RECHTBANK ZUTPHEN
Sector strafrecht
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummer: 06/820430-11
Uitspraak d.d.: 29 mei 2012
Tegenspraak/dnip
[verdachte A],
geboren te [plaats, 1995],
wonende te [adres].
raadsman: mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 15 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 24 april 2011 te Eibergen,
gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer A], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht)
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen de mond en/of het gezicht, althans het
hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een bierfles op het achterhoofd heeft/hebben
geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, een knietje op/tegen de mond, althans het
gezicht heeft/hebben gegeven en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen de zij en/of de buik en/of de rug,
althans het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- met een mes in de richting van de borst, althans het lichaam, heeft/hebben
uitgehaald en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (Incident 1)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 24 april 2011 te Eibergen,
gemeente Berkelland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, De
Maat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit
- het omsingelen en/of (vervolgens) dreigend op hem aflopen en/of zeer dicht
op hem gaan staan en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen op/tegen de mond en/of
het gezicht, althans het hoofd en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan met een bierfles op het (achter)hoofd
en/of
- het meermalen, althans eenmaal, geven van een knietje op/tegen de mond,
althans het gezicht en/of
- het meermalen, althans eenmaal, trappen en/of schoppen op/tegen de zij en/of
de buik en/of de rug, althans het lichaam en/of
- het meermalen, althans eenmaal, met een mes uithalen en/of steken in de
richting van de borst, althans het lichaam; (Incident 1)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, De Maat, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit
- het omsingelen en/of (vervolgens) dreigend op hem aflopen en/of zeer dicht
op hem gaan staan en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan met (de achterkant van) een
beugelfles, althans een bierfles, op/tegen het (achter)hoofd en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen op/tegen het gezicht,
althans het hoofd; (Incident 2)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van feit 1 primair en bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en feit 2. Ter zitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair en feit 2 heeft de raadsman de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft gepleit dat noch uit de verklaringen van de getuigen en medeverdachten, noch uit de verklaringen van aangevers en de overige bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een feitelijke betrokkenheid heeft gehad of een significante of verwijtbare rol heeft gespeeld bij de vechtpartij. Bovendien heeft verdachte zich juist verwijderd van de groep voordat er sprake was van geweld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om verdachte te veroordelen voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen heeft de rechtbank geconcludeerd dat de handelingen van verdachte (en zijn mededaders) niet gericht waren op de poging het slachtoffer [slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De verdachte behoort van feit 1 primair te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen en acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend:
Ten aanzien van beide feiten:
De verklaring van [verdachte D], die heeft onder meer, zakelijk weergegeven, heeft verklaard, ten aanzien van het voorval op de 1e Paasdag in april 2011, dat hij [verdachte A] wel vaker heeft horen schreeuwen maar zoals [verdachte A] die 1e Paasdag daar te keer ging, had hij nog nooit met hem meegemaakt. [verdachte A] was behoorlijk dronken en heeft de zaak gewoon lopen uitlokken. Hij heeft hem ook horen schreeuwen en schelden in de richting van [slachtoffers A en B].1
De aangifte2 van [slachtoffer A] waarin hij heeft verklaard dat hij samen met zijn neef, [slachtoffer B] op 24 april 2011 in het wandelpark de Maat te Eibergen door een groep van circa tien jongens werd omsingeld, die dreigend op hem af kwam lopen en dicht op hem ging staan, dat hij voelde dat hij van een persoon uit de groep een vuistslag in zijn gezicht kreeg, half op zijn rechter oog en slaap en dat het een harde klap was, die pijn deed, dat de overige jongens hem aanvielen, dat hij voelde en zag dat hij in zijn gezicht werd getrapt door een jongen, dat hij voelde dat zijn mond vol bloed stond en dat zijn voortanden scheef waren komen te staan, dat hij direct na die klap links en rechts met vuistslagen op zijn hoofd werd geslagen waardoor hij behoorlijke pijn voelde, dat hij zag hoe één van de knapen een mes pakte en open vouwde, dat hij zag hoe de jongen met het mes uithaalde ter hoogte van zijn borstkas en een zwaaiende beweging maakte met het mes, dat hij naar achteren was uitgeweken en zag dat het mes hem daarom net niet raakte, dat hij door de trap tegen zijn mond een tand heeft verloren.
Van de verwondingen aan de mond van [slachtoffer A]3 bevinden zich foto's in het dossier.
