ECLI:NL:RBZUT:2012:BW8099

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950385-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • Ouweneel
  • Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en openlijke geweldpleging tijdens afgesproken vechtpartij met vuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en een schadevergoeding van €15.000,- aan het slachtoffer. De zaak vond zijn oorsprong in een afgesproken vechtpartij op 4 juni 2011 in Doetinchem, waarbij de verdachte het slachtoffer met een vuurwapen in het hoofd schoot. Het slachtoffer overleefde de schotwond, maar liep ernstig letsel op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en van zeer dichtbij had geschoten, wat leidde tot de conclusie dat hij de intentie had om het leven van het slachtoffer te ontnemen. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte zich had bemoeid met een vechtpartij die al was afgesproken, en dat hij daarmee een significante bijdrage had geleverd aan de escalatie van het geweld. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder de kogel die uit het hoofd van het slachtoffer was verwijderd. De verdachte ontkende opzettelijk te hebben geschoten en stelde dat het een ongeluk was, maar de rechtbank verwierp deze verklaring als onaannemelijk. De rechtbank legde de verdachte een zware straf op, gezien de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950385-11
Uitspraak d.d.: 21 mei 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats] (voormalig Sovjet-Unie) op [1978],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Raadsman: mr. J.L.J. Leijendekker, advocaat te Wijk bij Duurstede.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
13 december 2011, 2 maart 2012, 21 mei 2012 en 29 mei 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 juni 2011, te Doetinchem, althans in Nederland,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Tweede Loolaan
en/of op (het voor het publiek opengestelde) Landgoed Hagen (achter Slingeland
Ziekenhuis), in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het
publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen:
[verdachte B], [verdachte G], [verdachte H], [verdachte I], en/of [slachtoffer],
welk geweld bestond uit:
het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of (met geschoeide
voet) schoppen en/of trappen en/of trekken en/of duwen van die [verdachte B] en/of die
[verdachte G] en/of die [verdachte H] en/of die [slachtoffer], en/of
het trekken en/of tonen en/of in de lucht houden en/of in de richting houden van (en/of richten op) één of meerdere vuurwapen(s), althans één of meer op (vuur)wapen(s)
gelijkende voorwerp(en), aan die [slachtoffer] en/of die [verdachte B], die [verdachte G] en/of die [verdachte H] en/of die [verdachte I];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 04 juni 2011 te Doetinchem
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met één of meer kogels/munitie uit het vuurwapen in het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 04 juni 2011 te Doetinchem,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door
deze opzettelijk met één of meer kogels/munitie uit een vuurwapen in het hoofd te schieten;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 04 juni 2011 te Doetinchem,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij, verdachte, wist dat [verdachte D] en [verdachte B], althans enige personen, hadden afgesproken om te vechten op een afgesproken tijd en plaats
en/of terwijl hij, verdachte heeft gezien dat
o een ander ([verdachte C]) een vuurwapen en/of
o een ander ([verdachte C]) een vuurwapen uit zijn kleding of een tasje heeft gehaald / getrokken, en/of
o een ander ( [verdachte C]) (vervolgens) een vuurwapen heeft doorgeladen althans (voor schieten) gereed had gemaakt, althans met een vuurwapen één of meerdere handelingen had verricht en/of
o een ander ([verdachte C]) (vervolgens) dat (geladen) vuurwapen dreigend richtte op één of meer andere personen,
dat vuurwapen heeft (af)gepakt (van die andere persoon ([verdachte C])),
en/of (vervolgens) dat (geladen) vuurwapen niet voortdurend in een veilige richting heeft gehouden en/of is blijven houden,
en/of dat (geladen) vuurwapen niet (direct) heeft ontladen, althans de (houder met) kogel(s) uit dat (geladen) vuurwapen heeft gehaald, en/of heeft laten halen
en/of (daarbij) met dat (geladen) vuurwapen is gaan lopen en/of rennen (in de richting van, althans op korte afstand van een aantal (met elkaar en/of duidelijk voor hem, verdachte, zichtbaar (vechtende)) personen,
en/of met dat (geladen) vuurwapen niet rechtstreeks naar zijn personenauto is gelopen en/of is blijven lopen, althans dat verdachte niet van de (vechtende) personen is weggelopen en/of is blijven weglopen
en/of met dat (geladen) vuurwapen in zijn hand(en) (wederom) heeft gepoogd (vechtende) personen uit elkaar te halen, althans (wederom) met dat (geladen) vuurwapen in de richting van die (vechtende) personen is gelopen,
