RECHTBANK ZUTPHEN
Sector strafrecht
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummer: 06/820385-11
Uitspraak d.d.: 29 mei 2012
Tegenspraak/dip
[verdachte B],
geboren te [plaats, 1994],
wonende te [adres],
raadsman: mr. J.M. Snellink, advocaat te Eibergen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 15 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 24 april 2011 te Eibergen,
gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer A], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht)
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen de mond en/of het gezicht, althans het
hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een bierfles op het achterhoofd heeft/hebben
geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, een knietje op/tegen de mond, althans het
gezicht heeft/hebben gegeven en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen de zij en/of de buik en/of de rug,
althans het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- met een mes in de richting van de borst, althans het lichaam, heeft/hebben
uitgehaald en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Incident 1)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 24 april 2011 te Eibergen,
gemeente Berkelland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, De
Maat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit
- het omsingelen en/of (vervolgens) dreigend op hem aflopen en/of zeer dicht
op hem gaan staan en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen op/tegen de mond en/of
het gezicht, althans het hoofd en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan met een bierfles op het (achter)hoofd
en/of
- het meermalen, althans eenmaal, geven van een knietje op/tegen de mond,
althans het gezicht en/of
- het meermalen, althans eenmaal, trappen en/of schoppen op/tegen de zij en/of
de buik en/of de rug, althans het lichaam en/of
- het meermalen, althans eenmaal, met een mes uithalen en/of steken in de
richting van de borst, althans het lichaam; (Incident 1)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, De Maat, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit
- het omsingelen en/of (vervolgens) dreigend op hem aflopen en/of zeer dicht
op hem gaan staan en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan met (de achterkant van) een
beugelfles, althans een bierfles, op/tegen het (achter)hoofd en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen op/tegen het gezicht,
althans het hoofd; (Incident 2)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht1.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair en
feit 2. Ter zitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat er voldoende bewijs in het dossier aanwezig zou zijn om de handeling van verdachte tijdens de vechtpartij, te weten het geven van een knietje aan [slachtoffer A], te kwalificeren als mishandeling als bedoeld in 300 van het Wetboek van Strafrecht. Dit feit is echter niet tenlastegelegd, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte bij dit feit geen feitelijke betrokkenheid heeft gehad, waardoor hij ook van dit feit dient te worden vrij gesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, kan worden geconcludeerd dat [slachtoffer A] slachtoffer is geworden van alle in de onder 1 primair genoemde gewelddadige gedragingen, met uitzondering van de gedraging dat hij meermalen zou zijn geslagen met een bierfles. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt, zoals hierna uiteen zal worden gezet, aan één van die genoemde gedragingen, te weten het geven van een knietje op/tegen de mond van die [slachtoffer A].
Hoewel verdachte en zijn mededaders zich als een groep buitengewoon gewelddadig jegens [slachtoffer A] hebben gedragen, zijn al hun gedragingen gezamenlijk niet zodanig te kwalificeren dat zij als groep hebben getracht [slachtoffer A] zwaar lichamelijk te verwonden. De rechtbank heeft evenmin de overtuiging bekomen dat verdachte alleen, met zijn gevaarlijke handeling, te weten het geven van een knietje op/tegen de mond van die [slachtoffer A], dat opzet had. De rechtbank beschouwt al het geweld tezamen als een typisch geval van openlijke geweldpleging, waarbij ieder van de deelnemers een groter of kleiner aandeel heeft gehad. Dit leidt er toe dat verdachte van feit 1 primair zal worden vrijgesproken en dat er, zoals hierna zal worden uiteengezet, een veroordeling terzake van feit 1 subsidiair zal volgen.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat verdachte, door het slachtoffer [slachtoffer B], met een groep te omsingelen en vervolgens dreigend op hem af te lopen en om hem heen te gaan staan en zich niet te distantiëren van deze groep, significant heeft bijgedragen aan het vervolgens op [slachtoffer B] door een ander daadwerkelijk uitgevoerde geweld.