De verklaring van [getuige A]4 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen zag dat [slachtoffer A] een vuistslag in zijn gezicht kreeg en dat hij links en rechts om zijn oren werd geslagen door de hele groep jongens, die dicht om hem heen stond, dat hij volop met vuisten werd geslagen, dat hij, toen [slachtoffer A] wegliep zag dat hij overal bloed in zijn gezicht had en dat hij na de vechtpartij heeft gezien dat er tandafdrukken en stukjes tand van [slachtoffer A] in de trainingsbroek van medeverdachte [verdachte B] zaten, dat de groep die ruzie had met deze [slachtoffer A] bestond uit onder meer verdachte, [verdachte B], [verdachte E], [verdachte C] en [verdachte D].
De verklaring van [verdachte C]5, waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen zag hoe een groep van ongeveer 15 personen om [slachtoffer A] heen stond en dat deze [slachtoffer A] werd geslagen door [verdachte B], die hem met zijn vuist sloeg, en [verdachte D], die hem op zijn hoofd sloeg, dat hij, medeverdachte, aangever heeft geschopt met zijn rechtervoet en hem ergens tegen zijn been raakte, dat hij heeft gezien dat een aantal leden van de groep aangever geschopt en/of geslagen heeft.
De verklaring van [verdachte B]6 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 in Eibergen bij het Paasvuur was met een groep jongens en dat hij heeft gezien dat een groep jongens aangever [slachtoffer A] insloten en dat verschillende leden van deze groep aangever hebben geslagen en geschopt, dat hij heeft gezien hoe aangever werd geschopt ter hoogte van zijn maag of borst en dat hij in zijn zij werd geschopt, dat hij heeft geprobeerd de vechtpartij te sussen, dat hij toen een klap van aangever kreeg, dat hij aangever daarop een knietje heeft gegeven7.
De verklaring van [getuige B]8 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen bij het Paasvuur op de Maat zag hoe een groep jongens bezig was met [slachtoffer A], dat de groep onder andere bestond uit verdachte, [verdachte C], [verdachte E], [naam A] en [verdachte D], dat hij zag dat verdachte in een groepje van drie jongens stond die dicht bij
[slachtoffer A] stond, dat die drie jongens aan het schelden waren tegen [slachtoffer A], dat
[slachtoffer A] uithaalde richting [verdachte B], dat hierdoor de vechtpartij begon, dat [verdachte D], [verdachte C], [verdachte E] en [verdachte B] het slachtoffer sloegen, dat ze hem op zijn hoofd sloegen en op zijn hele lichaam schopten, dat ze sloegen met kracht en met gebalde vuisten en met kracht schopten op die [slachtoffer A], dat die [slachtoffer A] wel een stuk of 15 rake klappen van die jongens heeft gehad, dat hij vervolgens een knietje van [verdachte B] kreeg, waardoor er bloed uit zijn mond kwam, dat dat echt heel hard ging, dat hij zag dat [naam A] een mes trok toen ze de spullen van [slachtoffer A] bij elkaar gingen zoeken, dat die [naam A] daarmee recht vooruit stak, met de punt in de richting van die [slachtoffer A], dat de afstand ongeveer 1,5 meter was en dat hij zei, terwijl hij dat mes naar voren stak: 'nu wegwezen hier', dat hij, getuige, het mesje herkende als het mesje van die [naam A], dat hij zag dat [slachtoffer A] een stap achteruit deed en dat hij zag aan zijn houding dat die [slachtoffer A] schrok van het mes.
De verklaring van [getuige C]9, waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen op de Maat aanwezig is geweest bij de vechtpartij en zijdelings heeft gezien dat [naam A] een mes uit zijn broekzak pakte tijdens de vechtpartij en achter de jongen met de roze blouse ([slachtoffer A]) aanrende met dit mes.
De verklaring10 van [slachtoffer B], waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen samen met zijn neef [slachtoffer A] op het paasvuurterrein was, dat hij, nadat hij zelf geslagen was met een bierfles op zijn achterhoofd, van een afstand zag hoe zijn neef van de groep veel klappen kreeg.
De verklaring van verdachte11 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 in Eibergen was bij het Paasvuur op de Maat en daar van [slachtoffer A] een trap heeft gekregen omdat die [slachtoffer A] dacht dat verdachte hem uitdaagde, dat verdachte hierdoor ten val kwam en hierdoor kwaad werd, dat hij [slachtoffer A] heeft uitgescholden en aan zijn vrienden vertelde dat hij was geschopt door [slachtoffer A], dat hij gezien heeft hoe medeverdachten [verdachte D] en [verdachte B] die [slachtoffer A] voluit hebben geslagen, welke verklaring hij ter zitting heeft bevestigd.
