Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 129870 / KG ZA 12-125
Vonnis in kort geding van 31 mei 2012
de stichting STICHTING DE TRIANGEL VOOR MUZIEK-, DANS- EN THEATERONDERWIJS,
gevestigd te Neede,
eiseres,
advocaat mr. R. van Eck te Enschede,
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE BERKELLAND,
zetelende te Borculo,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. Tunnissen te Arnhem.
Partijen zullen hierna De Triangel en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van De Triangel
- de pleitnota van de Gemeente.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Triangel is de muziekschool in de gemeente Berkelland. De muziekschool werd tot 1 januari 2005 in het kader van de Gemeenschappelijke Regeling De Triangel, Centrum voor Muziek en Dans (hierna: de Gemeenschappelijke Regeling) in stand gehouden en bekostigd door de gemeenten Borculo, Eibergen, Neede en Ruurlo. Het personeel van de muziekschool was ambtenaar.
2.2. Voornoemde deelnemende gemeenten zijn per 1 januari 2005 opgegaan in een nieuw gevormde gemeente: de Gemeente. Als gevolg daarvan kwam aan de Gemeenschappelijke Regeling een einde. Vooruitlopend op deze fusie hebben de deelnemende gemeenten op voorstel van het bestuur van de muziekschool besloten dat in het kader van het veiligstellen van het voortbestaan van de muziekschool de muziekschool zou worden ondergebracht in een stichting: De Triangel. Voorts is besloten dat De Triangel een zogenaamde B3-stichting zou worden, hetgeen onder meer betekent dat werkloosheidsuitkeringen die in verband met toekomstig ontslag van personeelsleden gedaan zouden moeten worden voor rekening van De Triangel zouden komen.
2.3. Tussen de Gemeenschappelijke Regeling en De Triangel is op 30 augustus 2004 een overeenkomst ter zake van de overdracht gesloten (productie 2 van De Triangel). Op grond van artikel 5 van de overeenkomst is het personeel van de muziekschool met ingang van 1 januari 2005 in dienst getreden van De Triangel en kwamen de werknemers in financiële zin voor rekening en risico van De Triangel. De Triangel heeft zich verplicht tot het naleven van de verplichtingen jegens de werknemers, zoals vastgelegd in het “Sociaal Plan De Triangel” alsmede tot toepassing van de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten en uitwerkingsovereenkomst (CAR UWO) op de civielrechtelijke arbeidsverhouding met haar werknemers. Dit laatste betekent dat werknemers van De Triangel bij ontslag jegens De Triangel aanspraak kunnen maken op een bovenwettelijke uitkering.
2.4. De Triangel heeft met ingang van 1 januari 2005 subsidie ontvangen van de Gemeente.
2.5. Op 28 oktober 2008 heeft de Gemeente besloten voor de jaren 2008 tot en met 2011 aan De Triangel een budgetsubsidie te verlenen. In het kader van dat besluit is op
16 februari 2009 tussen de Gemeente en De Triangel een uitvoeringsovereenkomst gesloten (productie 5 van De Triangel). In deze overeenkomst komen onder meer de navolgende bepalingen voor:
“Algemeen deel voor uitvoering op hoofdlijnen
De Triangel en het college spreken voor het voorgenomen subsidietijdvak 2008 tot en met 2011 af:
(…)
5. Het college subsidieert de voor de activiteiten voorwaardenscheppende bedrijfsvoering van De Triangel met een inputbudget. Dit houdt in dat de voorwaardenscheppende bedrijfsvoering van De Triangel duurzaam wordt gesubsidieerd (…).
10. Het totaal aan reserve dat de Triangel uit gemeentelijk subsidie vormt, is ten hoogste gelijk aan 10% van het laatst toegekende jaarsubsidiebedrag aan de instelling. Eigen inkomsten van de instelling laat de gemeente daarbij buiten beschouwing en de reservering uit deze inkomsten ook (…) Voor overbrugging van de aanvangsjaren van dit budgetcontract verstrekt de gemeente als voorlopige bedrijfsreserve voor de jaren 2008 tot en met 2011 een renteloze lening tot een bedrag van € 50.000,--. Het bedrag van deze lening zal op de eerste termijnbetaling voor 2012 weer in mindering worden gebracht.