en/of (op dat moment) niet dan wel onvoldoende heeft gelet, hoe hij, verdachte, dat (geladen) vuurwapen vast had / in zijn hand(en) had, en/of één of meer vinger(s) bij de trekker van dat (geladen) vuurwapen heeft gehouden,
en/of het (geladen) vuurwapen (wederom) niet of in onvoldoende mate in een veilige richting heeft gehouden en/of is blijven houden
en/of (vervolgens) met dat (geladen) vuurwapen in zijn hand(en) een zwaai/gooibeweging heeft gemaakt (teneinde dat (geladen) vuurwapen weg te gooien) zonder daaraan voorafgaand in die (zwaai/gooi) richting te kijken
en/of zonder zich er (in voldoende mate) van te hebben vergewist dat:
o de richting waarin hij, verdachte, die zwaai/gooibeweging heeft gemaakt met dat (geladen) vuurwapen, een veilige richting zou zijn en/of
o zich op korte afstand van hem, verdachte, één of meer andere personen / objecten bevonden die hij met dat (geladen) vuurwapen zou kunnen raken en/of
o het (geladen) vuurwapen hierbij af zou kunnen gaan en/of hij, verdachte, (hierbij) met dat (geladen) vuurwapen een schot zou kunnen lossen en/of een kogel met dat (geladen) vuurwapen af zou kunnen vuren,
terwijl hij, verdachte, (telkens) onbekend was met dat (geladen) vuurwapen en/of met de werking van dat (geladen) vuurwapen en/of met de eigenschappen van dat (geladen) vuurwapen,
terwijl de heer [slachtoffer] zich (op dat moment, kennelijk) op (relatief) korte afstand van hem, verdachte, bevond,
en/of (waarbij en/of waardoor) voornoemd (geladen) vuurwapen is afgegaan en/of een schot (door verdachte met het (geladen) vuurwapen) is gelost en/of een kogel door het (geladen) vuurwapen is afgevuurd en/of (vervolgens) deze kogel in het hoofd van voornoemde [slachtoffer] terecht is gekomen,
waardoor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel heeft bekomen;
art 47 lid 1 afh/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 307 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 04 juni 2011 te Doetinchem
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
één vuurwapen van de categorie III voorhanden heeft gehad
en/of heeft gedragen,
en/of (daarbij behorende) munitie van categorie III, te weten
één of meer, althans één, patro(o)n(en) (kaliber 7.65 mm);
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Het grootschalige opsporingsonderzoek Agaat, waarvan deze zaak onderdeel uitmaakt, is gestart naar aanleiding van een melding op 4 juni 2011 bij de regionale Meldkamer Oost Nederland. Deze melding hield in dat er nabij het Slingeland Ziekenhuis te Doetinchem een man in het hoofd was geschoten. Bij nader onderzoek bleek dat de man was beschoten in een bosperceel gelegen aan de noodwestzijde van de 2e Loolaan te Doetinchem, direct gelegen achter het Slingeland Ziekenhuis.2
Naar aanleiding van de binnengekomen melding(en) werden er politie-eenheden naar de opgegeven locatie gezonden. Op de locatie werd een man liggend op de grond aangetroffen met een schotwond in zijn voorhoofd. Rondom het slachtoffer stond een viertal personen, te weten [verdachte H], [verdachte I], [naam A] en [naam B], die vertelden dat ze het slachtoffer kennen als [slachtoffer]. Door [verdachte H] werd verteld dat er een afgesproken vechtpartij tussen een Turkse groep en een Bosnische groep was geweest.3
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde (openlijke geweldpleging) wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft de officier van justitie in zijn schriftelijke requisitoir aangevoerd dat verdachte net als andere vrienden met [verdachte D] is meegegaan voor het geval dat het uit de hand zou lopen. Daarbij komt dat verdachte zich naar eigen zeggen heeft bemoeid met het gevecht tussen [verdachte D] en [verdachte B]. Ook nadat verdachte het vuurwapen had bemachtigd, is hij niet van de bult weggegaan, maar wilde hij zich opnieuw mengen in het strijdgewoel. Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep waarvan diverse personen geweld hebben gepleegd tegen personen uit het andere kamp. Verdachte heeft de numerieke balans tussen beide groepen in stand gehouden en heeft meerdere handelingen verricht die het geweld hebben bevorderd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde, te weten (het medeplegen van) een poging doodslag op dan wel het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer [slachtoffer]. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde, te weten toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] door schuld. Ten aanzien van de mate van schuld heeft de officier van justitie aangevoerd, dat hij de optelsom van verschillende handelingen van verdachte roekeloos acht omdat het gaat om een opeenstapeling van verkeerde en uiterst risicovolle handelingen met een vuurwapen waarvan verdachte dacht dat het was doorgeladen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 (wapenbezit) ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, dan wel dat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de verdediging betoogd dat verdachte niet behoorde tot de Bosnische groep. Bovendien is verdachte meegegaan met de intentie om het onderliggende geschil uit te praten en niet om te vechten.