De aangifte12 van [slachtoffer B], waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen samen met zijn neef [slachtoffer A] op het paasvuurterrein was en daar door verdachte werd uitgescholden, dat verdachte dronken was en dat er een groep vrienden van verdachte aankwam, dat verdachte zei dat hij een grote groep vrienden had en dat hij niet bang was, dat hij hoorde hoe iemand uit de groep zei dat ze hem en zijn neef gingen pakken, dat ze door een groep van circa tien jongens werden omsingeld en dat die jongens heel dicht om hen heen gingen staan en dat dit zeer bedreigend bij hem over kwam en dat enkele jongens in de omsingeling een bierfles van het merk Grolsch in hun handen hadden en dat ze de fles bij de hals beet hadden, dat de groep agressief werd naar hem en zijn neef, dat hij op zijn achterhoofd werd geslagen dat hij hevige pijn voelde en zag dat er glas in het rond vloog, dat hij verder met rust werd gelaten en weg kon lopen, dat hij voelde dat hij een deuk in zijn schedel had.
Een geneeskundige verklaring13 waaruit blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer B] op 25 april 2011 is onderzocht door neuroloog J.A.F. Van der Hoek,die als uitwendig letsel heeft waargenomen: "deuk behaarde hoofdhuid + schedel" en dat hij een schedelbreuk had opgelopen en dat er sprake is van psychische stoornissen en storing in het bewustzijn.
De verklaring14 van [slachtoffer A] waarin hij heeft verklaard dat hij samen met zijn neef [slachtoffer B] op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen door een groep personen werd omsingeld, dat hij zag hoe één van de personen zijn neef met een bierfles op zijn achterhoofd sloeg, dat hij zag hoe de fles uit elkaar spatte.
De verklaring van [getuige A]15 waarin hij heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte E] een bierfles kapotsloeg op het hoofd van aangever [slachtoffer B].
De verklaring van [verdachte E]16 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen aangever [slachtoffer B] met een bierfles op zijn hoofd heeft geslagen, dat hij hem niet goed had geraakt en hem vervolgens nogmaals heeft geslagen, links achter op zijn hoofd, dat hij hem opzettelijk en met volle kracht met zijn rechter gebalde vuist in een flitsende beweging op zijn hoofd heeft geslagen, dat ten gevolge van de klap de fles op het hoofd van aangever uit elkaar is gespat, dat dat betekent dat hij hem goed heeft geraakt en dat hij dat ook wilde.
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en feit 2 is de rechtbank telkens van oordeel dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ook al was diens bijdrage zelf niet van gewelddadige aard. Het is niet de enkele omstandigheid geweest dat verdachte in de groep aanwezig was en aldus de groep getalsmatig versterkte, maar ook dat verdachte en de anderen ieder voor zich hebben besloten de confrontatie te zoeken, dat de groep, waarvan verdachte deel uitmaakte, in homogeen verband dreigend naar de slachtoffers is opgedrongen en hen heeft ingesloten, en dat door verschillende personen uit de groep, voor ieder zichtbaar, het slachtoffer [slachtoffer A] is getrapt en geslagen en het slachtoffer [slachtoffer B] met een bierfles op zijn achterhoofd is geslagen, terwijl uit de verklaringen van getuigen en medeverdachten blijkt dat verdachte zich op het moment dat de geweldshandelingen begonnen niet van de gebeurtenissen heeft gedistantieerd. De rechtbank heeft daaruit afgeleid dat verdachte aldus een voldoende significante rol aan het openlijk geweld heeft geleverd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 24 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, met anderen, op of aan de openbare weg, De Maat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit:
- het omsingelen en vervolgens dreigend op hem aflopen en zeer dicht op hem gaan staan en
- het meermalen slaan tegen het hoofd en
- het geven van een knietje op/tegen de mond en
- het meermalen trappen en/of schoppen op/tegen de zij, althans het lichaam en
- het met een mes uithalen en/of steken in de richting van de borst;
2.
hij op 24 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, met een anderen, op of aan de openbare weg, De Maat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit:
- het omsingelen en vervolgens dreigend op hem aflopen en zeer dicht op hem gaan staan en
- het slaan met de achterkant van een beugelfles op/tegen het achterhoofd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Feit 1 subsidiair en feit 2:
telkens:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
De raadsman van verdachte heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de strafmaat.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in de door haar op te leggen straf meegewogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal openlijke geweldplegingen, waarbij ernstige schade is ontstaan bij de slachtoffers. Verdachte is de 'aanstichter' van deze openlijke geweldplegingen geweest, nu hij door zijn ruziezoekende geschreeuw voorafgaand aan de geweldplegingen zijn vrienden als het ware heeft opgejut. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat de behandeling van de zaak lang op zich heeft laten wachten.