11. De redelijke termijn die artikel 4:51 van de Awb verlangt voor intrekking of wijziging van de subsidieverlening als gevolg van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten wordt door college en de Triangel bepaald op anderhalf jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waar de intrekking of wijziging op gericht is. In afwijking van deze termijn van anderhalf jaar voorafgaande aan het boekjaar kan de gemeente in overeenstemming met de Triangel overgaan tot een snellere intrekking of wijziging, indien vermindering van het budget zal leiden tot aanpassing van de prestaties en navenante aanpassing van de formatie.
12. Gedurende de looptijd van deze overeenkomst stelt de gemeente zich aansprakelijk voor de eventuele wachtgeldgevolgen die voortvloeien uit mogelijk door gemeente, met inachtneming van de onder 11 genoemde termijn, worden opgelegd. De Triangel gebruikt deze termijn om op creatieve en oplossingsgerichte wijze een plan op te stellen om de bezuiniging vorm te geven. Daarbij tracht zij de wachtgeldvergoeding voor de gemeente te beperken (…).”
2.6. De Gemeente heeft bij beschikking van 16 februari 2009 (productie 6 van De Triangel) de -definitieve- subsidie aan De Triangel over de jaren 2007 en 2008 vastgesteld en voorts aan De Triangel subsidie verleend voor de jaren 2008 tot en met 2011.
In deze beschikking komen onder meer de volgende passages voor:
“(…)
Wij zijn van plan u ook een budgetsubsidie te verlenen voor de periode na 2011. Daarvoor willen wij in de loop van 2011 een nieuw contract met u opstellen. Het te verlenen subsidiebedrag voor een volgend jaar bestaat uit het bedrag van het jaar daarvoor plus een verhoging op basis van de formule (…)
Het algemene deel uit de uitvoeringsovereenkomst is ook van toepassing op de voorgenomen subsidieverlening in 2012 (…).”
2.7. Bij brief van 30 juni 2010 (productie 7 van De Triangel) heeft de Gemeente aan De Triangel het volgende medegedeeld:
“(…)
De gemeente moet fors bezuinigen. Dit heeft gevolgen voor uw subsidie. Wij zijn van plan de subsidie niet voort te zetten. Wij stellen een geleidelijke afbouw voor. U hebt dan de kans om hierop in te spelen. De subsidie over 2010 is al aan u toegekend. De subsidie over 2011 zal maximaal 100% bedragen van de toegekende subsidie over 2010. Over 2012 zal de subsidie maximaal 50% bedragen van de subsidie over 2010. Met ingang van 2013 wordt de subsidie helemaal beëindigd. Wij vragen u vanaf heden geen verplichtingen meer aan te gaan of te verlengen die het beëindigen van de subsidie nadelig beïnvloeden (…). ”
2.8. In aansluiting op evengemelde brief heeft de Gemeente op 28 september 2010 aan De Triangel een aankondigingsbesluit afbouw subsidie 2011-2013 verzonden (productie 8 van De Triangel), waarin onder meer de navolgende passages voorkomen:
“(…)
Samengevat betekent dit dat wij op grond van artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht uw subsidie met ingang van 1 januari 2012 gedeeltelijk beëindigen en met ingang van 1 januari 2013 geheel beëindigen. Dit betekent dat u in 2011 maximaal
€ 986.030,00 en in 2012 maximaal €493.015,00 aan subsidie zult ontvangen (…)
De redelijke termijn die wij bij het beëindigen van uw subsidie op grond van artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht in acht moeten nemen, dient ertoe u in staat te stellen maatregelen te treffen om de gevolgen van de beëindiging van de subsidierelatie te ondervangen. Het gaat er met name om dat verplichtingen tegenover derden zorgvuldig afgewikkeld kunnen worden.
Wat betreft de verplichtingen van uw organisatie overwegen wij het volgende. Arbeidscontracten voor onbepaalde tijd kunnen doorgaans binnen enkele maanden worden opgezegd. De afbouwregeling biedt hiervoor voldoende ruimte. Ook de huurcontracten kunnen tijdig worden opgezegd. Er geldt immers een opzegtermijn van maximaal 1 jaar. U noemt geen overige verplichtingen.