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder de feiten 1 subsidiair en 2 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
De aangifte1 van [slachtoffer A] waarin hij heeft verklaard dat hij samen met zijn neef, [slachtoffer B] op 24 april 2011 in het wandelpark de Maat te Eibergen door een groep van circa tien jongens werd omsingeld, die dreigend op hem af kwam lopen en dicht op hem ging staan, dat hij voelde dat hij van een persoon uit de groep een vuistslag in zijn gezicht kreeg, half op zijn rechter oog en slaap en dat het een harde klap was, die pijn deed, dat de overige jongens hem aanvielen, dat hij voelde en zag dat hij in zijn gezicht werd getrapt door een jongen, dat hij voelde dat zijn mond vol bloed stond en dat zijn voortanden scheef waren komen te staan, dat hij direct na die klap links en rechts met vuistslagen op zijn hoofd werd geslagen waardoor hij behoorlijke pijn voelde, dat hij zag hoe één van de knapen een mes pakte en open vouwde, dat hij zag hoe de jongen met het mes uithaalde ter hoogte van zijn borstkas en een zwaaiende beweging maakte met het mes, dat hij naar achteren was uitgeweken en zag dat het mes hem daarom net niet raakte, dat hij door de trap tegen zijn mond een tand heeft verloren.
Van de verwondingen aan de mond van [slachtoffer A] bevindingen zich foto's in het dossier.2
De aangifte3 van [slachtoffer B], waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen samen met zijn neef [slachtoffer A] op het paasvuurterrein was en daar door een jongen werd uitgescholden, dat die jongen dronken was en dat er een groep vrienden van die jongen aankwam, dat die jongen zei dat hij een grote groep vrienden had en dat hij niet bang was, dat hij hoorde hoe iemand uit de groep zei dat ze hem en zijn neef gingen pakken, dat ze door een groep van circa tien jongens werden omsingeld en dat die jongens heel dicht om hen heen gingen staan en dat dit zeer bedreigend bij hem over kwam en dat enkele jongens in de omsingeling een bierfles van het merk Grolsch in hun handen hadden en dat ze de fles bij de hals beet hadden, dat de groep agressief werd naar hem en zijn neef, dat hij op zijn achterhoofd werd geslagen dat hij hevige pijn voelde en zag dat er glas in het rond vloog, dat hij verder met rust werd gelaten en weg kon lopen, dat hij voelde dat hij een deuk in zijn schedel had.
Een geneeskundige verklaring4 waaruit blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer B] op 25 april 2011 is onderzocht door neuroloog J.A.F. Van der Hoek,die als uitwendig letsel heeft waargenomen: "deuk behaarde hoofdhuid + schedel" en dat hij een schedelbreuk had opgelopen en dat er sprake is van psychische stoornissen en storing in het bewustzijn..
Ten aanzien van beide feiten:
De verklaring van verdachte bij de politie5 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 op de Maat in Eibergen bij het Paasvuur was met een groep jongens en dat hij heeft gezien dat een groep jongens aangever [slachtoffer A] insloten had en dat verschillende leden van deze groep aangever hebben geslagen en geschopt, dat hij heeft gezien hoe aangever werd geschopt ter hoogte van zijn maag of borst en dat hij in zijn zij werd geschopt, dat hij heeft geprobeerd de vechtpartij te sussen, dat hij toen een klap van aangever kreeg, dat hij aangever daarop een knietje heeft gegeven6.
Ter zitting heeft verdachte deze verklaring bevestigd.
De verklaring van medeverdachte [verdachte A]7 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 in Eibergen was bij het Paasvuur en daar van [slachtoffer A] een trap heeft gekregen omdat die [slachtoffer A] dacht dat verdachte hem uitdaagde, dat verdachte hierdoor ten val kwam en hierdoor kwaad werd, dat hij [slachtoffer A] heeft uitgescholden en aan zijn vrienden vertelde dat hij was geschopt door [slachtoffer A], dat hij gezien heeft hoe verdachte en medeverdachte [verdachte D] [slachtoffer A] voluit hebben geslagen.
De verklaring van getuige [getuige A]8 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen zag dat [slachtoffer A] een vuistslag in zijn gezicht kreeg en dat hij links en rechts om zijn oren werd geslagen door de hele groep jongens, die dicht om hem heen stond, dat hij volop met vuisten werd geslagen, dat hij, toen [slachtoffer A] wegliep zag dat [slachtoffer A] overal bloed in zijn gezicht had en dat hij na de vechtpartij heeft gezien dat er tandafdrukken en stukjes tand van [slachtoffer A] in de trainingsbroek van verdachte zaten.
