ECLI:NL:RBZUT:2012:BW7496

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950193-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Heenk
  • A. Prisse
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige woningoverval met meerdere daders

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 5 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een gewelddadige woningoverval. De overval vond plaats op 4 januari 2010 in Laag-Keppel, gemeente Bronckhorst, waarbij de verdachte samen met twee anderen de woning binnendrongen. De bewoners, waaronder aangever [slachtoffer A], zijn bedreigd met een vuurwapen en zijn vastgebonden met tape. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders veel geweld hebben gebruikt, wat heeft geleid tot ernstige inbreuken op de privacy en het veiligheidsgevoel van de slachtoffers. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren afgewezen, omdat er geen sprake was van een ernstige inbreuk op de procesorde. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de ouders van de verdachte, die in een informele setting waren afgelegd, bruikbaar waren voor het bewijs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950193-10
Uitspraak d.d.: 5 juni 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Colombia) op [1990],
verblijvende in PI Achterhoek, Ooyerhoekseweg te Zutphen
Raadsvrouw mr. P.M. Breukink te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 mei 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 januari 2010 te Laag-Keppel, gemeente Bronckhorst,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
- een portemonnee (onder meer inhoudende ongeveer 160 Euro en/of 50 USA dollar
en/of een (Rabo)bankpas en/of een (Fortis)bankpas en/of een VISA creditcard
en/of een KLM creditcard (op naam van [slachtoffer A]) ) en/of
- een mobiele telefoon en/of (een) autosleutel(s) en/of
- een portemonnee (onder meer inhoudende een ID-kaart en/of een (Rabo)bankpas
en/of een school ID-kaart en/of een bromfietsrijbewijs (op naam van [slachtoffer B]) ) en/of
(in/uit een kluis in die woning)
- vijf, althans een aantal kentekenbewijzen/bewijs en/of een
(reserve)autosleutel en/of een trouwboekje
en/of een of meer andere goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer A] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer B] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of diens mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die
[slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te
maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of diens mededader(s)
- gekleed in (een) bivakmuts(en), althans voorzien van camouflerende
hoofdbedekking en/of handschoen(en), bij die woning hebben/heeft aangebeld
en/of aangeklopt, althans bij een (voor)deur van die woning is/zijn gaan
staan en/of
- (een) (vuur)wapen(s), althans (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) aan die
[slachtoffer A] heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer A] heeft/hebben gedwongen de toegang tot die woning te
verschaffen, althans die woning is/zijn binnen gedrongen en/of met
dat/die/een (vuur)wapen(s), althans met dat/die daarop gelijkend(e)
voorwerp(en) heeft/hebben gezwaaid en/of met die/dat (vuur)wapen(s)/
voorwerp(en) op- en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer A]
en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] heeft/hebben gericht en/of tegen
die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] heeft/hebben geroepen/
gezegd: "Liggen" en/of
- die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] heeft/hebben
vastgebonden (met tape) en/of
- aan die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] de woorden
heeft/hebben toegevoegd dat ook hun mond(en) werden afgetaped als deze zich
niet rustiger zou(den) houden en/of
- op agressieve toon (meermalen) tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die
[slachtoffer B] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld "en/of op dwingende toon
gevraagd: " Waar is de kluis? In dit huis moet een kluis zijn?" en/of
- aan die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] de woorden
heeft/hebben toegevoegd dat deze minstens 10 minuten moest(en) wachten
(voordat deze hulp mocht(en) halen), althans woorden van gelijke aard of
strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 04 januari 2010 te Laag-Keppel, gemeente Bronckhorst,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer A] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer B] heeft/hebben gedwongen tot de
afgifte van
