ECLI:NL:RBZUT:2012:BW6820

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/820393-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Ouweneel
  • Van Valderen
  • Moolenburgh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten tijdens Paasvuur in Eibergen met werkstraf en schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 29 mei 2012, stond verdachte C terecht voor zijn rol in een vechtpartij die plaatsvond op 24 april 2011 tijdens een Paasvuur in Eibergen. De rechtbank oordeelde dat verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen de slachtoffers [slachtoffer A] en [slachtoffer B]. De tenlastelegging omvatte onder andere het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer A] en openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer B]. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair tenlastegelegde feiten, waardoor verdachte voor deze feiten werd vrijgesproken. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit van openlijke geweldpleging werd bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat verdachte actief had bijgedragen aan het geweld door zich niet te distantiëren van de groep en door zelf geweld te gebruiken. De rechtbank legde een werkstraf van 40 uur op, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, waarbij de totale schadevergoeding voor [slachtoffer A] €1.349,24 en voor [slachtoffer B] €2.394,42 bedroeg. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, maar ook met de lange duur van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector strafrecht
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummer:
06/820393-11
Uitspraak d.d.: 29 mei 2012
Tegenspraak/dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte C],
geboren te [plaats, 1994],
wonende te [adres],
raadsvrouw: mr. P.W.E. Hoezen, advocaat te Winterswijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 15 mei 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 24 april 2011 te Eibergen,
gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer A], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht)
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen de mond en/of het gezicht, althans het
hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een bierfles op het achterhoofd heeft/hebben
geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, een knietje op/tegen de mond, althans het
gezicht heeft/hebben gegeven en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen de zij en/of de buik en/of de rug,
althans het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- met een mes in de richting van de borst, althans het lichaam, heeft/hebben
uitgehaald en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (Incident 1)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 24 april 2011 te Eibergen,
gemeente Berkelland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, De
Maat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit
- het omsingelen en/of (vervolgens) dreigend op hem aflopen en/of zeer dicht
op hem gaan staan en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen op/tegen de mond en/of
het gezicht, althans het hoofd en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan met een bierfles op het (achter)hoofd
en/of
- het meermalen, althans eenmaal, geven van een knietje op/tegen de mond,
althans het gezicht en/of
- het meermalen, althans eenmaal, trappen en/of schoppen op/tegen de zij en/of
de buik en/of de rug, althans het lichaam en/of
- het meermalen, althans eenmaal, met een mes uithalen en/of steken in de
richting van de borst, althans het lichaam; (Incident 1)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, De Maat, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit
- het omsingelen en/of (vervolgens) dreigend op hem aflopen en/of zeer dicht
op hem gaan staan en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan met (de achterkant van) een
beugelfles, althans een bierfles, op/tegen het (achter)hoofd en/of
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen op/tegen het gezicht,
althans het hoofd; (Incident 2)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van feit 1 primair en feit 2 en bewezenverklaring van feit 1 subsidiair. Ter zitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om verdachte te veroordelen voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen heeft de rechtbank geconcludeerd dat de handelingen van verdachte (en zijn mededaders) niet gericht waren op de poging het slachtoffer [slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De verdachte behoort van feit 1 primair te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen en acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend:
De aangifte1 van [slachtoffer A] waarin hij heeft verklaard dat hij samen met zijn neef, [slachtoffer B] op 24 april 2011 in het wandelpark de Maat te Eibergen door een groep van circa tien jongens werd omsingeld, die dreigend op hem af kwam lopen en dicht op hem ging staan, dat hij voelde dat hij van een persoon uit de groep een vuistslag in zijn gezicht kreeg, half op zijn rechter oog en slaap en dat het een harde klap was, die pijn deed, dat de overige jongens hem aanvielen, dat hij voelde en zag dat hij in zijn gezicht werd getrapt door een jongen, dat hij voelde dat zijn mond vol bloed stond en dat zijn voortanden scheef waren komen te staan, dat hij direct na die klap links en rechts met vuistslagen op zijn hoofd werd geslagen waardoor hij behoorlijke pijn voelde, dat hij zag hoe één van de knapen een mes pakte en open vouwde, dat hij zag hoe de jongen met het mes uithaalde ter hoogte van zijn borstkas en een zwaaiende beweging maakte met het mes, dat hij naar achteren was uitgeweken en zag dat het mes hem daarom net niet raakte, dat hij door de trap tegen zijn mond een tand heeft verloren.