De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 10 mei 2012, waarin geadviseerd wordt een werkstraf op te leggen.
Alles in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie een passende straf is voor verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
Feit 1 subsidiair en feit 2
De benadeelde partij [slachtoffer A], wonende [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.349,24 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer B] wonende [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.394,42 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen hoofdelijk dienen te worden toegewezen tot de gevorderde bedragen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
De raadsman van verdachte heeft een opmerking gemaakt ten aanzien van de ontvangst van de vordering benadeelde partij [slachtoffer B], nu hij deze vordering pas ter zitting heeft ontvangen en stukken van overtuiging volgens Europese regelgeving voor aanvang van de zitting ter beschikking moeten zijn gesteld aan de verdediging. De raadsman heeft de rechtbank verzocht beide vorderingen af te wijzen en subsidiair de rechtbank verzocht de benadeelde partijen niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen nu er ten aanzien van [slachtoffer A] geen bewijs is geleverd voor het bestaan van de post traumatische stressstoornis en er bovendien een niet relevante uitspraak is bijgevoegd voor de hoogte van het smartengeld en de vordering van [slachtoffer B] te gecompliceerd is voor afdoening binnen het strafproces.
De omstandigheid dat de raadsman de vordering eerst ter zitting heeft ontvangen, staat aan de ontvankelijkheid daarvan in deze strafprocedure niet in de weg.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A], wonende [adres], als gevolg van het onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van
€ 349,24 (materiële kosten) en € 1.000,- (immateriële kosten) en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient hoofdelijk tot dit bedrag bij wijze van voorschot te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
De rechtbank beschouwt verdachte als een mededader in de openlijke geweldpleging. Hij is op grond van de wet jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. De omstandigheid dat zijn rol een kleinere is geweest, als die wordt afgezet tegen enkele van zijn medeverdachten, ontslaat hem niet van die hoofdelijke aansprakelijkheid.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer B], wonende [adres], als gevolg van het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van € 394,42 (materiële kosten) en € 2.100,- (immateriële kosten) en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient hoofdelijk tot dit bedrag bij wijze van voorschot te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank beschouwt verdachte als een mededader in de openlijke geweldpleging. Hij is op grond van de wet jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. De omstandigheid dat zijn rol een kleinere is geweest, als die wordt afgezet tegen enkele van zijn medeverdachten, ontslaat hem niet van die hoofdelijke aansprakelijkheid.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers met dien verstande dat indien de mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Omdat de vorderingen hoofdelijk zijn toegewezen in zaken tegen vijf verdachten, bestaat er aanleiding om de vervangende hechtenis welke is gekoppeld aan de schadevergoedingsmaatregel aanzienlijk te beperken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Feit 1 subsidiair en feit 2:
telkens:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 40 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], voornoemd, van een bedrag van € 1.349,24 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] een bedrag te betalen van € 1.349,24 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat indien de mededader betaalt, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], voornoemd, van een bedrag van € 2.394,42 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] een bedrag te betalen van € 2.394,42 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat indien de mededader betaalt, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, tevens kinderrechter en Van Valderen en Moolenburgh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2012.
Eindnoten
1 Proces-verbaal verklaring [verdachte D], pag. 211
2 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer A], pag. 157, laatste twee alinea's, 158 en 159
3 Foto's verwondingen [slachtoffer A], pag. 164 en 166
4 Proces-verbaal verklaring getuige [getuige A], pag. 172
5 Proces-verbaal verklaring medeverdachte [verdachte C], pag. 206, 4e alinea en 207 2e alinea
6 Proces-verbaal verklaring verdachte [verdachte B], pag. 193, derde alinea
7 Proces-verbaal verklaring verdachte [verdachte B], pag. 197, 4e alinea
8 Proces-verbaal getuigenverklaring [getuige B], pag. 221
9 Proces-verbaal getuigenverklaring [getuige C], ingevoegd voorafgaand aan pag. 1
10 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer B] pag. 255, 256
11 Proces-verbaal verklaring medeverdachte [verdachte A], pag. 181 en 248
12 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer B] pag. 255, 256
13 Geneeskundige verklaring [slachtoffer B], pag. 257
14 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer A], pag. 157, laatste twee alinea's, 158 en 159
15 Proces-verbaal verklaring getuige [getuige A], pag. 172
16 Proces-verbaal verklaring medeverdachte [verdachte E], pag. 264, derde alinea