- een portemonnee (onder meer inhoudende ongeveer 160 Euro en/of 50 USA dollar
en/of een (Rabo)bankpas en/of een (Fortis)bankpas en/of een VISA creditcard
en/of een KLM creditcard (op naam van [slachtoffer A]) ) en/of
- een mobiele telefoon en/of (een) autosleutel(s) en/of
- een portemonnee (onder meer inhoudende een ID-kaart en/of een (Rabo)bankpas
en/of een school ID-kaart en/of een bromfietsrijbewijs (op naam van [slachtoffer B]) ) en/of
(in/uit een kluis in die woning)
- vijf, althans een aantal kentekenbewijzen/bewijs en/of een
(reserve)autosleutel en/of een trouwboekje
en/of een of meer andere goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die
[slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of diens mededader(s) ,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of diens mededader(s)
- gekleed in (een) bivakmuts(en), althans voorzien van camouflerende
hoofdbedekking en/of handschoen(en), bij die woning hebben/heeft aangebeld
en/of aangeklopt, althans bij een (voor)deur van die woning is/zijn gaan
staan en/of
- (een) (vuur)wapen(s), althans (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) aan die
[slachtoffer A] heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer A] heeft/hebben gedwongen de toegang tot die woning te
verschaffen, althans die woning is/zijn binnen gedrongen en/of met
dat/die/een (vuur)wapen(s), althans met dat/die daarop gelijkend(e)
voorwerp(en) heeft/hebben gezwaaid en/of met die/dat (vuur)wapen(s)/
voorwerp(en) op- en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer A]
en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] heeft/hebben gericht en/of tegen
die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] heeft/hebben geroepen/
gezegd: "Liggen" en/of
- die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] heeft/hebben
vastgebonden (met tape) en/of
- aan die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] de woorden
heeft/hebben toegevoegd dat ook hun mond(en) werden afgetaped als deze zich
niet rustiger zou(den) houden en/of
- op agressieve toon (meermalen) tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die
[slachtoffer B] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld "en/of op dwingende toon
gevraagd: " Waar is de kluis? In dit huis moet een kluis zijn?" en/of
- aan die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer C] en/of die [slachtoffer B] de woorden
heeft/hebben toegevoegd dat deze minstens 10 minuten moest(en) wachten
(voordat deze hulp mocht(en) halen), althans woorden van gelijke aard of
strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2010 tot en met 19 januari 2010
te Laag-Keppel, gemeente Bronckhorst, en/of te Hilversum, in elk geval in
Nederland, een mobiele telefoon (merk Samsung, type Sgh S8300, IMEInummer
[nummer], kleur: zwart) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die mobiele telefoon wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417 bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Door de raadsvrouw is niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit nu sprake is van een grove veronachtzaming van de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust dan wel met grote veronachtzaming van de belangen van de verdachte op een eerlijk proces is gehandeld. De raadsvrouw heeft hiertoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat er een informeel gesprek is gevoerd met de ouders van verdachte, zonder dat hiervan een proces-verbaal dan wel een journaal is opgemaakt. Hierdoor is niet voldaan aan de verbaliseringsplicht (artikel 152 Wetboek van Strafvordering). Daarnaast zijn ouders niet aantoonbaar gewezen op hun recht van verschoning als getuige. De ouders zijn er niet op gewezen dat het voeren van het gesprek gevolgen kon hebben voor hun zoon. Ook is ingepraat op het gemoed van de ouders door hen te zeggen dat de informatie die zij verstrekten bij de politie al bekend was.
De rechtbank overweegt als volgt.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat een politiejournaal niet tot de processtukken behoort. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat, voor zover niet is voldaan aan de verbaliseringsplicht door geen proces-verbaal op te maken van het eerste informele gesprek met de ouders, dit weliswaar een inbreuk op een voorschrift is, maar dit voorschrift een instructienorm en niet een waarborgnorm is, zodat geen sprake is van onrechtmatigheid. Overigens is de schending van de verbaliseringsplicht hersteld door het politieverhoor dat op het informele gesprek gevolgd is en dat aan alle eisen voldoet.