De uitvoeringsovereenkomst met de Triangel loopt van 2008 t/m 2011. In artikel 11 van de overeenkomst staat dat de redelijke termijn (art. 4:51 Awb) is bepaald op anderhalf jaar. De grootste verplichting is het personeel. In artikel 12 van de overeenkomst is geregeld dat de gemeente zich gedurende de looptijd van de overeenkomst (dus van 2008 tot en met 2011) aansprakelijk stelt voor de eventuele wachtgeldgevolgen die voortvloeien uit toepassing van de redelijke termijn. De Triangel gebruikt deze termijn om op creatieve en oplossingsgerichte wijze een plan op te stellen om de bezuiniging vorm te geven, waarbij zij de wachtgeldvergoeding voor de gemeente tracht te beperken.
De Triangel is voor haar andere verplichtingen in staat te anticiperen op de afbouwtermijn. Op basis hiervan zien wij geen reden om de onderstaande afbouwregeling te verruimen (…)
Wij vragen u in 2011 te anticiperen op de afbouw van de subsidie (…).”
2.9. De Triangel heeft bij de Gemeente een bezwaarschrift ingediend tegen voormeld besluit. De Gemeente heeft bij besluit van 15 maart 2011 (productie 9 van De Triangel) het bezwaar van De Triangel ongegrond verklaard, dit tegen het advies van de Commissie bezwaarschriften in om het bezwaarschrift gegrond te verklaren voor zover het betreft de wachtgelden, waarvoor de Gemeente volgens de Commissie ”te allen tijde” aansprakelijk is. De Triangel heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Op het beroep is nog niet beslist.
2.10. De Triangel heeft besloten haar activiteiten met ingang van 1 oktober 2011 te staken. De Triangel heeft “Sociaal plan De Triangel 2011” vastgesteld (productie 15 van De Triangel) en het personeel ontslag aangezegd. De Triangel heeft in het kader van de re-integratie van haar personeel bureau Van Ede & Partners ingeschakeld. Van Ede & Partners heeft voor zijn diensten tot en met de maand maart 2012 een bedrag van
€ 210.400,-- (exclusief BTW) in rekening gebracht. De Triangel heeft dit bedrag betaald.
2.11. Het UWV heeft ter zake van de aan op dat moment reeds ontslagen werknemers van De Triangel verstrekte Werkloosheidsuitkeringen over de maanden januari tot en met maart 2012 een bedrag van € 18.716,23 verhaald op De Triangel. De Triangel heeft ter zake van bovenwettelijke uitkeringen over voormelde periode een bedrag van € 3.273,99 aan haar ex-werknemers betaald.
3.1. De Triangel vordert - na vermindering van eis- dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a. de Gemeente zal bevelen haar verplichting uit artikel 12 lid 2 van de Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011 na te komen en indien De Triangel, ondanks een zo snel mogelijk doorgevoerde aanpassing van de bedrijfsvoering als bedoeld in het eerste lid, niet kan voorkomen dat zij kosten moet blijven maken als gevolg van de bedrijfsvoering zoals die voorheen plaatsvond, de daaruit voortvloeiende schade aan De Triangel te vergoeden;
b. de Gemeente zal bevelen aan De Triangel te voldoen een bedrag van € 232.390,22
als voorschot op hetgeen op grond van artikel 12 van de Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011 voldaan dient te worden, zulks verhoogd met de wettelijke rente vanaf de vierde dag na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot de dag der algehele betaling;
subsidiair
a. de Gemeente zal bevelen aan De Triangel te voldoen een bedrag van € 232.390,22
als voorschot op hetgeen zij zal dienen te voldoen ter bestrijding van de schade welke voorkomt uit de door haar jegens De Triangel gepleegde onrechtmatige daad, zulks verhoogd met de wettelijke rente vanaf de vierde dag na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot de dag der algehele betaling;
zowel primair als subsidiair
de Gemeente zal veroordelen in de kosten van het geding en daarbij op voorhand het nasalaris zal begroten op € 131,00 zonder betekening en € 199,00 met betekening van het ten deze te wijzen vonnis, het totale bedrag aan proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het wijzen van het vonnis indien en voor zover deze niet binnen de termijn zijn voldaan.
