ECLI:NL:RBZUT:2012:BW7068

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/92 WOZ
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.P. van Baaren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding in WOZ-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 30 mei 2012 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door eiser, vertegenwoordigd door dr.ir. M.J.M. Möhlmann-Bronkhorst, tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Zutphen. Het geschil betrof de hoogte van de proceskostenvergoeding die aan eiser was toegekend in het kader van een bezwaarprocedure. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn onroerende zaak, die door de gemeente was vastgesteld op € 331.000. In de uitspraak op bezwaar van 6 december 2011 was het bezwaar gegrond verklaard en was de WOZ-waarde verlaagd tot € 301.000, met een proceskostenvergoeding van € 461,90 voor eiser.

Eiser stelde in beroep dat de gemeente ten onrechte de kosten voor het bijwonen van een hoorzitting niet had vergoed en dat de vergoeding voor taxatiewerkzaamheden te laag was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat de door de gemeente toegekende proceskostenvergoeding hem al in een gunstige positie had gebracht. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd gesteld dat een uitspraak van de rechtbank eiser niet in een betere positie kan brengen dan de reeds toegekende vergoeding.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiser niet ontvankelijk en was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. R.P. van Baaren en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Reg.nr.: 12/92 WOZ
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te Zutphen,
eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zutphen
verweerder.
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2011 de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te Zutphen voor het belastingjaar 2011 en per waardepeildatum 1 januari 2010 vastgesteld op € 331.000.
Namens eiser heeft dr.ir. M.J.M. Möhlmann-Bronkhorst (werkzaam bij WOZ Expertise te Dieren) een bezwaarschrift ingediend.
Bij uitspraak op bezwaar van 6 december 2011 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de waarde verlaagd tot € 301.000 en aan eiser een proceskostenvergoeding van € 461,90 toegekend.
Namens eiser heeft dr.ir. M.J.M. Möhlmann-Bronkhorst beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 mei 2012, waar eisers gemachtigde is verschenen vergezeld van dr. G.R. Möhlmann, taxateur. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Hendriks.
2. Overwegingen
2.1 In geschil is uitsluitend de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding in bezwaar van € 461,90 bestaande uit 1 punt voor het bezwaarschrift (€ 218) en € 243,90 wegens taxatiewerkzaamheden.
2.2 Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte de kosten voor het bijwonen van een hoorzitting niet heeft vergoed. In de uitspraak op bezwaar van 6 december 2011 concludeert verweerder tot gegrondheid van het bezwaar en verlaging van de WOZ-waarde, maar kent ten onrechte geen vergoeding toe voor het bijwonen van de hoorzitting omdat geen taxatie rapport is overgelegd.
Tevens is de door verweerder verstrekte vergoeding van € 50 per uur voor de taxatiewerkzaamheden te laag voor de werkzaamheden verricht door een gecertificeerd register makelaartaxateur, aldus eiser.
2.3 Ambtshalve oordeelt de rechtbank als volgt.
2.4 Bij uitspraak van 6 december 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding aan hem toegekend. Daarmee is verweerder aan de bezwaren van eiser tegemoetgekomen.
2.5 Eiser heeft in beroep een factuur overgelegd die hij van WOZ Expertise heeft ontvangen. Op deze factuur is vermeld dat eiser het daarin genoemde bedrag dient te verrekenen/betalen binnen drie weken na ontvangst van de proceskostenvergoeding van de gemeente. Uit navraag bij gemachtigde van eiser tijdens de zitting bleek dat eiser daadwerkelijk niets van het in de factuur genoemde bedrag behoefde te dragen.
2.6 Het in overweging 2.4 vermelde brengt de rechtbank tot het oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank neemt daarbij, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 september 2006 (LJN: AU4755), in aanmerking dat een uitspraak van de rechtbank eiser niet in een gunstiger positie kan brengen dan waarin hij met de door verweerder bij de uitspraak op bezwaar toegekende proceskostenvergoeding al is komen te verkeren, ook niet als de rechtbank zou oordelen over de door eiser gestelde onjuiste hoogte van die vergoeding. Afspraken tussen eiser en gemachtigde dat de gemachtigde de kosten op verweerder verhaalt, dat in rekening gebrachte kosten afhangen van de toegekende vergoeding, en dat eiser (dus) niets hoeft te betalen aan kosten vormen grond tot dit oordeel. Dat de gemachtigde van eiser bij een eventuele gegrond verklaring van het beroep en toekenning van een hogere vergoeding meer inkomsten verwerft, noopt niet tot het oordeel dat eiser een concreet belang heef bij de beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank zal eiser dan ook niet ontvankelijk verklaren in zijn beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. van Baaren. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2011.