Ten tweede neemt de rechtbank aan dat de ouders in het informele gesprek met oud-politie-ambtenaar [verbalisant] niet op hun verschoningsrecht gewezen zijn. Anders dan de raadsvrouwe is de rechtbank echter van oordeel dat noch uit de wet noch uit jurisprudentie of enige andere rechtsregel voortvloeit dat de politie de verplichting had de ouders te wijzen op het bestaan van het verschoningsrecht. Daarbij komt dat de ouders voorafgaand aan het verhoor op het politiebureau en bij de rechter-commissaris wel zijn gewezen op het hen toekomende verschoningsrecht. Ook zijn de ouders van verdachte voorafgaand aan het verhoor op het politiebureau in de gelegenheid gesteld samen te overleggen over het al dan niet afleggen van een verklaring en het geven van informatie. Hoewel het voorstelbaar is dat de situatie voor de ouders zeer lastig is geweest, hebben zij vervolgens wel zelf zeer specifieke informatie naar voren gebracht. De verklaringen zijn zonder dwang tot stand gekomen. Gelet op bovengenoemde gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust dan wel met grote veronachtzaming van de belangen van de verdachte op een eerlijk proces tekort is gedaan. Het verzoek van de raadsvrouw het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren wordt dan ook afgewezen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / Aanleiding van het onderzoek
Aanleiding tot het onderzoek was de telefonische melding van een overval op de woning van de familie [slachtoffers] aan de [adres te plaats] (gemeente Bronckhorst) op 4 januari 2010
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe voorhanden zijn.
C. Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat, wanneer het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, de verklaringen die zijn afgelegd door de ouders van verdachte dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Hiertoe is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de ouders niet zijn gewezen op hun verschoningsrecht in het informele gesprek met agent [verbalisant]. Dit informele gesprek met ouders is de directe aanleiding geweest voor het horen van beide ouders op het politiebureau. Hier is op het gemoed van ouders ingepraat met de mededeling dat zij niets nieuws vertelden. Daarnaast is het informele gesprek niet geverbaliseerd, terwijl het wel kan worden gezien als een ambtshandeling c.q. een opsporingshandeling van het rechercheteam, waardoor niet is voldaan aan de verbaliseringsplicht.
Meer subsidiair is door de raadsvrouw, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verklaringen van de ouders van verdachte onvoldoende duidelijk zijn, zodat deze terzijde moeten worden geschoven, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken van betrokkenheid bij de overval, aangezien er dan onvoldoende wettig en overtuigend bewijs hiervoor voorhanden is.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwijst met betrekking tot het verweer dat de verklaringen van ouders dienen te worden uitgesloten van het bewijs gelet op het niet wijzen op het verschoningsrecht en het niet voldoen aan de verbaliseringsplicht naar hetgeen hierover reeds is geoordeeld onder het kopje 'Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie'. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verklaringen van de ouders niet onder dwang tot stand gekomen zijn en bruikbaar zijn voor het bewijs.
Met betrekking tot het meer subsidiaire verweer van de raadsvrouw overweegt de rechtbank als volgt. Beide ouders hebben tijdens het verhoor bij de politie verklaard dat verdachte, op hun vraag wat hij nog meer op zijn kerfstok had, vertelde dat hij een overval had gepleegd met twee maten. Hierbij verstrekte verdachte veel gedetailleerde informatie over de overval. Verdachte heeft verklaard dat zijn ouders dit verkeerd moeten hebben begrepen. Hij zou hebben gesproken over een overval waar hij weet van had, maar waaraan hij niet zelf zou hebben deelgenomen. De rechtbank is van oordeel dat het onaannemelijk is dat beide ouders verdachte verkeerd zouden hebben begrepen. Het is verder niet vreemd dat ouders in hun latere verklaring bij de rechter-commissaris minder duidelijk hebben willen en/of kunnen verklaren over hetgeen verdachte precies over zijn eigen deelname zou hebben verteld. In die verklaring zijn zij niet zonder meer teruggekomen op hun eerder ten overstaan van de politie afgelegde verklaring. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van de ouders van verdachte voldoende duidelijk zijn en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig én overtuigend bewijs aanwezig is voor het primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Door [slachtoffer A] (aangever), [slachtoffer C] (echtgenote van aangever) en [slachtoffer B] (dochter van aangever) zijn verklaringen afgelegd over de overval. Door hen is, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 4 januari 2010 omstreeks 18.00 uur waren aangever [slachtoffer A], diens echtgenote [slachtoffer C] en hun dochter [slachtoffer B] aanwezig in hun woning aan de [adres te plaats], gemeente Bronckhorst. Aangever bevond zich samen met zijn echtgenote in de keuken; hun dochter zat boven op haar kamer2. Op een gegeven moment werd er op het raam geklopt. Aangevers vrouw, getuige [slachtoffer C], zag dat er een jongeman buiten stond3.