3.2. De Gemeente voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.2. De vordering van De Triangel is primair gebaseerd op de stelling dat de Gemeente op grond van artikel 12 van de Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011 gehouden is de kosten ter zake van re-integratie, werkloosheidsuitkering en bovenwettelijke uitkeringen aan De Triangel te vergoeden.
4.3. De Gemeente heeft die stelling gemotiveerd betwist. De Gemeente heeft daartoe aangevoerd dat zij op grond van dat artikel slechts aansprakelijk is voor de wachtgeldverplichtingen van De Triangel indien zij gedurende de looptijd van bedoelde overeenkomst (2008 tot en met 2011), derhalve tussentijds, de subsidieverlening over de periode 2008 tot en met 2011 zou hebben ingetrokken of ten nadele van De Triangel zou hebben gewijzigd als bedoeld in artikel 4:50 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Die situatie doet zich volgens de Gemeente hier niet voor, nu zij gedurende de looptijd van de overeenkomst tijdig aan De Triangel te kennen heeft gegeven dat de Gemeente na afloop van de overeenkomst de subsidie in 2012 zal afbouwen en dat voor 2013 in het geheel geen subsidie meer zal worden verstrekt. Op die situatie heeft artikel 4:51 Awb betrekking. De verwijzing naar dit artikel in artikel 11 van Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011 berust op een vergissing, aldus de Gemeente.
4.4. In de door De Triangel als productie 12 overgelegde brief van het College van Burgemeester en wethouders van de Gemeente aan de Gemeenteraad d.d. 9 december 2008 met als onderwerp “Budgetcontract Stichting De Triangel” komen onder meer de navolgende passages voor:
“(…)
3. Argumentatie
Het budgetcontract is er op gericht om De Triangel op eigen benen te laten staan en eigen verantwoordelijkheid te geven voor de bedrijfsvoering. De instelling ontvangt een subsidiebedrag. Daarvoor levert zij een prestatie (…)
4. Aanpassingen in de kadervoorschriften
Om met De Triangel tot overeenstemming te komen zijn wij deze instelling op enkele punten tegemoet gekomen (…) De afwijkingen betreffen: (…)
2. De verantwoordelijkheid voor wachtgelden die voortvloeien uit eventueel nog op te leggen gemeentelijke bezuinigingen.
De Triangel wilde de overeenkomst niet ondertekenen als wij de verantwoordelijkheid voor deze wachtgeldverplichtingen niet nemen. Juridisch ligt deze wachtgeldverplichting bij de gemeente. De gemeente wil graag dat de Triangel haar bedrijfsvoering zo inricht dat bij bezuinigingen door de gemeente sprake is van zo min mogelijk wachtgeld. De gemeente en de Triangel zijn overeengekomen dat formeel de wachtgeldverplichting bij de gemeente ligt. Op grond van het contract zal de gemeente 1,5 jaar van te voren een bezuiniging aankondigen. De Triangel zal van die periode gebruikmaken om op creatieve en oplossingsgerichte wijze een plan op te stellen om de bezuiniging vorm te geven. Zij tracht daarbij de wachtgeldvergoeding voor de gemeente te beperken. Bij de vorige bezuiniging heeft de Triangel laten zien daartoe in staat te zijn (…). “
4.5. Vast staat dat de personeelsleden van de muziekschool vóór de verzelfstandiging daarvan ambtenaar waren alsmede dat die personeelsleden met de oprichting van De Triangel in dienst zijn getreden van De Triangel op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Als gevolg van het feit dat de Gemeente van De Triangel heeft bedongen dat op bedoelde arbeidsovereenkomsten de CAR UWO van toepassing was, betekende dit dat De Triangel bij ontslag van bedoelde werknemers gehouden was tot het verstrekken van bovenwettelijke uitkeringen. Tevens was De Triangel als gevolg van de eis van de Gemeente dat zij een B3-stichting zou worden, aansprakelijk voor eventuele werkloosheidsuitkeringen aan ontslagen personeelsleden. Hierdoor kwamen op De Triangel mogelijk financiële verplichtingen