Van de verwondingen aan de mond van [slachtoffer A]2 bevinden zich foto's in het dossier.
De verklaring van [verdachte A]3 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 in Eibergen was bij het Paasvuur op de Maat en daar van [slachtoffer A] een trap heeft gekregen omdat die [slachtoffer A] dacht dat verdachte hem uitdaagde, dat verdachte hierdoor ten val kwam en hierdoor kwaad werd, dat hij [slachtoffer A] heeft uitgescholden en aan zijn vrienden vertelde dat hij was geschopt door [slachtoffer A], dat hij gezien heeft hoe verdachte en medeverdachte [verdachte B] [slachtoffer A] voluit hebben geslagen.
De verklaring van [getuige A]4 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen zag dat [slachtoffer A] een vuistslag in zijn gezicht kreeg en dat hij links en rechts om zijn oren werd geslagen door de hele groep jongens, die dicht om hem heen stond, dat hij volop met vuisten werd geslagen, dat hij, toen [slachtoffer A] wegliep zag dat hij overal bloed in zijn gezicht had en dat hij na de vechtpartij heeft gezien dat er tandafdrukken en stukjes tand van [slachtoffer A] in de trainingsbroek van medeverdachte [verdachte B] zaten, dat de groep die ruzie had met deze [slachtoffer A] bestond uit onder meer verdachte, [verdachte B], [verdachte E], [verdachte D] en [verdachte A].
De verklaring van [verdachte B]5 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 in Eibergen bij het Paasvuur was met een groep jongens en dat hij heeft gezien dat een groep jongens aangever [slachtoffer A] insloten en dat verschillende leden van deze groep aangever hebben geslagen en geschopt, dat hij heeft gezien hoe aangever werd geschopt ter hoogte van zijn maag of borst en dat hij in zijn zij werd geschopt, dat hij heeft geprobeerd de vechtpartij te sussen, dat hij toen een klap van aangever kreeg, dat hij aangever daarop een knietje heeft gegeven6.
De verklaring van [getuige B]7 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen bij het Paasvuur op de Maat zag hoe een groep jongens bezig was met [slachtoffer A], dat de groep onder andere bestond uit verdachte, [verdachte D], [verdachte E], [naam A] en [verdachte A], dat hij zag dat [verdachte A] in een groepje van drie jongens stond die dicht bij [slachtoffer A] stond, dat die drie jongens aan het schelden waren tegen [slachtoffer A], dat [slachtoffer A] uithaalde richting [verdachte B], dat hierdoor de vechtpartij begon, dat verdachte, [verdachte D], [verdachte E] en [verdachte B] het slachtoffer sloegen, dat ze hem op zijn hoofd sloegen en op zijn hele lichaam schopten, dat ze sloegen met kracht en met gebalde vuisten en met kracht schopten op die [slachtoffer A], dat die [slachtoffer A] wel een stuk of 15 rake klappen van die jongens heeft gehad, dat hij vervolgens een knietje van [verdachte B] kreeg, waardoor er bloed uit zijn mond kwam, dat dat echt heel hard ging, dat hij zag dat [naam A] een mes trok toen ze de spullen van [slachtoffer A] bij elkaar gingen zoeken, dat die [naam A] daarmee recht vooruit stak, met de punt in de richting van die [slachtoffer A], dat de afstand ongeveer 1,5 meter was en dat hij zei, terwijl hij dat mes naar voren stak: 'nu wegwezen hier', dat hij, getuige, het mesje herkende als het mesje van die [naam A], dat hij zag dat [slachtoffer A] een stap achteruit deed en dat hij zag aan zijn houding dat die [slachtoffer A] schrok van het mes.
De verklaring van [getuige C]8, waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen op de Maat aanwezig is geweest bij de vechtpartij en zijdelings heeft gezien dat [naam A] een mes uit zijn broekzak pakte tijdens de vechtpartij en achter de jongen met de roze blouse ([slachtoffer A]) aanrende met dit mes.