De groep, die ruzie had met een tweetal andere jongens bestond uit onder meer verdachte, [verdachte E], [verdachte C], [verdachte D] en [verdachte A]
De verklaring van medeverdachte [verdachte C]9 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen zag hoe een groep van ongeveer 15 personen om [slachtoffer A] heen stond en dat deze [slachtoffer A] werd geslagen door medeverdachten [verdachte E], die hem met zijn vuist sloeg, en [verdachte D], die hem op zijn hoofd sloeg, dat hij, medeverdachte, aangever heeft geschopt met zijn rechtervoet en hem ergens tegen zijn been raakte, dat hij heeft gezien dat een aantal leden van de groep aangever geschopt en/of geslagen heeft.
De verklaring van getuige [getuige B]10 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen bij het Paasvuur op de Maat zag hoe een groep jongens bezig was met [slachtoffer A], dat de groep onder andere bestond uit verdachte, [verdachte C], [verdachte D], [naam A] en [verdachte A], dat hij zag dat [verdachte A] in een groepje van drie jongens stond die dicht bij [slachtoffer A] stond, dat die drie jongens aan het schelden waren tegen [slachtoffer A], dat [slachtoffer A] uithaalde richting verdachte, dat hierdoor de vechtpartij begon, dat [verdachte C], [verdachte E], [verdachte D] en verdachte het slachtoffer sloegen, dat ze hem op zijn hoofd sloegen en op zijn hele lichaam schopten, dat ze sloegen met kracht en met gebalde vuisten en met kracht schopten op die [slachtoffer A], dat die [slachtoffer A] wel een stuk of 15 rake klappen van die jongens heeft gehad, dat die vervolgens een knietje van verdachte kreeg, waardoor er bloed uit diens mond kwam, dat dat echt heel hard ging, dat hij zag dat [naam A] een mes trok toen ze de spullen van [slachtoffer A] bij elkaar gingen zoeken, dat die [naam A] daarmee recht vooruit stak, met de punt in de richting van die [slachtoffer A], dat de afstand ongeveer 1,5 meter was en dat hij zei, terwijl hij dat mes naar voren stak: 'nu wegwezen hier', dat hij, getuige, het mesje herkende als het mesje van die [naam A], dat hij zag dat [slachtoffer A] een stap achteruit deed en dat hij zag aan zijn houding dat die [slachtoffer A] schrok van het mes.
De verklaring van getuige [getuige C]11, waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen op de Maat aanwezig is geweest bij de vechtpartij en zijdelings heeft gezien heeft dat [naam A] een mes uit zijn broekzak pakte tijdens de vechtpartij en achter de jongen met de roze blouse ([slachtoffer A]) aanrende met dit mes.
De verklaring12 van [slachtoffer B], waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen samen met zijn neef [slachtoffer A] op de Maat te Eibergen was, dat zij door een groep van circa tien jongens omsingeld werden, dat die jongens heel dicht om hen heen gingen staan, dat dat zeer bedreigend bij hem over kwam, dat hij, nadat hij zelf geslagen was met een bierfles op zijn achterhoofd, weg kon lopen en van een afstand zag hoe zijn neef van de groep veel klappen kreeg.
De verklaring van [slachtoffer A]13 waarin hij heeft verklaard dat hij samen met zijn neef [slachtoffer B] op 24 april 2011 te Eibergen door een groep personen werd omsingeld, dat hij zag hoe één van de personen zijn neef met een bierfles op zijn achterhoofd sloeg, dat hij zag hoe de fles uit elkaar spatte.
De verklaring van [getuige A]14 waarin hij heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte E] een bierfles kapotsloeg op het hoofd van aangever [slachtoffer B].
