ECLI:NL:RBZUT:2012:BW7077

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940062-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. Aufderhaar
  • K. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake aanvullend DNA-onderzoek in strafzaak tegen verdachte wegens seksueel geweld

In de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van seksueel geweld tegen een slachtoffer in Doetinchem op 25 september 2011, heeft de rechtbank Zutphen op 29 mei 2012 een tussenbeslissing genomen. De officier van justitie heeft tijdens de terechtzitting onderzoekswensen kenbaar gemaakt, waaronder aanvullend DNA-onderzoek. De rechtbank heeft aangegeven zich onvoldoende voorgelicht te voelen over de mogelijkheden en onmogelijkheden van dit DNA-onderzoek en heeft besloten het onderzoek voor onbepaalde tijd aan te houden, met een maximum van drie maanden. Dit om een medewerker van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te horen over de mogelijkheden van het gevraagde onderzoek.

De verdachte, die op dat moment in voorlopige hechtenis zat, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.D.J. Visschers. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging en het openbaar ministerie beoordeeld. De raadsman heeft zich akkoord verklaard met het Y-chromosomaal onderzoek, maar heeft bezwaar gemaakt tegen het NFI als uitvoerder van dit onderzoek. De rechtbank heeft het verzoek om verstrekking van een bankafschrift van een getuige afgewezen, omdat dit onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft ook de verzoeken om historische gegevens van mobiele telefoons afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk waren.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd te schorsen, waarbij de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig zijn. De uiterste termijn voor hervatting van het onderzoek is vastgesteld op drie maanden. De rechtbank heeft voorts bevolen dat een medewerker van het NFI en de betrokken partijen opnieuw worden opgeroepen voor de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940062-12
Uitspraak d.d. 29 mei 2012
Tegenspraak / dip
TUSSENBESLISSING
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1986],
wonende te [adres]
thans verblijvend in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Deze tussenbeslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Doetinchem,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) mede
bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te
weten het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina van die
[slachtoffer],
en bestaande dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden hierin dat
verdachte
- die [slachtoffer], die op dat moment 's nachts in een park liep, (van achteren)
heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer] naar/tegen de grond heeft geduwd/gewerkt (en tegen de grond
geduwd heeft gehouden) en/of
- (het lichaam van) die [slachtoffer] in bedwang heeft gehouden en/of
- zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl verdachte daarbij voorbij is gegaan aan het verbale en/of non-verbale
protest/verzet van die [slachtoffer];
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Doetinchem,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van één of meer ontuchtige
handelingen door de broek (legging) en/of onderbroek van die [slachtoffer] uit te
trekken en/of zijn hand in in de onderbroek van die [slachtoffer] te duwen/brengen,
en bestaande dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkhden hierin dat
verdachte
- die [slachtoffer], die op dat moment 's nachts in een park liep, (van achteren)
heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer] naar/tegen de grond heeft geduwd/gewerkt (en tegen de grond
geduwd heeft gehouden) en/of
- (het lichaam van) die [slachtoffer] in bedwang heeft gehouden en/of
- zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl verdachte daarbij voorbij is gegaan aan het verbale en/of non-verbale
protest/verzet van die [slachtoffer];
art 246 Wetboek van Strafrecht
Nadere onderzoekswensen openbaar ministerie / verdediging
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verzocht om aanvullend onderzoek. Het gaat om de - naar de rechtbank begrijpt - navolgende onderwerpen.
1. Y-chromosomaal onderzoek naar de sporen #03 en #05 van de zogenaamde “208-serie”, uit te voeren door het NFI;
2. Statistische berekening van de wetenschappelijke bewijswaarde van de DNA-match, uitgaande van enige verwantschapsrelatie, uit te voeren door het NFI;
3. Verstrekking bankafschrift getuige [getuige];
4. Verstrekking historische gegevens mobiele telefoons verdachte en getuigen [getuige] en [getuige B].
De raadsman heeft aangevoerd zich te kunnen vinden in nader onderzoek als bedoeld onder 1 (Y-chromosomaal onderzoek) met dien verstande dat dit zich zou moeten uitstrekken tot alle sporen in de 208 en 209-serie. Ten aanzien van de verzoeken onder 1 en 2, heeft de raadsman verzocht deze niet te laten uitvoeren door het NFI om de redenen die hij in zijn mail van