Aangever liep naar de voordeur, opende deze en zag dat er iemand voor hem stond. Deze persoon zei dat hij voor de bevroren leiding kwam. De man werd vergezeld door twee personen die zwarte bivakmutsen droegen. Eén van die twee had een pistool in zijn handen en toonde dat aan aangever. Het wapen leek een soort Browning, een legerwapen4. Getuige [slachtoffer C] verklaarde later dat het wapen niet extreem groot was, dat het een rechte loop had en 'ribbeltjes' aan de zijkant. Zij kon niet zien of het een echt wapen was, maar het leek er wel op5. Alle drie de mannen droegen zwarte stoffen handschoenen. Zij drongen zich aan aangever op en dwongen hem achteruit de hal in te lopen, waarbij het pistool continu zichtbaar gedragen werd. De loop van het wapen wees meestal naar de grond, maar er werd ook met het pistool gezwaaid.
In de hal zei een van de personen tegen aangever 'Liggen!' en wees daarbij naar een plek in de hal. Aangever ging daar op zijn knieën zitten, met zijn gezicht in de richting van de drie mannen. Vervolgens werd hem gezegd dat hij de mannen niet aan mocht kijken. De polsen van aangever werden achter zijn rug gekneveld met tape. Een van de kleinere personen ging de keuken in en kwam korte tijd later terug met de vrouw van aangever, die ook in de gang moest gaan zitten. Later werden haar armen en benen vast getaped. Op de vraag of er nog meer personen in de woning aanwezig waren, antwoordde aangevers vrouw ontkennend, maar een van de kleinere personen liep naar boven en kwam even later terug met de dochter van het gezin, [slachtoffer B]. Ook zij werd in de hal neergezet en ook haar handen en voeten werden vast getaped.
Na de komst van [slachtoffer B] werd het wat onrustiger en lawaaiiger in de hal, waarop een van de overvallers dreigde om ook hun monden af te tapen als zij zich niet rustiger zouden houden. Op een gegeven moment zeiden de mannen op luide en dwingende toon: "Geld!" Aangever antwoordde dat er geen geld aanwezig was. De mannen bleven vragen, waarop aangever zei dat ze zijn portemonnee maar moesten pakken, die in de keuken lag. Een van de mannen ging hierop naar de keuken en kwam even later weer terug. Aangever heeft zijn portemonnee daarna niet meer gezien. In de portemonnee zat onder meer 160 euro, ongeveer 50 US dollar, een bankpas van de Rabobank, een pas van de Fortisbank een VISA creditcard en een KLM creditcard, alle op naam van aangever6. Vervolgens werd er gevraagd om autosleutels. Volgens getuige [slachtoffer C] lagen deze eveneens in de keuken en hebben de overvallers deze ook meegenomen7.
Ook de portemonnee van aangevers dochter, [slachtoffer B], werd weggenomen. Daarin zaten een ID-kaart, een bankpas van de Rabobank, een school ID-kaart en een bromfietsrijbewijs en mogelijk wat kleingeld8.