De verklaring van medeverdachte [verdachte E]15 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen aangever [slachtoffer B] met een bierfles op zijn hoofd heeft geslagen, dat hij hem niet goed had geraakt en hem vervolgens nogmaals heeft geslagen, links achter op zijn hoofd, dat hij hem opzettelijk en met volle kracht met zijn rechter gebalde vuist in een flitsende beweging op zijn hoofd heeft geslagen, dat ten gevolge van de klap de fles op het hoofd van aangever uit elkaar is gespat, dat dat betekent dat hij hem goed heeft geraakt en dat hij dat ook wilde.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 24 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, met anderen, op of aan de openbare weg, De Maat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit:
- het omsingelen en vervolgens dreigend op hem aflopen en zeer dicht op hem gaan staan en
- het meermalen slaan tegen het hoofd en
- het geven van een knietje op/tegen de mond en
- het meermalen trappen en/of schoppen op/tegen de zij lichaam, althans het lichaam en
- het met een mes uithalen en/of steken in de richting van de borst;
hij op 24 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, met een anderen, op of aan de openbare weg, De Maat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit:
- het omsingelen en vervolgens dreigend op hem aflopen en zeer dicht op hem gaan staan en
- het slaan met de achterkant van een beugelfles op/tegen het achterhoofd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Feit 1 subsidiair en feit 2:
telkens:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot
1 maand jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, waaraan wordt gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich in het kader van hulp en steun houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering, en een werkstraf van 120 uur bij niet vervullen te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht ermee rekening te houden dat verdachte first offender is, dat de zaak pas na een jaar is behandeld, dat de verdachte en zijn familie door het hele gebeuren en het lange tijdsverloop ruimschoots zijn gestraft en dat verdachte in het afgelopen jaar goede ontwikkelingen heeft doorgemaakt op persoonlijk vlak.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in de door haar op te leggen straf meegewogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal openlijke geweldplegingen, waarbij ernstig letsel is ontstaan bij de slachtoffers. Verdachte heeft, door zich niet te distantiëren toen de vechtpartij begon en daaraan actief deel te nemen, een aanzienlijk aandeel gehad in deze door de slachtoffers geleden psychische en fysieke schade.
De rechtbank heeft voorts meegewogen dat verdachte first offender is, dat de behandeling van de zaak lang op zich heeft laten wachten en dat verdachte in de tussentijd goede stappen heeft genomen om zich te laten behandelen voor zijn problematiek.
De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 mei 2012, waarin geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. De raad acht de maatregel hulp en steun wenselijk ter versterking van verdachtes sociale vaardigheden en ter voorkoming van recidive.
Alles in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen jeugddetentie, waarvan 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, een passende straf is voor verdachte. Aan het voorwaardelijk deel van de werkstraf koppelt zij een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering.
Vordering tot schadevergoeding
Feit 1 subsidiair en feit 2
De benadeelde partij [slachtoffer A], wonende [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.349,24 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer B] wonende [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.394,42 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen vermeerderd met de wettelijke rente en hoofdelijk dienen te worden toegewezen tot de gevorderde bedragen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A], wonende [adres], als gevolg van het onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van €349,24 (materiële kosten) en € 1.000,- (immateriële kosten) en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient hoofdelijk tot dit bedrag bij wijze van voorschot te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer B], wonende [adres], als gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van € 394,42 (materiële kosten) en € 2.100,- (immateriële kosten) en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient hoofdelijk tot dit bedrag bij wijze van voorschot te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers met dien verstande dat indien de mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Omdat de vorderingen hoofdelijk zijn toegewezen in zaken tegen vijf verdachten, bestaat er aanleiding om de vervangende hechtenis welke is gekoppeld aan de schadevergoedingsmaatregel aanzienlijk te beperken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Feit 1 subsidiair en feit 2:
telkens: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 160 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf te weten 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde
o zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Gelderland, afdeling jeugdreclassering;
* geeft voormelde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], voornoemd, van een bedrag van € 1.349,24 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] een bedrag te betalen van € 1.349,24 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat indien de mededader betaalt, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], voornoemd, van een bedrag van € 2.394,42 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] een bedrag te betalen van € 2.394,42 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat indien de mededader betaalt, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, tevens kinderrechter, en Ouweneel en Moolenburgh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2012.
Eindnoten
1 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer A], pag. 157, laatste twee alinea's, 158 en 159
2 Foto's verwondingen [slachtoffer A], blz. 164 en 166
3 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer B] pag. 255, 256
4 Geneeskundige verklaring [slachtoffer B], pag. 257
5 Proces-verbaal verklaring verdachte blz. 193, derde alinea
6 Proces-verbaal verklaring verdachte blz. 197, 4e alinea
7 Proces-verbaal verklaring medeverdachte [verdachte A], pag 248
8 Proces-verbaal verklaring getuige [getuige A], blz. 172
9 Proces-verbaal verklaring medeverdachte [verdachte C], blz. 206, 4e alinea en 207 2e alinea
10 Proces-verbaal getuigenverklaring [getuige B], pag. 221
11 Proces-verbaal getuigenverklaring [getuige C], ingevoegd voorafgaand aan pag. 1
13 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer A], pag. 157, laatste twee alinea/s, 158 en 159
14 Proces-verbaal verklaring getuige [getuige A], pag. 172
15 Proces-verbaal verklaring medeverdachte [verdachte E], blz. 264, derde alinea