gaan staan. Toen de juwelier klaar was heeft de verdachte tegen hem gezegd: "Dit is een overval". Hierop kwam de juwelier op verdachte afgelopen, pakte hem vast en raakte hem met het voorwerp waarmee hij het horloge had opengemaakt in zijn pols. Verdachte heeft hierop de juwelier van zich afgeduwd, zijn voet omhoog gedaan en zijn rechtervoet in diens onderbuik gezet waarmee hij hem van zich afduwde. De juwelier vloog achteruit. Toen de juwelier weer op hem afkwam heeft verdachte hem met een door verdachte van de werkbank afgepakte houten barometer op zijn achterhoofd geslagen. Vervolgens heeft verdachte van de werkbank een ijzerzaagje gepakt en de deur van de werkruimte dichtgetrokken. Verdachte heeft vervolgens met de ijzerzaag tegen de vitrinekast geslagen, waardoor het glas stuk ging. Hierop heeft de verdachte een armbandje uit de vitrine gepakt en de winkel verlaten.5
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde diefstal met geweld.
De stelling van de verdediging dat er geen sprake is van een voltooide diefstal van een gouden schakelarmband, nu verdachte deze in of net buiten de winkel heeft verloren, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de bewijsmiddelen. Immers, de verdachte is de juwelierszaak binnen gegaan om goederen buit te maken, zodat hij zijn schulden kon aflossen. Voordat verdachte de juwelierszaak heeft verlaten heeft hij uit de door hem ingeslagen vitrine een gouden schakelarmband gepakt en meegenomen. De armband is na de overval niet in de winkel aangetroffen. Dat de verdachte de armband net buiten de winkel zou zijn verloren, doet niets af van het feit dat de armband op dat moment aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende, te weten [slachtoffer], was onttrokken, zodat er sprake is van een voltooide diefstal als bedoeld in de wet.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de verdachte het slachtoffer slechts eenmaal met de barometer op zijn hoofd heeft geslagen. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het slachtoffer meerdere malen op het hoofd heeft geslagen en wijst in dit verband op de verklaring van het slachtoffer, alsmede op de meerdere vastgestelde hoofdwonden. Dat het slachtoffer in zijn gesprek met de meldkamer (pagina 163 van het dossier) spreekt van 'een klap' doet hier niets aan af.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 4 oktober 2011 te Apeldoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een juwelierszaak gelegen aan de [adres]), heeft weggenomen een gouden schakelarmband, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat hij -verdachte-
- dicht op/naast die [slachtoffer] is gaan staan en
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Dit is een overval!", en
- (vervolgens) die [slachtoffer] eenmaal (met kracht) tegen de benen, althans tegen het (onder)lichaam heeft geschopt/getrapt en
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, (met kracht) met een houten barometer, op/tegen het hoofd heeft geslagen en
- (vervolgens) aan die [slachtoffer] een plastic tas heeft getoond en daarbij tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik ga weg als je deze tas vult", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van de verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het Pro Justitia rapport van B.T.E. Lems, gezondheidszorgpsycholoog, van 29 maart 2012.
In dit rapport wordt - onder meer - het volgende geconstateerd:
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van een aanpassingsstoornis met gemengde stoornis van emoties. Daarnaast is er bij betrokkene sprake van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met afhankelijke en vermijdende persoonlijkheidstrekken. Deze psychopathologie bestond ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit. Er lijkt ten aanzien van het tenlastegelegde sprake van beïnvloeding van gedragskeuzes en gedragingen als gevolg van de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende persoonlijkheidstrekken en de aanpassingsstoornis met gemengde stoornis van emoties. In die zin kan er gesproken worden van een beperking van de wilsvrijheid ten tijde van het tenlastegelegde en is de toerekeningsvatbaarheid ingeschat als (enigszins) verminderd.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande - en in het voordeel van de verdachte - de verdachte als (enigszins) verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Vooropgesteld dient te worden dat de rechtbank voor wat betreft de gang van zaken in de juwelierszaak van [slachtoffer], de volgorde van gebeurtenissen aan zal houden zoals door [slachtoffer] in zijn aangifte en door verdachte tijdens zijn eerste verhoor bij de politie, is aangegeven.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu hem een geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt, een en ander zoals verwoord in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota.
De rechtbank stelt voorop dat voor het aannemen van de exceptie van psychische overmacht sprake moet zijn van prangende en acute (van buiten komende) omstandigheden, die een zodanige drang bij verdachte hebben teweeggebracht dat hij daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon, noch behoefde te bieden. Uit eerder omschreven feiten en omstandigheden, noch uit hetgeen door de verdediging is aangevoerd, zijn dergelijke omstandigheden aannemelijk geworden.