te rusten, die voor haar niet zouden gelden indien zij aan evenbedoelde eisen van de Gemeente niet zou zijn tegemoetgekomen. Tegen deze achtergrond was er voor de Gemeente -bij gebreke van contra-indicaties- geen enkele deugdelijke grond om te mogen aannemen dat De Triangel in het kader van het sluiten van de Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011 enkel van hem verlangde dat de Gemeente de financiële verplichtingen als hiervoor bedoeld zou overnemen indien de Gemeente tijdens de looptijd van de Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011 zou besluiten de subsidie waarop De Triangel tot en met 2011 aanspraak zou kunnen maken tussentijds in te trekken of ten nadele van De Triangel te wijzigen. Dat ligt ook bepaald niet voor de hand, nu uit evenbedoelde overeenkomst tevens voortvloeit dat ook de Gemeente een duurzame subsidierelatie met De Triangel voorstond, met andere woorden: dat ook de Gemeente er destijds vanuit ging dat ook in 2012 in beginsel, zij het op basis van een nieuw besluit, opnieuw subsidie aan De Triangel zou worden verstrekt. Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat de Gemeente destijds in alle redelijkheid heeft mogen aannemen dat De Triangel bedoeld financiële risico wel zou willen dragen indien tijdens de looptijd van de overeenkomst duidelijk zou worden dat in 2012 op een aanzienlijk lager subsidiebedrag aanspraak zou kunnen worden gemaakt en dat in 2013 de subsidie geheel kwam te vervallen. Voor dit oordeel pleit dat in de hiervoor onder 4.4. vermelde brief door het college van B&W (onder 5), zakelijk weergegeven, wordt gesteld dat De Triangel om op eigen benen te kunnen staan moet kunnen beschikken over een bedrijfsreserve alsmede dat de muziekschool voor de verzelfstandiging nooit zo’n reserve heeft kunnen opbouwen en dat De Triangel deze reserve nu zelf moet gaan opbouwen uit de bestaande subsidie. Immers, daaruit blijkt dat de Gemeente in december 2008, derhalve op een tijdstip dat is gelegen vóór de ondertekening van de Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011, wist dat De Triangel “weinig of geen vet op de botten” had.
Onder deze omstandigheden kan naar dezerzijds voorlopig oordeel de Gemeente zich in redelijkheid niet beroepen op het feit dat de tekst van artikel 12 van de overeenkomst de beperkte strekking heeft als door haar wordt verdedigd. Daarbij komt dat artikel 4:51 Awb, waarnaar in artikel 11 van de overeenkomst wordt verwezen, niet ziet op de situatie dat tijdens de looptijd van de overeenkomst de subsidie wordt ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger wordt gewijzigd. Dat de verwijzing naar artikel 4:51 Awb op een vergissing berust, zoals de Gemeente heeft betoogd, behoefde voor De Triangel als in deze niet ter zake kundige, althans niet in vergelijkbare mate als de Gemeente, niet duidelijk te zijn. Die vergissing, zo daar al sprake van is, komt voor rekening en risico van de Gemeente. Onder al deze omstandigheden mocht De Triangel er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de Gemeente, indien De Triangel als gevolg van het gewijzigd subsidiebeleid van de Gemeente haar activiteiten zou moeten staken en haar personeel zou moeten ontslaan, de op De Triangel verhaalde werkloosheidsuitkeringen en de door De Triangel betaalde bovenwettelijke uitkeringen voor haar rekening zou nemen. Bij deze stand van zaken is niet van belang dat de Gemeente geen enkele invloed heeft (gehad) op het beëindigen en aangaan van dienstverbanden en daarmee ook geen invloed op de omvang van eventuele wachtgeldverplichtingen als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2003 (AB 2003,172) waar de Gemeente naar heeft verwezen, nog daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat het personeelsbestand van de muziekschool sinds haar verzelfstandiging (noemenswaardig) is gegroeid.