Nadat de telefoon van aangevers vrouw, die in haar jaszak zat, was overgegaan, vroeg een van de overvallers waar deze was. Vervolgens werd die uit de jaszak gehaald. Daarna was de telefoon verdwenen. Vervolgens werd op dwingende/dreigende wijze gevraagd: "Waar is de kluis, in dit huis moet een kluis zijn?" Aangever zei dat de kluis in de logeerkamer was. Aangever liep met een van de kleinere personen mee daar naartoe en hielp hem desgevraagd ook de sleutel van de kluis te vinden. Daarna moest aangever weer knielen en werden ook zijn enkels aan elkaar getaped. De kleinere persoon ging vervolgens naar de kluis. Daaruit bleken later te zijn weggenomen:
- vijf kentekenbewijzen deel 3 van de personenauto's van aangever en van de scooter van aangevers dochter;
- de reservesleutel van de personenauto, merk Nissan 350 Z van aangever;
- een trouwboekje;
Na enkele minuten kwamen de lange jongen en de kleinere persoon terug, waarbij ze twee sporttassen droegen van ongeveer 50 centimeter lang, die zichtbaar gevuld waren. Er werd extra tape rond de polsen van aangever gedaan, ditmaal een stuk strakker dan de eerste keer. Vervolgens gingen de drie personen weg, waarbij zij tegen hen zeiden dat zij minstens 10 minuten moesten wachten9.
Door [naam 1] is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij [slachtoffer B] [slachtoffer A], de dochter van aangever, kent10. Hij heeft, toen hij een avond in oktober / november 200911 bij [slachtoffer B] was, gebeld met verdachte en hem gezegd dat hij in een riant huis was en dat het in [plaats] was12. Hij vertelde verdachte dat het huis een jacuzzi had en een mooie dikke tv. Hij heeft verdachte verteld over de sportauto in de schuur en dat er een lift in het huis zat. Hij wist dat er een kluis was, dus dat zal hij ook wel hebben gezegd13. Verdachte is bij [naam 1] langs geweest, eind 2009 met de vraag of [naam 1] wist waar hij geld vandaan kon halen en waar geld lag of kluizen stonden14. De vrijdag voor kerst 2009 heeft [naam 1] een ontmoeting gehad met [verdachte] en twee metgezellen van hem ([naam 2] en een lange Nederlandse man) bij de McDonalds in Doetinchem. [naam 1] was daar met [naam 3] en [naam 4]. Verdachte vroeg [naam 1] of hij iets wist en of hij hem dat aan kon wijzen. Hij kon wel achter [naam 1] aanrijden. [naam 1] heeft vervolgens eerst [naam 4] en daarna [naam 3] thuis afgezet. [naam 3] woont in [plaats]. Toen zij in [plaats] waren, vroeg verdachte aan [naam 1] hem dat huis aan te wijzen waar hij het laatst over had, dat zo mooi en groot was. Ze reden naar het huis. Verdachte ging bij [naam 1] in de auto zitten en vroeg of dit het huis was. [naam 1] bevestigde dat. Verdachte zei daarop dat hij dan genoeg wist. Hij vroeg [naam 1] ook of hij wist of die mensen werkten, wanneer ze thuis waren en waar de kluis stond. Dit wist [naam 1] niet15.
Door [naam 3] is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij, hij denkt op 30 december 2009, door [naam 1] werd opgehaald. [naam 1] vroeg hem die avond naar het adres van [slachtoffer B] [slachtoffer A]. Ze gingen naar de McDonalds, want ze moesten iemand ophalen. [naam 1] noemde [verdachte]. Tijdens de rit naar de McDonalds vroeg [naam 1] nog een keer naar het adres. [verdachte] stond al bij de McDonalds. [verdachte] was met twee of drie personen. [verdachte] en [naam 1] hadden een gesprek. [verdachte] kwam bij [naam 1] in de auto en met z'n drieën zijn ze naar [plaats] gereden16.
Door [naam 5] is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij in oktober of november 2009 oppaste op het huis van de familie [slachtoffer A] in [plaats]. [naam 1] is toen ook mee geweest. Hij heeft van [slachtoffer B] en van [naam 1] begrepen dat ze hebben gebeld met een vriend van [naam 1]. Ze hadden gebeld met een jongen die later bij de [bedrijf], waar [naam 5] en [naam 1] werkten, langskwam en die naar [naam 1] vroeg. De jongen heette [verdachte]17.