De verdediging is van mening dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van feit 2, dan wel dat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Met betrekking tot het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om [slachtoffer] ernstig hoofdletsel toe te brengen. Met betrekking tot feit 2 meer subsidiair heeft de verdediging betoogd dat aan verdachtes handelen de materiële wederrechtelijkheid heeft ontbroken, dan wel dat verdachte heeft gehandeld in een situatie van noodweer(-exces) of overmacht. Verdachte heeft immers gehandeld in een noodsituatie nu hij met gevaar voor eigen leven van een ander een vuurwapen heeft afgepakt, welk vuurwapen hij, om erger te voorkomen, met een zwaaibeweging heeft willen wegwerpen, waarbij het wapen mogelijk is afgegaan. Dat het vuurwapen dat verdachte in zijn handen heeft gekregen, heeft gezorgd voor het ernstige hoofdletsel bij [slachtoffer] is ook nog maar de vraag.
Ten aanzien van feit 3 dient volgens de verdediging verdachte te worden vrijgesproken dan wel dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte het vuurwapen enkel voorhanden heeft gehad om andere mensen te redden. Aan verdachtes handelen ontbreekt dan ook de materiële wederrechtelijkheid dan wel heeft verdachte gehandeld in een situatie van noodweer(-exces) of overmacht.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 (het openlijk geweld)
Om te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld acht de rechtbank verschillende omstandigheden van belang. Het gaat daarbij om de afspraak tussen twee personen die is gemaakt om een ruzie uit te vechten, om de keuze van de locatie waar dat dan zou plaatsvinden, hoe dat gevecht tussen de twee kemphanen zou plaatsvinden en wat de bijdrage van de andere aanwezigen is geweest. Op die verschillende aspecten wordt hierna ingegaan.
Bewijsmiddelen
Afspraak om te gaan vechten
Door [verdachte B] is verklaard dat [verdachte D] hem zat te treiteren in discotheek Club 22-24 in Doetinchem.4 [verdachte B] is door [verdachte D] onder meer uitgescholden voor "hoerenzoon". [verdachte B] heeft aan [naam C] om het telefoonnummer van [verdachte D] gevraagd. Hij wilde dat [verdachte D] zijn excuses aan zou bieden. Vervolgens is er een week of drie overheen gegaan. In de tussentijd ontving [verdachte B] sms'jes van [verdachte D] en verstuurde hij ook berichten naar hem. Op enig moment heeft [verdachte B] met [verdachte D] gebeld. In dat telefoongesprek is toen afgesproken dat ze een man tegen man gevecht zouden hebben, daarna zou het afgelopen zijn. [verdachte B] heeft de afspraak gemaakt, omdat hij van [verdachte D] afwilde. De afspraak was om het die zaterdag - de rechtbank begrijpt op 4 juni 2011 - uit te vechten.5 De anderen zijn vooruit gegaan om te kijken of het veilig was.6
Door [verdachte H] is verklaard dat hij van [verdachte B] had gehoord dat [verdachte B] een conflict had gehad met iemand in een discotheek. Dit was met de broer van [verdachte E], [verdachte D]. [verdachte D] en [verdachte B] stuurden elkaar sms'jes in dreigende en treiterende sfeer. Een week voor 4 juni 2011 werd er een afspraak gemaakt om het uit te vechten.7 Eerst zou dit op een schoolplein gebeuren, later werd dit veranderd naar een bos waar geen camera's zouden hangen. [verdachte B] vroeg aan [verdachte H] om scheidsrechter te zijn bij het gevecht. Er was afgesproken om met de handen en de regels van het boksen en het straatvechten te vechten, zonder wapens. Twee personen zouden met elkaar vechten, [verdachte B] en [verdachte D].8
Door [verdachte G] is verklaard dat er een vechtpartij was afgesproken tussen [verdachte B] en [verdachte D]. Deze vechtpartij was het gevolg van een eerdere vechtpartij in Club 22-24 te Doetinchem. [verdachte B] en [verdachte D] hadden toen ook gevochten en [verdachte B] was door [verdachte D] uitgescholden voor "hoerenjong".9 [verdachte G] hoorde van [slachtoffer] dat het conflict verergerde. Het moest en zou vechten worden.10 [slachtoffer] vertelde [verdachte G] dat dit bij het Ludger zou gebeuren. [verdachte G] ging mee uit veiligheid voor [verdachte B].11
Door [verdachte I] is verklaard dat hij op 4 juni 2011 door [verdachte B] en [verdachte H] is gebeld en gevraagd om naar de bult te komen. [verdachte B] zei dat hij één tegen één ging vechten met [verdachte D].12 [verdachte B] vroeg hem of hij wilde kijken op de bult met hoeveel ze waren.13