4.6. De Gemeente heeft er weliswaar nog op gewezen dat De Triangel in strijd met het bepaalde in artikel 12 van de uitvoeringsovereenkomst geen inspanningen heeft gedaan om de wachtgeldverplichtingen van de Gemeente te beperken, maar nu de Gemeente aan die stelling geen rechtsgevolgen heeft verbonden, wordt aan dit onderdeel van het verweer van de Gemeente verder voorbij gegaan.
4.7. Een en ander betekent dat voorshands geoordeeld wordt dat de Gemeente op grond van de Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011 in beginsel gehouden is om de door De Triangel betaalde bovenwettelijke uitkeringen en de op De Triangel door het UWV verhaalde werkloosheidsuitkeringen van ex-werknemers van De Triangel, aan De Triangel te vergoeden, ongeacht de vraag of de betreffende ex-werknemers reeds in 2011 of eerst in 2012 aanspraak op werkloosheidsuitkeringen en bovenwettelijke uitkeringen konden maken.
4.8. Met betrekking tot de kosten van re-integratie biedt artikel 12 van de Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011 geen toereikende grondslag voor het tot vergoeding van die kosten strekkende onderdeel van de vordering van De Triangel. In de overeenkomst en in het bijzonder in artikel 12 daarvan wordt met geen woord gerept over kosten van re-integratie. Bovendien kan uit de hiervoor onder 4.4. vermelde brief niet worden opgemaakt dat De Triangel de overeenkomst niet zou hebben willen ondertekenen, indien de Gemeente niet zou instaan voor de eventuele kosten van re-integratie. Niet gezegd kan worden dat de Gemeente bij De Triangel het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de Gemeente in geval van beëindiging van de activiteiten van de muziekschool als gevolg van het uiteindelijk stopzetten van de subsidie, de kosten van re-integratie van het personeel van De Triangel voor zijn rekening zou nemen.
4.9. De stelling van De Triangel dat de Gemeente op grond van artikel 12 van de Overeenkomst Budgetsubsidie 2008-2011 gehouden is om alle kosten die de beëindiging van de subsidie met zich brengt aan De Triangel te vergoeden, wordt verworpen.
4.10. Het mag zo zijn dat de ex-werknemers van De Triangel op grond van de CAR UWO jegens De Triangel aanspraak kunnen maken op begeleiding bij het vinden van een nieuwe dienstbetrekking en dat bedoelde werknemers een dergelijke aanspraak niet zouden hebben gehad indien de Gemeente toepasselijkheid van de CAR UWO niet aan De Triangel zou hebben opgelegd, daarmee is niet gezegd dat de Gemeente onrechtmatig jegens De Triangel handelt door te weigeren om de kosten van re-integratie aan De Triangel te vergoeden. Het enkele feit dat de Gemeente door de muziekschool te privatiseren kosten heeft bespaard, die zij anders zelf zou moeten dragen is daarvoor een ontoereikende grondslag. De in dit kader tevens geponeerde stelling van De Triangel dat de Gemeente haar fondsvorming heeft verboden, zodat het ook om die reden niet redelijk zou zijn om De Triangel met de kosten van re-integratie te belasten, wordt verworpen. Immers, de Gemeente heeft weliswaar aan de De Triangel beperkingen opgelegd om uit de ontvangen subsidies (in 2011 bijna € 1.000.000,--) gelden te reserveren, maar het stond De Triangel vrij om uit haar overige inkomsten (cursusgelden alsmede verhuur van leslokalen) reserves te vormen. De stelling van De Triangel dat zij niet is staat is geweest om extra reserves te vormen, betekent dan ook niet dat de Gemeente onrechtmatig jegens De Triangel handelt door de kosten van re-integratie niet voor haar rekening te willen nemen. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat het de bedoeling van de privatisering was, dat de muziekschool (en daarmee De Triangel) “op eigen benen” kwam te staan. Een en ander wordt niet anders door de -door de Gemeente bestreden- stelling van De Triangel dat het voor de Gemeente voorzienbaar was dat De Triangel zonder subsidie niet zou kunnen voortbestaan en personeel zou moeten ontslaan dat jegens De Triangel aanspraak zou kunnen maken op re-integratie.