Door [vader verdachte] (de vader van verdachte), is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij samen met zijn vrouw op bezoek is geweest in Almelo, in de Karelskamp, waar verdachte vast zat. Getuige vroeg verdachte wat hij, afgezien van de overval in Almere, waarvoor verdachte vast zat, nog meer had uitgevreten. Verdachte vertelde vervolgens over een overval die hij met twee maten had gepleegd. Daar was een vrouw bij geweest die verschrikkelijk was geschrokken. Verdachte had haar bedreigd, want hij wilde weten waar de kluis zat. Hij had een tip gekregen dat in de woning een kluis zat. Verdachte heeft verteld dat het een overval op een woning was. Er was ook een jonger meisje in de woning en hij had het ook over een man. Deze overval vond plaats vóór Almere, want daar is hij op heterdaad aangehouden. Verdachte vertelde dat er een lange blonde jongen bij was. Hij had aangebeld bij de woning en gezegd: "Goedemiddag, ik ben de loodgieter, mag ik binnenkomen." Daarop werd toen gereageerd met: "Wij hebben geen loodgieter besteld". Daarop is hij toen de woning binnengegaan18.
Door [moeder verdachte] (de moeder van verdachte) is op 12 april 2010, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij met haar man verdachte heeft bezocht toen hij vast zat in Almelo. Verdachte vertelde, op de vraag van getuige of hij nog meer op zijn kerfstok had, dat hij betrokken was bij nog een overval. Ze waren er van tevoren wezen kijken. De man zou een kluis in huis hebben. Er waren een man en een vrouw en een grote hond in huis geweest. Verdachte zou zich hebben voorgedaan als loodgieter. Het staat getuige bij dat er ook een lange blonde jongen bij betrokken was geweest19.
De bij de overval weggenomen telefoon (Samsung) blijkt door [naam 6] te zijn verkocht aan een telefoonwinkel in Hilversum op verzoek van twee jongens, een Colombiaan en een jongen die [naam 2] heette20. De Colombiaan heette [naam of naam]21. [naam 6] vindt via Hyves foto's van de jongens22. Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [naam] verdachte is23.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij de telefoon die uit de woning van aangever gestolen is in handen heeft gehad. Hij zou deze telefoon na de overval hebben gekregen van [naam 1], aangezien deze verdachte nog geld schuldig was.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Verdachte heeft deze verklaring pas in een zeer laat stadium naar voren gebracht. Door de verdediging is nooit onderzoek gedaan/laten doen naar de door verdachte gestelde gang van zaken. Verdachte weet verder op geen enkele wijze aan te geven wat de reden kan zijn voor de verklaring die door [naam 1] is afgelegd. Ook ontkent verdachte dat er een telefoongesprek tussen hem en [naam 1] heeft plaatsgevonden met betrekking tot het huis in [plaats], terwijl dit gesprek niet alleen door [naam 1], maar ook door [naam 5] beschreven wordt. De rechtbank acht de verklaring van [naam 1] geloofwaardig. Hij begint weliswaar met zichzelf afzijdig te houden van het delict, maar bekent uiteindelijk zijn aandeel en belast ook zichzelf. Bovendien wordt de verklaring van [naam 1] op punten ondersteund door de verklaringen van [naam 3] en [naam 5].