Door [naam B] is verklaard dat [verdachte B] [verdachte D] wilde terugpakken en dat hij door [verdachte B] is gebeld met de mededeling dat hij die dag zou vechten met [verdachte D]. Naam B ging mee om te ondersteunen; als anderen zich er mee bemoeiden, zou hij dat ook doen.14
Door [verdachte D] is verklaard dat hij al een aantal weken problemen had met [verdachte B]. Dit was begonnen in uitgaansgelegenheid Club 22-24. Beiden zijn toen de club uitgezet. Hierbij heeft [verdachte D] [verdachte B] een hoerenzoon genoemd. [verdachte B] bestookte [verdachte D] na dat voorval met sms'jes, onder meer met als inhoud dat [verdachte B] [verdachte D] zou pakken. [verdachte D] en [verdachte B] hadden zaterdag - de rechtbank begrijpt op 4 juni 2011 - afgesproken om met elkaar deze vete uit te vechten. [verdachte D] en [verdachte B] zouden het één tegen één, man tegen man uitvechten.15
Er werden geen afspraken gemaakt over hoe het zou gaan gebeuren. Er werd nog wel gesproken over dat het één tegen één zou zijn.16 De anderen waren erbij om er voor te zorgen dat het eerlijk bleef.17 [verdachte A] en [verdachte C] wisten van de ruzie met [verdachte B] af.18 Volgens [verdachte D] zei [verdachte A] dat als de jongen zou komen, we dan eerst zouden praten en als die jongen echt niet wilde praten, dan moesten we het maar uitvechten.19
Door [verdachte E] is een verklaring afgelegd van hetgeen er op 4 juni 2011 is gebeurd.20 [verdachte E] heeft verklaard dat [verdachte B] - de rechtbank begrijpt dat door hem hiermee [verdachte B] wordt bedoeld, verder zal dan ook [verdachte B] gebruikt worden - een conflict had met [verdachte D]. [verdachte D] zou [verdachte B] "hoerenzoon" genoemd hebben. [verdachte D] heeft in een sms'je gezegd dat het hem speet, maar [verdachte B] bleef dreigen.21 De reden van de uitnodiging tot een gevecht was dat [verdachte B] de excuses van [verdachte D] niet accepteerde. [verdachte B] wilde vechten, één op één, met [verdachte D]. In een sms had [verdachte B] een datum gezet waarop hij met [verdachte D] wou afspreken. [verdachte B] had daar ook bijgezet dat hij met mensen zou komen, omdat hij dacht dat [verdachte E] er ook bij zou zijn.22 De anderen gingen mee voor de zekerheid dat het niet uit de hand liep. [verdachte D] had tegen [verdachte E] gezegd dat hij wilde dat [verdachte E] meeging, dit omdat [verdachte D] dacht dat [verdachte B] niet met hem wilde praten.23 [verdachte E] heeft tegen [verdachte A] gezegd om thuis te blijven onder meer omdat hij geen papieren had.24
Door [verdachte F] is verklaard dat hij op 4 juni 2011 naar een plaats is gegaan in de buurt van het ziekenhuis in Doetinchem. Hij was samen met [verdachte D] en [verdachte E], [verdachte C] en [verdachte A].25 [verdachte F] was thuis gebeld door [verdachte E] die hem heeft gevraagd of hij meeging. [verdachte D] had ruzie gehad met een jongen uit Doetinchem en [verdachte E] vroeg of [verdachte F] mee wilde gaan om de ruzie met die jongen op te helderen.26
Door [verdachte A] is verklaard dat hij wist dat [verdachte D] sinds een paar weken voor 4 juni 2011 problemen had met een jongen.27 [verdachte D] had [verdachte A] verteld dat hij problemen had gehad met een jongen in een discotheek in het centrum van Doetinchem. De jongen begon sms'jes te sturen naar [verdachte D]. Die jongen zou [verdachte D] pakken, het huis in brand steken en dat soort dingen. [verdachte A] heeft een aantal van die sms'jes gelezen. Op zaterdag (4 juni 2011) kwam [verdachte D] naar het huis van [verdachte A]. [verdachte D] zei dat de jongen door bleef gaan met de sms'jes. [verdachte D] zei ook dat hij en die Koerdische jongen een afspraak hadden gemaakt bij een school.28
Ludger College
Door [verdachte B] is verklaard dat er eerst afgesproken was achter de Aldi in Doetinchem, maar daar is overdag publiek. Door [verdachte B] is naar [verdachte D] een sms-bericht gestuurd om achter het Ludger College te vechten.29 [verdachte D] heeft vervolgens laten weten dat ze naar het bultje moesten gaan, omdat er bij het Ludger College allemaal camera's hingen. Na veel over en weer telefoonverkeer werd door [verdachte D] besloten dat ze het zouden uitvechten op of bij de zandbult.30