4.11. Het feit dat een geslaagde re-integratie de verplichtingen van de Gemeente jegens De Triangel om werkloosheidsuitkeringen en bovenwettelijke uitkeringen voor zijn rekening te nemen vermindert, betekent niet zonder meer dat de Gemeente deze aldus schadebeperkende kosten voor zijn rekening zou moeten nemen. Artikel 12 van de uitvoeringsovereenkomst biedt voor een dergelijke aanspraak van De Triangel geen grondslag. Evenmin kan gezegd worden dat de Gemeente onrechtmatig jegens De Triangel heeft gehandeld door vanaf 2012 de subsidie te verlagen en de subsidie in 2013 te beëindigen en dat de Gemeente om die reden tot schadevergoeding gehouden zou zijn (in welk geval de door De Triangel gemaakte kosten van schadebeperkende maatregelen mogelijk geheel dan wel gedeeltelijk wel voor rekening van de Gemeente zouden kunnen worden gebracht).
4.12. De primaire vordering onder 3.1. a. is te ruim geformuleerd om te kunnen worden toegewezen, zodat afwijzing dient te volgen.
4.13. De primaire vordering onder 3.1.b. alsmede de subsidiaire vordering strekken tot vergoeding van de door De Triangel over de maanden januari 2012 tot en met maart 2012 betaalde bovenwettelijke uitkeringen alsmede de op De Triangel over bedoelde periode verhaalde werkloosheidsuitkeringen ad in totaal € 21.990,22. Hoewel, zoals hiervoor is overwogen, het er vooralsnog voor gehouden moet worden dat de Gemeente ingevolge artikel 12 van de overeenkomst verplicht is bedoelde kosten aan De Triangel te vergoeden, zijn deze onderdelen van de vordering als voorlopige voorziening niet toewijsbaar. Immers, De Triangel heeft haar activiteiten met ingang van 1 oktober 2011 beëindigd en de Gemeente heeft onweersproken aangevoerd dat hij op 21 juni 2011 heeft besloten dat De Triangel de subsidie voor 2011 ten bedrage van € 986.030,-- mag inzetten ter dekking van de frictiekosten voor zover de subsidie niet wordt gebruikt voor activiteiten die nog tot
1 oktober 2011 worden uitgevoerd alsmede dat op 21 oktober 2011 aan De Triangel subsidie is verleend voor 2012 ten bedrage van € 236.820,-- ten behoeve van de frictiekosten en andere noodzakelijke doorlopende kosten die verband houden met de afbouw van activiteiten waarvoor subsidie werd verstrekt. Voorts heeft De Triangel -onbestreden- een bedrag van € 44.750,-- ontvangen bij de verkoop van instrumenten aan het Segnocollectief, welke aankoop door de Gemeente is gesubsidieerd. In totaal gaat het om een niet door De Triangel tegengesproken bedrag van € 528.077,50. Onder deze omstandigheden moet de Gemeente worden geacht de voor rekening van de De Triangel komende werkloosheidsuitkeringen en de bovenwettelijke uitkeringen over de maanden januari tot en met maart 2012 door middel van subsidie reeds aan De Triangel te hebben voldaan, zodat De Triangel geen aanspraak meer kan maken op vergoeding van bedoelde kosten.
4.14. Opgemerkt wordt nog dat De Triangel weliswaar heeft gesteld dat al haar 40 personeelsleden inmiddels zijn ontslagen, maar dat de Gemeente heeft gesteld dat dat slechts ten aanzien van zes personeelsleden is aangetoond. Daar waar De Triangel niet door middel van justificatoire bescheiden aannemelijk heeft gemaakt dat al haar personeel inmiddels is ontslagen, kan op dit moment niet worden geoordeeld dat aannemelijk is dat evengemeld bedrag van € 528.077,50 niet voldoende zal blijken te zijn om de werkloosheidsuitkeringen en de bovenwettelijke uitkeringen te kunnen bekostigen. Om die reden wordt afgezien om de primaire vordering onder 3.1.a. in aangepaste vorm toe te wijzen.
4.15. In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gevonden om de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst het gevorderde af;
5.2. compenseert de kosten van het geding aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2012.