De eerdergenoemde bewijsmiddelen, die alle de kant van verdachte op wijzen, acht de rechtbank zwaarwegender, met name ook in onderlinge samenhang bezien, dan de andersluidende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich aan het primair ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 04 januari 2010 te Laag-Keppel, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
- een portemonnee onder meer inhoudende ongeveer 160 Euro en 50 USA dollar en een Rabobankpas en een Fortisbankpas en een VISA creditcard en een KLM creditcard op naam van [slachtoffer A] en
- een mobiele telefoon en autosleutels en
- een portemonnee, onder meer inhoudende een ID-kaart en een Rabobankpas en een school ID-kaart en een bromfietsrijbewijs op naam van [slachtoffer B]
en uit een kluis in die woning
- vijf kentekenbewijzen en een reserveautosleutel en een trouwboekje en andere goederen, toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer B],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A] en die [slachtoffer C] en die [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- gekleed in een bivakmuts, althans voorzien van camouflerende hoofdbedekking en handschoenen, bij die woning hebben aangeklopt, en
- een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer A] hebben getoond en vervolgens
- die woning zijn binnen gedrongen en met dat/vuur)wapen, althans met dat daarop gelijkende voorwerp hebben gezwaaid en hebben geroepen: "Liggen" en/
- die [slachtoffer A] en die [slachtoffer C] en die [slachtoffer B] hebben vastgebonden met tape en
- aan die [slachtoffer A] en die [slachtoffer C] en die [slachtoffer B] de woorden hebben toegevoegd dat ook hun monden werden afgetaped als deze zich niet rustiger zouden houden en
- op agressieve toon meermalen tegen die [slachtoffer A] en die [slachtoffer C] en die [slachtoffer B] hebben geroepen/gezegd: "Geld "en op dwingende toon gevraagd: " Waar is de kluis? In dit huis moet een kluis zijn?" en
- aan die [slachtoffer A] en die [slachtoffer C] en die [slachtoffer B] de woorden hebben toegevoegd dat deze minstens 10 minuten moesten wachten (voordat deze hulp mochten halen),
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is een rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 19 november 2010 opgemaakt. Dit rapport is opgemaakt in een andere strafzaak tegen verdachte, maar die strafzaak ziet op dezelfde periode als waarin het huidige, onder parketnummer 06/950193-10, ten laste gelegde feit gepleegd is. Uit het rapport blijkt, zakelijk weergeven, het volgende.
Hoewel verdachte niet aan het rapport heeft meegewerkt kunnen op basis van eigen observaties van de deskundigen, de groepsobservatie en uitgebreid milieuonderzoek toch enige diagnostische uitspraken worden gedaan. Verdachte voldoet aan criteria van een ernstige (antisociale) gedragsstoornis, die een oorsprong heeft in zijn kindertijd. Een antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt vermoed. Verdachte voldoet aan kenmerken van psychopathie. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens met voornamelijk antisociale en in mindere mate narcistische kenmerken, waarbij de voornoemde gedragsstoornis vooral in het licht van die langjarige gebrekkige ontwikkeling dient te worden beschouwd. Geadviseerd werd verdachte voor het toenmalige delict toerekeningsvatbaar te achten, aangezien het geconstateerde niet betekent dat verdachte verminderd verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn handelen. Niet uit te sluiten valt dat de pathologie wel doorwerkte. De deskundigen concluderen wel dat de identiteitsproblematiek minder, mogelijk zelfs niet, op de voorgrond heeft gestaan. Men leest aanwijzingen dat verdachte meer controle op zijn gedrag heeft verkregen en minder impulsief agressief reageert dan in de periode van het indexdelict dat tot de (eerder aan verdachte opgelegde) PIJ-maatregel leidde.
De rechtbank neemt de conclusie van het Pieter Baan Cenrum, te weten dat verdachte toerekeningsvatbaar te achten was ten tijde van het plegen van het delict, over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Gelet op de gevangenisstraf die verdachte thans uitzit en gelet op de eis van de officier van justitie, heeft laatstgenoemde daarnaast de gevangenneming van verdachte gevorderd.
De raadsvrouw heeft verzocht, wanneer verdachte niet wordt vrijgesproken van betrokkenheid bij de overval, rekening te houden met de justitiële documentatie van verdachte, de recente veroordeling, het tweemaal van toepassing zijn van artikel 63 Wetboek van Strafrecht, het feit dat de zaak tegelijk met een andere (reeds in eerste aanleg afgedane) zaak tegen verdachte behandeld had kunnen worden en het feit dat de zaak lange tijd zonder noodzaak stil heeft gelegen, waardoor verdachte niet heeft kunnen faseren in zijn detentie.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit. Met twee medeverdachten heeft hij een overval in een woning gepleegd. Bij deze overval is veel geweld gebruikt. De bewoners zijn bedreigd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en zij zijn gekneveld met tape. De privacy en het veiligheidsgevoel van aangever en zijn gezinsleden zijn door de gepleegde overval ernstig aangetast. Tijdens het uitoefenen van het spreekrecht ter zitting is door de echtgenote van aangever verteld dat zij doodsangsten heeft uitgestaan. Er is voor veel geld aan sieraden weggenomen, welke niet alleen kostbaar zijn in materieel opzicht, maar veel meer nog in gevoelsmatig opzicht. Het gezin geeft aan dat iets heel vanzelfsprekends en fundamenteels uit hun leven is verdwenen, namelijk dat van je veilig te kunnen voelen in je eigen omgeving.