Door [verdachte D] is verklaard dat hij op de desbetreffende zaterdag samen met zijn buurman [verdachte A], zijn broer [verdachte E], [verdachte F] en [verdachte C] en een andere jongen die met [verdachte C] mee was, bij het Ludger College is geweest. Dit omdat [verdachte B] [verdachte D] had ge-sms't dat zij daar heen moesten gaan. Na deze sms heeft [verdachte D] [verdachte B] gebeld. [verdachte D] vond het niet verstandig om daar af te spreken omdat er bij het Ludger College camera's hingen en hij eerder betrokken was bij een vechtpartij waar hij nog een werkstraf voor open had staan. [verdachte D] heeft [verdachte B] toen gezegd dat ze naar het bos zouden rijden. Toen ze bij het bos stonden te wachten, belde [verdachte B] [verdachte D] op, omdat hij de ontmoeting bij het Ludger College wilde. [verdachte B] wilde op steen, daarmee bedoelde hij de ondergrond. [verdachte D] heeft [verdachte B] verteld dat zij bij de zandbult waren en heeft hem uitgelegd dat het de zandbult achter het ziekenhuis betrof.31
Door [verdachte F] is verklaard dat ze, toen hij was opgehaald, eerst naar het Ludger College zijn gereden. Op een gegeven moment werd er gebeld. [verdachte D] zei toen dat ze op een andere plaats moesten zijn.32 Ze zijn toen in de richting van het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem gereden. Ze kwamen uit bij het Kruisbergse bos.33
Door [verdachte E] is verklaard dat op zaterdag was afgesproken bij het Ludger College. Daar zou gezegd zijn dat er teveel camera's hingen. Hierna ging de groep naar het bos. [verdachte E] reed met [verdachte A] en [verdachte F] mee naar de afgesproken plek. [verdachte D] zat bij [verdachte C] in de auto.34
Door [verdachte A] is verklaard dat hij met [verdachte D] is meegegaan. [bijnaam verdachte E] - de rechtbank begrijpt dat hiermee door hem [verdachte E] wordt bedoeld35 - en [verdachte C] waren er ook bij. Bij [verdachte C] was ook een andere jongen.36 Verder was ook [verdachte F] erbij.37 Nadat ze op het schoolplein waren geweest zijn ze naar een plek achter het ziekenhuis gereden.38
Het treffen op de bult
Door [verdachte B] is verklaard dat hij op 4 juni 2011 samen was met [verdachte H], die had hij thuis opgehaald. [verdachte B] had ook [slachtoffer] en [verdachte G] gebeld, die kwamen samen in één auto naar de plek waar [verdachte B] met [verdachte D] had afgesproken. [verdachte B] had ook [verdachte I] gebeld, die stond op de Varkensweide.39 Ze gingen met vier auto's, drie auto's reden vooruit naar de afgesproken locatie. [verdachte I] zou gaan kijken of zij niet iets gevaarlijk bij zich hadden. [verdachte I], [naam B], [slachtoffer] en [verdachte G] zijn vooruit gegaan. [verdachte B] wachtte samen met [verdachte H]. [verdachte B] werd door [verdachte I] gebeld dat het veilig was. Hierna is [verdachte I] met [verdachte H] naar de bult gereden.40
Door [verdachte H] is verklaard dat hij samen met [verdachte B] naar het bos is gereden. [verdachte I] zou vooruit rijden om te kijken wie er waren. [verdachte H] kwam later met [verdachte B] aan, omdat [verdachte I] aangaf dat het veilig was.41 Verder waren ook [slachtoffer] en [verdachte G] mee. Ook [naam B] was mee. Ze hadden zich verzameld bij het ziekenhuis en zijn later naar de zandbult gereden. Bij de zandbult aangekomen, zag [verdachte H] dat [verdachte E] met zijn broer [verdachte D] was meegekomen.42
Door [verdachte I] is verklaard dat hij op 4 juni 2011 op de Varkensweide was. Daar kwam [verdachte H] samen met [verdachte B] aanrijden. [verdachte I] wist dat [verdachte B] problemen had met [verdachte D]. [verdachte I] hoorde dat [verdachte D] en [verdachte B] elkaar ergens zouden ontmoeten.
[verdachte I] is in zijn eigen auto met [verdachte B] en [verdachte H] meegereden. Vlak bij de ingang van het ziekenhuis kwam ook [slachtoffer] samen met [verdachte G] aangereden. Door [verdachte B] is aan [verdachte I] gevraagd om te zien bij de 2e Loolaan bij de zandbult met hoeveel man de anderen waren. [verdachte G] is bij [verdachte I] ingestapt en samen zijn ze naar de zandbult gereden. Daar zag [verdachte I] een paar jongens staan, waaronder [verdachte D], [verdachte E], [verdachte C], [verdachte F] en [verdachte A].