De verklaring9 van [slachtoffer B], waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen samen met zijn neef [slachtoffer A] op het paasvuurterrein was, dat hij, nadat hij zelf geslagen was met een bierfles op zijn achterhoofd, van een afstand zag hoe zijn neef van de groep veel klappen kreeg.
De verklaring van verdachte10, waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 te Eibergen zag hoe een groep van ongeveer 15 personen om [slachtoffer A] heen stond en dat deze [slachtoffer A] werd geslagen door [verdachte B], die hem met zijn vuist sloeg, en [verdachte D], die hem op zijn hoofd sloeg, dat hij, verdachte, aangever heeft geschopt met zijn rechtervoet en hem ergens tegen zijn been raakte, dat hij heeft gezien dat een aantal leden van de groep aangever geschopt en/of geslagen heeft, welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair is de rechtbank van oordeel dat verdachte, door het slachtoffer [slachtoffer A] met de groep te omsingelen en vervolgens dreigend op hem af te lopen en om hem heen te gaan staan, door hem te hebben geschopt en zich niet te distantiëren van deze groep, actief heeft bijgedragen aan het op deze [slachtoffer A] uitgevoerde geweld.
Feit 2:
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 2, anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw, eveneens wettig en overtuigend bewezen en acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend:
De aangifte11 van [slachtoffer B], waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen samen met zijn neef [slachtoffer A] op het paasvuurterrein was en daar door een jongen werd uitgescholden, dat die jongen dronken was en dat er een groep vrienden van die jongen aankwam, dat die jongen zei dat hij een grote groep vrienden had en dat hij niet bang was, dat hij hoorde hoe iemand uit de groep zei dat ze hem en zijn neef gingen pakken, dat ze door een groep van circa tien jongens werden omsingeld en dat die jongens heel dicht om hen heen gingen staan en dat dit zeer bedreigend bij hem over kwam en dat enkele jongens in de omsingeling een bierfles van het merk Grolsch in hun handen hadden en dat ze de fles bij de hals beet hadden, dat de groep agressief werd naar hem en zijn neef, dat hij op zijn achterhoofd werd geslagen dat hij hevige pijn voelde en zag dat er glas in het rond vloog, dat hij verder met rust werd gelaten en weg kon lopen, dat hij voelde dat hij een deuk in zijn schedel had.
Een geneeskundige verklaring12 waaruit blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer B] op 25 april 2011 is onderzocht door neuroloog J.A.F. Van der Hoek,die als uitwendig letsel heeft waargenomen: "deuk behaarde hoofdhuid + schedel" en dat hij een schedelbreuk had opgelopen en dat er sprake is van psychische stoornissen en storing in het bewustzijn.
De verklaring13 van [slachtoffer A] waarin hij heeft verklaard dat hij samen met zijn neef [slachtoffer B] op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen door een groep personen werd omsingeld, dat hij zag hoe één van de personen zijn neef met een bierfles op zijn achterhoofd sloeg, dat hij zag hoe de fles uit elkaar spatte.
De verklaring van [getuige A]14 waarin hij heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte E] een bierfles kapotsloeg op het hoofd van aangever [slachtoffer B].
De verklaring van [verdachte E]15 waarin hij heeft verklaard dat hij op 24 april 2011 op de Maat te Eibergen aangever [slachtoffer B] met een bierfles op zijn hoofd heeft geslagen, dat hij hem niet goed had geraakt en hem vervolgens nogmaals heeft geslagen, links achter op zijn hoofd, dat hij hem opzettelijk en met volle kracht met zijn rechter gebalde vuist in een flitsende beweging op zijn hoofd heeft geslagen, dat ten gevolge van de klap de fles op het hoofd van aangever uit elkaar is gespat, dat dat betekent dat hij hem goed heeft geraakt en dat hij dat ook wilde.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat verdachte, door het slachtoffer
[slachtoffer B] met de groep te omsingelen en vervolgens dreigend op hem af te lopen en om hem heen te gaan staan en zich niet te distantiëren van deze groep, actief heeft bijgedragen aan het op deze [slachtoffer B] uitgevoerde geweld.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 24 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, met anderen, op of aan de openbare weg, De Maat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit:
- het omsingelen en vervolgens dreigend op hem aflopen en zeer dicht op hem gaan staan en
- het meermalen slaan tegen het hoofd en
- het geven van een knietje op/tegen de mond en
- het meermalen trappen en/of schoppen op/tegen de zij, althans het lichaam en
- het met een mes uithalen en/of steken in de richting van de borst;
2.