10 mei 2012 aan de rechtbank heeft genoemd, maar door prof. Decorte, verbonden aan de universiteit van Leuven. Het NFI zou bovendien niet beschikken over expertise op het gebied van verwantschapsberekening. De raadsman heeft het nut en de noodzaak van de overige onderzoekswensen betwijfeld. De raadsman heeft aangegeven wel te willen weten hoe het zit met de mogelijkheid van “secondary transfer” (indirecte overdracht), maar dat hij dit laat afhangen van het eventueel voortduren van de voorlopige hechtenis. Desgevraagd heeft de raadsman aangegeven geen onderzoeksvragen te hebben ter zake van de mogelijkheid van “secondary transfer”.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt, gehoord partijen, als volgt.
Ad 1 en 2. Y-chromosomaal onderzoek en statistische berekening van de wetenschappelijke bewijswaarde van de DNA-match, uitgaande van enige verwantschapsrelatie.
Alvorens enige beslissing te nemen omtrent deze onderzoekswensen wenst de rechtbank ter terechtzitting door (een daartoe aan te wijzen medewerker van) het NFI nader voorgelicht te worden over de mogelijkheden en eventuele onmogelijkheden ter zake van nader DNA-onderzoek, over eventuele prioritering van verschillende onderzoeksmogelijkheden en overige (praktische) aspecten van eventueel nader onderzoek. Het openbaar ministerie, de verdachte en diens raadsman kunnen bij die gelegenheid eveneens nadere vragen stellen omtrent die aandachtspunten en zich daarover vervolgens uitlaten.
Ad 3. Verstrekking bankafschrift getuige [getuige]
De officier van justitie acht verstrekking van een bankafschrift van belang, nu getuige [getuige] ter terechtzitting heeft verklaard zich te kunnen herinneren waar verdachte in de onderhavige avond en nacht verbleef (mede) aan de hand van het feit dat zij eerder op die avond sigaretten heeft gekocht, die zij middels een pin-betaling heeft afgerekend.
De rechtbank acht het verzoek om verstrekking van het bankafschrift onvoldoende onderbouwd en overigens niet noodzakelijk, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
Indien de verdediging het bankafschrift van belang acht met het oog op enige door de rechtbank te nemen beslissing, staat het de raadsman vrij dat (originele) stuk over te leggen.
Ad 4. Historische gegevens mobiele telefoons verdachte en getuigen [getuige] en [getuige B].
De officier van justitie heeft verdachte en de getuigen ter terechtzitting gevraagd naar nummers van mobiele telefoons die bij hen (ten tijde van het ten laste gelegde feit) in gebruik zouden zijn en verzoekt om verstrekking van de historische gegevens van die telefoons om vast te stellen wie is/zijn gebeld en welke palen zijn aangestraald.
De rechtbank is, gehoord de raadsman, van oordeel dat het verzoek onvoldoende concreet en specifiek is onderbouwd en overigens niet noodzakelijk zodat het verzoek zal worden afgewezen.
Overige overwegingen
De rechtbank zal het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd schorsen.
De rechtbank streeft naar voortzetting van de behandeling ter terechtzitting als hiervoor omschreven binnen een maand.
De rechtbank zal de uiterste termijn waarbinnen het onderzoek ter terechtzitting dient te worden hervat stellen op drie maanden. Deze termijn kan derhalve langer zijn dan een maand om de klemmende reden dat moet worden aangenomen dat een kortere termijn ontoereikend zal zijn voor het appointeren van de zaak ter voortzetting van de behandeling ter terechtzitting gelet op eventuele verhinderingen van betrokken procesdeelnemers.
De rechtbank is van oordeel dat de gronden en de ernstige bezwaren die ten grondslag liggen aan het bevel voorlopige hechtenis thans nog steeds aanwezig zijn. Het geval als bedoeld in artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering doet zich thans nog niet voor. Een schorsing verdraagt zich niet met de gronden. Dit betekent dat verdachte in voorlopige hechtenis blijft.
Beslissing
De rechtbank:
• schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd;
• wijst af de verzoeken met betrekking tot onderzoekshandelingen als genoemd onder 3 en 4 hiervoor (verstrekking bankafschrift en historische gegevens diverse mobiele telefoons);
• houdt verder iedere beslissing aan;
• stelt de uiterste termijn waarbinnen het onderzoek ter terechtzitting dient te worden hervat op drie maanden. Deze termijn is langer dan een maand om de klemmende redenen dat moet worden aangenomen dat een kortere termijn ontoereikend zal zijn voor het appointeren van de zaak ter voortzetting van het onderzoek ter terechtzitting;
• beveelt de oproeping van een daartoe aan te wijzen medewerker van het NFI tegen die terechtzitting;
• beveelt voorts de oproeping van verdachte, zijn raadsman en de benadeelde partij tegen die terechtzitting.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Aufderhaar en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2012.