Van [verdachte D] begreep [verdachte I] dat [verdachte B] en [verdachte D] het zouden uitvechten. Het kwam erop neer dat [verdachte B] en [verdachte D] elkaar zouden afbeuken en dat het dan klaar zou zijn. De rest zou zich er niet mee bemoeien. [verdachte B] kwam later samen met [verdachte H] aan bij de zandbult.43
[verdachte B] en [verdachte D] gingen samen de bult op. Ze zouden man tegen man met elkaar gaan vechten. Dat moest gebeuren boven op de bult. Iedereen die er was liep mee naar boven. [verdachte I] heeft gezegd dat als anderen zich er meer zouden bemoeien, hij dat ook zou doen.44
Door [verdachte G] is verklaard dat [slachtoffer] een woordenwisseling kreeg met de Armeense man (naar de rechtbank begrijpt: [verdachte A]) en een grote Bosniër. Ze stonden iets buiten de kring die om de vechtenden heen stond. Hij zag dat de Armeen [slachtoffer] bij de arm pakte en met harde boze stem zei "wat is jouw probleem". [verdachte G] haalde [slachtoffer] en de Armeense man uit elkaar.45
[verdachte D] heeft verklaard dat hij op 4 juni 2011 samen met [verdachte E], [verdachte C], [verdachte F] en [verdachte A] naar de zandbult is gegaan. Ze waren met zijn vijven. Toen zij op de bult waren zag hij dat er een aantal mannen met diverse auto's aan kwam rijden. Die groep bestond uit [verdachte B] en andere mannen.46
Door [verdachte E] is verklaard dat de andere groep met drie auto's aan kwam rijden. Een paar seconden later kwam ook [verdachte B] aan rijden. Bij [verdachte B] was een grote gespierde vent die [verdachte H] heet.47 [verdachte E] kende uit de andere groep [verdachte B], [verdachte H] en [verdachte I].48
Door [verdachte F] is verklaard dat, nadat zij bij het Kruisbergse bos waren aangekomen, ze naar het heuveltje zijn gelopen. Toen ze daar waren kwamen de andere jongens er aan. Er kwam een aantal personen schreeuwend uit de auto en een aantal was rustig. Een aantal jongens liep naar [verdachte E] en [verdachte D]. Hierna kwam er nog een auto aangereden met daarin twee mannen. Een daarvan was de jongen waar [verdachte D] ruzie mee had en de andere man betrof een gespierde man.49
Door [verdachte A] is verklaard dat hij tijdens het wachten op de bult met [verdachte D] heeft gesproken over het probleem dat bij de disco was ontstaan, en dat [verdachte D] tegen hem zei dat hij ([verdachte D]) dacht dat er gevochten ging worden.50 Toen de andere jongens gekomen waren - naar de rechtbank begrijpt: voor de aankomst van [verdachte B] - heeft [verdachte A] aan iedereen gevraagd of ze wisten waarvoor ze daar waren en wat het probleem was. [verdachte A] heeft namens [verdachte D] nog een keer sorry gezegd. [verdachte A] heeft gezegd dat ze kwamen voor een vredige oplossing, waarop het latere slachtoffer zei dat vechten de enige oplossing was. [verdachte A] heeft verklaard dat iedereen zich er mee bemoeide en dat niemand meer naar hem luisterde. Hij moest zich maar neerleggen bij het feit dat er wel gevochten zou gaan worden. Iedereen werd onrustig aldus [verdachte A], hij zelf ook. In zijn hoofd speelde al dat er politie zou komen en hij dacht aan de gevolgen voor zijn gezin en zijn asielprocedure. Hij weet niet waarom hij toen niet is weggegaan. Verdachte is meegelopen naar boven, de bult op.51
"Regels van de vechtpartij"
Door [verdachte B] is verklaard dat toen hij op 4 juni 2011 bij de bult aankwam, [verdachte D] zei dat ze naar boven zouden gaan. [verdachte D] bepaalde dat ze het boven op de zandbult zouden uitvechten. Iedereen is achter [verdachte D] aangelopen. Boven op de bult heeft [verdachte H] [verdachte D] gefouilleerd. [verdachte B] werd door [verdachte E] gefouilleerd. [verdachte B] zei nog aftikken of K.O. (knock-out) gaan is afgelopen, op de grond doorvechten en niet bijten. Hierna begon het gevecht. [verdachte H] was de scheidsrechter, dat was een week eerder al bepaald. [verdachte D] was telefonisch op de hoogte gesteld dat [verdachte H] de scheidsrechter was.52