hij op 24 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, met een anderen, op/of aan de openbare weg, De Maat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit:
- het omsingelen en vervolgens dreigend op hem aflopen en zeer dicht op hem gaan staan en
- het slaan met de achterkant van een beugelfles op/tegen het achterhoofd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Feit 1 subsidiair en feit 2:
telkens:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht verdachte een werkstraf op te leggen van maximaal 40 uren in verband met problemen die hij anders zou kunnen ondervinden bij het verkrijgen van een Verklaring van goed gedrag in de toekomst.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in de door haar op te leggen straf meegewogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal openlijke geweldplegingen, waarbij ernstige letsel is ontstaan bij de slachtoffers. Verdachte heeft, door zich niet te distantiëren toen de vechtpartij begon en daaraan actief deel te nemen, een aandeel gehad in deze voor de slachtoffers geleden psychische en fysieke schade. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat de behandeling van de zaak lang op zich heeft laten wachten.
De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 mei 2012, waarin geadviseerd wordt een werkstraf op te leggen.
Alles in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie een passende straf is voor verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
Feit 1 subsidiair en feit 2
De benadeelde partij [slachtoffer A], wonende [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.349,24 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer B] wonende [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.394,42 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen hoofdelijk dienen te worden toegewezen tot de gevorderde bedragen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 1 subsidiair
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A], wonende [adres], als gevolg van het onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van €349,24 (materiële kosten) en € 1.000,- (immateriële kosten) en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient hoofdelijk tot dit bedrag bij wijze van voorschot te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
Feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer B], wonende [adres], als gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van € 394,42 (materiële kosten) en € 2.100,- (immateriële kosten) en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient hoofdelijk tot dit bedrag bij wijze van voorschot te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers met dien verstande dat indien de mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Omdat de vorderingen hoofdelijk zijn toegewezen in zaken tegen vijf verdachten, bestaat er aanleiding om de vervangende hechtenis welke is gekoppeld aan de schadevergoedingsmaatregel aanzienlijk te beperken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Feit 1 subsidiair en feit 2:
telkens:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 40 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], voornoemd, van een bedrag van € 1.349,24 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] een bedrag te betalen van € 1.349,24 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat indien de mededader betaalt, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], voornoemd, van een bedrag van € 2.394,42 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] een bedrag te betalen van € 2.394,42 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat indien de mededader betaalt, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, tevens kinderrechter en Van Valderen en Moolenburgh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2012.
Eindnoten
1 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer A], pag. 157, laatste twee alinea's, 158 en 159
2 Foto's verwondingen [slachtoffer A], pag. 164 en 166
3 Proces-verbaal verklaring medeverdachte [verdachte A], pag. 181 en 248
4 Proces-verbaal verklaring getuige [getuige A], pag. 172
5 Proces-verbaal verklaring verdachte [verdachte B], pag. 193, derde alinea
6 Proces-verbaal verklaring verdachte [verdachte B], pag. 197, 4e alinea
7 Proces-verbaal getuigenverklaring [getuige B], pag. 221
8 Proces-verbaal getuigenverklaring [getuige C], ingevoegd voorafgaand aan pag. 1
9 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer B] pag. 255, 256
10 Proces-verbaal verklaring medeverdachte [verdachte C], pag. 206, 4e alinea en 207 2e alinea
11 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer B] pag. 255, 256
12 Geneeskundige verklaring [slachtoffer B], pag. 257
13 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer A], pag. 157, laatste twee alinea's, 158 en 159
14 Proces-verbaal verklaring getuige [getuige A], pag. 172
15 Proces-verbaal verklaring medeverdachte [verdachte E], pag. 264, derde alinea