Aannemelijk is dat verdachte in een moeilijke periode in zijn leven verkeerde (scheiding, financiële problemen) en is bij hem een psychische stoornis vastgesteld, in de zin van een aanpassingsstoornis met gemengde stoornis van emoties. De combinatie van deze factoren kan betekenen dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde hevige emoties heeft ervaren die hebben bijgedragen tot zijn handelingen. Dat een en ander echter een zodanige drang heeft veroorzaakt dat verdachte daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon bieden, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Verdachte moet hebben ingezien dat wat hij deed volstrekt ongeoorloofd was en dat er andere wegen en middelen dan het overvallen van [verdachte] waren om zich aan zijn situatie te onttrekken. Hij had bijvoorbeeld hulp kunnen zoeken bij de politie. Na het bewezenverklaarde heeft hij aan de politie openheid van zaken gegeven omtrent zijn financiële problemen met een schuldeiser. Dat hij zich ook voordien van die mogelijkheid bewust is geweest, blijkt uit de omstandigheid dat hij de hennepkwekerij in het voorjaar van 2011 opzettelijk onder water heeft gezet, opdat de politie zou komen en hij zijn verhaal zou kunnen doen. Overigens stond het verdachte vanzelfsprekend vrij om ook op andere plaatsen en bij andere personen (psychische) hulp te zoeken. Ook van die mogelijkheid moet verdachte zich bewust zijn geweest.
Nu de omstandigheden niet van dien aard waren dat verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden aan de drang om een juwelierszaak te overvallen en hem bovendien gedragsalternatieven ter beschikking stonden, zodat hij ook anders behoorde te handelen, is van psychische overmacht geen sprake. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
Voor het geval de rechtbank een beroep op psychische overmacht niet zou honoreren, heeft de raadsman aangevoerd dat er aan de zijde van de verdachte sprake is geweest van noodweer, nu hij weliswaar een reactie van de juwelier had mogen verwachten, maar geen rekening behoefde te houden met diens geweldsuitbarsting waartegen hij zich mocht verdedigen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is voor een geslaagd beroep op noodweer een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding vereist van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed waarvoor noodzakelijke verdediging is geboden.
Op grond van eerdergenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er aan de zijde van de verdachte geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Immers, de verdachte is de juwelierszaak binnen gegaan met het uitsluitende doel die te overvallen. Dat dit niet zonder slag of stoot zou gaan was naar algemene ervaringsregels te verwachten. De gedragingen van de verdachte, te weten de trap/schop en het slaan met een barometer op het hoofd van het slachtoffer dienen te worden bezien als - in de kern - aanvallend en gericht op confrontatie om zodoende het doel waarvoor hij de juwelierszaak was binnengegaan, het bemachtigen van een buit, te kunnen blijven verwezenlijken. Hoewel hij door [slachtoffer] verwond was is hij niet onmiddellijk weggegaan. Integendeel, de verdachte heeft nadat hij verwond was eerst [slachtoffer] met de barometer geslagen en voordat hij de werkplaats verliet nog een ijzerzaagje gepakt. Vervolgens heeft hij eerst de deur van de werkplaats naar de winkel dichtgehouden en daarna met dat ijzerzaagje een vitrine in geslagen, teneinde sieraden buit te maken, alvorens de winkel te verlaten.
Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan tien voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden als omschreven in het aanvullend reclasseringsadvies van 29 maart 2012.
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, bepleit aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel ten hoogste gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan een overval op een juwelierszaak te [plaats]. Daarbij heeft hij de eigenaar verwond door hem met een barometer op het hoofd te slaan. Door zijn handelen heeft de verdachte het gevoel van veiligheid van de eigenaar van de juwelierszaak aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke overval veelal daarvan langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Roofovervallen veroorzaken ook in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer en de maatschappij.
Op een dergelijk feit kan dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Reclasseringsadvies (beknopt) van 1 februari 2012, het Reclasseringsadvies van 7 februari 2012 en het Reclasseringsadvies (beknopt) van 29 maart 2012. In dit laatste rapport wordt, naast een meldingsgebod, geadviseerd om de verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden onder supervisie van de reclassering te laten behandelen door De Waag te Almere, of een soortgelijke ambulante forensische polikliniek.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft in de (enigszins) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, aanleiding gezien om voor wat betreft het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf van deze oriëntatiepunten in voor verdachte gunstige zin af te wijken.
De rechtbank is dan ook, alles overwegende, van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met na te noemen bijzondere voorwaarden een passende en geboden reactie vormt. De straf als door de officier van justitie geëist komt de rechtbank bovenmatig voor.
Gelet op de thans op te leggen straf, zal het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot zes (6) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door De Waag te Almere of een soortgelijke ambulant forensische polikliniek. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van de reclassering of die andere instelling zullen worden gegeven;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis, dan wel na vrijlating uit detentie zal melden bij Reclassering Nederland, de Meent 4 te Lelystad en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de reclassering voor door de reclassering bepaalde perioden, zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, en Van Valderen en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Wegter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 mei 2012.
Mr. Van der Hooft is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011139782, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Regionaal Overvallen team, gesloten en ondertekend op 22 maart 2012.
2 Stamproces-verbaal, p. 416
3 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer], p. 217-221
4 Geneeskundige verklaring, p. 223
5 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 343-348