Door [verdachte H] is verklaard dat hij met [verdachte E] had afgesproken dat [verdachte E] [verdachte D] in de gaten zou houden en dat hij, [verdachte H], [verdachte B] in de gaten zou houden, dit zodat er eerlijk gevochten zou worden. Er werd tegen elkaar gezegd dat er eerlijk gevochten zou worden en dat er niet werd gebeten of kopstoten uitgedeeld zouden worden. Als iemand zich zou overgeven, dan was het gevecht ten einde.53 De afspraak was dat het gevecht zou eindigen als iemand knock-out zou gaan.54
Door [verdachte I] is verklaard dat aan [verdachte H] was gevraagd of hij als scheidsrechter wilde optreden in een wedstrijd die op 4 juni 2011 uitgevochten zou worden. Dat was een soort duel tussen twee mannen.55 [verdachte H] zou boven op de bult bemiddelen als scheidsrechter. Hij heeft tegen [verdachte D] en [verdachte E] gezegd dat het een eerlijk gevecht moest worden. De eerste die zei dat hij wilde stoppen, had verloren. [verdachte H] heeft de regels uitgelegd aan [verdachte D] en [verdachte B]. [verdachte H] zei dat het gevecht tussen [verdachte D] en [verdachte B] ging en dat niemand zich ermee mocht bemoeien.56 [verdachte D] en [verdachte B] zijn gefouilleerd. Als er één knock-out zou gaan, dan zou het klaar zijn. Ze zouden net zolang doorgaan tot iemand knock-out zou gaan.57
Door [verdachte G] is verklaard dat [verdachte B] en [verdachte D] voor het gevecht zijn gefouilleerd. Er zou één tegen één en met blote handen gevochten worden. Er zou gevochten worden tot een knock-out. Er zou gestopt worden als er iemand knock-out ging.58
Door [naam B] is verklaard dat hij op 4 juni 2011 naar de bult is gegaan omdat [verdachte B] en [verdachte H] hem hadden gebeld. [verdachte B] kwam bij [naam B] en vertelde dat hij ruzie had gehad met [verdachte D]. Het was voor [naam B] duidelijk dat er man tegen man gevochten zou worden.59
Door [verdachte D] is verklaard dat met [verdachte B] een oudere, bredere man mee was. Deze man zei dat ze, [verdachte D] en [verdachte B], één tegen één moesten vechten. Door de man werd gevraagd of er wapens bij waren. [verdachte D] heeft gezegd dat het niet zo was.60 De man heeft oppervlakkig aan [verdachte D]s kleding gevoeld. Dat was vlak voordat [verdachte D] en [verdachte B] gingen vechten. Het moest een eerlijk gevecht worden met de vuisten.61
[verdachte E] heeft verklaard dat [verdachte H] voorafgaand aan het vechten bij [verdachte B] en [verdachte D] op de kleding heeft geklopt. [verdachte H] schreeuwde ook één tegen één. [verdachte H] was ook een soort van scheidsrechter.62
Door [verdachte F] is verklaard dat de gespierde man naar de groep kwam lopen en zei dat ze ([verdachte D] en [verdachte B]) het moesten uitvechten. De man had het over een eerlijk gevecht van één tegen één. Iedereen liep vervolgens de bult op en [verdachte D] en de man zonder shirt begonnen te vechten.63 Voor het gevecht heeft [verdachte F] gehoord dat iemand zei: "Jij moet ze fouilleren". Hij heeft ook gehoord dat het een eerlijk gevecht moest zijn, één tegen één.64
Door [verdachte A] is verklaard dat hij achter de groep aan naar boven is gelopen. Boven begonnen [verdachte D] en de andere jongen te vechten. [verdachte A] heeft gehoord dat iemand zei dat er geen stenen en stokken gebruikt mochten worden. Er zou ook afgesproken zijn dat er alleen met de handen gevochten zou worden. Vervolgens begon het gevecht bovenop de bult.65
De vechtpartij tussen [verdachte D] en [verdachte B]
Door [verdachte B] is over de vechtpartij het volgende verklaard.