Naast het leed dat aangever en zijn gezin door deze overval is aangedaan, zorgt een dergelijk feit ook voor gevoelens van angst en onrust in de samenleving en versterkt het reeds heersende gevoelens van onveiligheid.
Ten nadele van verdachte spreekt zijn strafblad24, waaruit blijkt dat hij reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, waarvoor hij onder andere een PIJ-maatregel opgelegd heeft gekregen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop sinds het door verdachte gepleegde feit, waaronder de omstandigheid dat het eindproces-verbaal in juli 2010 al gereed was.
De rechtbank houdt bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht eveneens rekening met de veroordeling door het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 4 april 2011, alsmede de veroordeling door de politierechter te Zutphen d.d. 2 juni 2010.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
Vordering gevangenneming
Gelet op het feit dat verdachte thans nog een deel van een eerder opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet uitzitten, alsmede gelet op de in de onderhavige zaak op te leggen gevangenisstraf, beveelt de rechtbank de gevangenneming van verdachte. Ernstige bezwaren en gronden als bedoeld in artikel 67 en 67a van het Wetboek van Strafvordering, zijn naar het oordeel van de rechtbank aanwezig.
Het bevel gevangenneming wordt separaat geminuteerd.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 13.217,21 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft zich bij bewezenverklaring van betrokkenheid bij de overval gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart de officier van justitie ontvankelijk in zijn strafvervolging;
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], van een bedrag van € 13.217,21 (dertienduizend tweehonderdzeventien euro en eenentwintig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2010, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 13.217,21 (dertienduizend tweehonderdzeventien euro en eenentwintig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2010, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 101 (honderd en één) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Prisse en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juni 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010-001773, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team recherche, gesloten (maar niet ondertekend) op 8 juli 2010.
2 Aangifte door [slachtoffer A], d.d. 5 januari 2010, p. 110
3 Getuigenverklaring [slachtoffer C] d.d. 4 januari 2010, p. 131
4 Aangifte door [slachtoffer A], d.d. 5 januari 2010, p. 112
5 Getuigenverklaring [slachtoffer C] d.d. 4 januari 2010, p. 132
6 Aangifte door [slachtoffer A] d.d. 5 januari 2010, p. 112 t/m 114
7 Getuigenverklaring [slachtoffer C] d.d. 4 januari 2010, p. 134
8 Getuigenverklaring [slachtoffer B] d.d. 4 januari 2010, p. 142
9 Aangifte door [slachtoffer A] d.d. 5 januari 2010, p. 114 t/m 115
10 Verklaring [naam 1] d.d. 19 april 2010, p. 188
11 Verklaring [naam 1] d.d. 19 april 2010, p. 316
12 Verklaring [naam 1], d.d. 19 april 2010, p. 390-391
13 Verklaring [naam 1] d.d. 20 april 2010, p. 400
14 Verklaring [naam 1] d.d. 20 april 2010, p. 394
15 Verklaring [naam 1] d.d. 20 april 2010, p. 402 t/m 404
16 Verklaring [naam 3] d.d. 23 april 2010, p. 473 t/m 475
17 Getuigenverklaring [naam 5] d.d. 28 april 2010, p 501-502
18 Verklaring getuige [vader verdachte] d.d. 12 april 2010, p. 338 t/m 339
19 Verklaring getuige [moeder verdachte] d.d. 12 april 2010, p. 340 t/m 341
20 Verklaring [naam 6] d.d. 22 februari 2010, p. 237-241
21 Verklaring [naam 6] d.d. 23 februari 2010, p. 249-250
22 Verklaring [naam 6] d.d. 24 februari 2010, p. 255-257
23 Proces-verbaal bevindingen, p. 279-280
24 Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 18 april 2012