Toen [verdachte D] en [verdachte B] begonnen met vechten, probeerde [verdachte B] [verdachte D] naar de grond te trekken. Hij dook naar [verdachte D]s benen en trok hem op de grond. [verdachte D] lag op zijn rug op de grond. [verdachte B] lag bovenop [verdachte D] en [verdachte D] kon geen kant op. [verdachte B] hoorde [verdachte E] zeggen dat ze moesten gaan staan en opnieuw beginnen. Terwijl [verdachte E] dit zei, trok hij [verdachte B] en [verdachte D] los. Hierna begonnen ze opnieuw te vechten. Toen [verdachte B] het been van [verdachte D] vast had, beet [verdachte D] hem in zijn schouder. [verdachte D] had [verdachte B] bij zijn keel vast.66 Toen [verdachte B] [verdachte D] weer op de grond had, greep [verdachte E] weer in. [verdachte B] wilde opgeven, maar moest van [verdachte E] doorvechten. [verdachte H] heeft toen [verdachte E] weggeduwd.67
[verdachte H] heeft verklaard over de vechtpartij tussen [verdachte B] en [verdachte D] als volgt verklaard. [verdachte B] kreeg behoorlijke klappen van [verdachte D]. Op het moment dat [verdachte B] [verdachte D] op de grond had gewerkt, werden ze gelijk door [verdachte E] van elkaar afgetrokken. Dit gebeurde twee keer. Op een gegeven moment was [verdachte B] buiten adem en zei [verdachte H] tegen hem dat hij moest stoppen. [verdachte D] had [verdachte B] ook tot bloedens toe gebeten. [verdachte E] zei dat er door gevochten moest worden.68
[verdachte I] heeft verklaard dat toen [verdachte B] en [verdachte D] gingen vechten, het er gelijk fel op ging. [verdachte I] zag dat ze elkaar sloegen en raakten. [verdachte B] lag op [verdachte D] en [verdachte D] beet toen in de rug van [verdachte B].69 [verdachte B] wilde opgeven, hij kon niet meer.70
[verdachte G] heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte D] en [verdachte B] tegen elkaar gingen vechten. De groepen stonden er omheen. Er was toen nog geen ruzie tussen de groepen. [verdachte D] en [verdachte B] sloegen elkaar met vuisten tegen het hoofd. Eerst stonden zij tegenover elkaar en later waren zij op de grond met elkaar aan het worstelen. [verdachte D] beet [verdachte B] in de nek en zij sloegen elkaar over en weer hard met de vuist. [verdachte G] zag dat [verdachte E] [verdachte D] en [verdachte B] uit elkaar haalde. [verdachte E] deed dit met nog een man. [verdachte E] wilde dat er staand verder gevochten werd.71 [verdachte G] heeft gezien dat [verdachte B] geworsteld heeft. [verdachte B] heeft ook klappen gekregen. [verdachte B] gaf [verdachte D] een klap en kreeg er een paar terug van [verdachte D]. [verdachte G] heeft gehoord dat [verdachte B] schreeuwde dat hij niet meer kon. Toen liep het uit de hand.72
Door [getuige A] is verklaard dat toen [verdachte D] en [verdachte B] elkaar vasthadden op de grond ze uit elkaar werden gehaald door anderen. Ze moesten opstaan en weer doorvechten. De tweede keer dat [verdachte D] en [verdachte B] op de grond lagen, bemoeiden anderen zich er weer mee. Men begon te schreeuwen. Eerst werd er aangemoedigd, maar later was het geschreeuw tegen elkaar.73
Door [verdachte D] is ten aanzien van het vechten zelf het volgende verklaard.
[verdachte D] en [verdachte B] hebben gevochten. Ze werden hierbij een paar keer van elkaar afgehaald.74 Het gevecht met [verdachte B] en [verdachte D] bestond uit slaan en schoppen. [verdachte B] heeft [verdachte D] ook een keer vastgepakt, waardoor [verdachte D] op de grond kwam te liggen. Toen [verdachte B] [verdachte D] om zijn nek vast had, heeft [verdachte D] [verdachte B] ook gebeten.75
[verdachte E] heeft verklaard dat het vechten tussen [verdachte D] en [verdachte B] snel ging. [verdachte E] zag dat [verdachte D] verwondingen had op zijn rug en [verdachte B] had een bloedneus.76
Door [verdachte A] is verklaard dat tijdens het gevecht iedereen op een meter of drie rondom de twee vechtende jongens stond. [verdachte A] heeft gezien dat [verdachte D] en de andere jongen op de grond vielen toen de jongen [verdachte D] beetpakte. De andere jongen sloeg heel vaak op [verdachte D] en [verdachte D] kon niet loskomen. [verdachte A] ging naar de jongens toe en probeerde ze uit elkaar te duwen. [verdachte D] zei tegen [verdachte E] dat hij [verdachte D] en die andere jongen uit elkaar moest houden. [verdachte D] wilde doorgaan met vechten en naar de andere jongen toe. De andere jongen wilde ook weer terug naar [verdachte D] om verder te vechten. Plotseling gingen ze allebei weer met elkaar in gevecht.77 De jongen pakte [verdachte D] weer om zijn middel en beiden vielen weer op de grond. [verdachte D] werd om zijn middel vastgehouden en [verdachte D] had de andere jongen om zijn nek vast. Die andere jongen sloeg op dat moment vaak in op [verdachte D]. [verdachte A] zag dat [verdachte D] in de schouder van de andere jongen beet.78
Vechtpartij tussen de beide groepen
[verdachte H] heeft verklaard dat nadat hij had gezegd dat [verdachte B] moest stoppen, [verdachte E] zei dat er door gevochten moest worden. [verdachte H] ging voor [verdachte B] staan en duwde [verdachte E] van zich af. Op dat moment werd er door een persoon een pistool uit een tasje gehaald.79 [verdachte G] en [verdachte I] waren op dat moment ook aan het vechten met de Bosnische jongens. [verdachte H] werd toen aangevallen door [verdachte D], [verdachte E], de dikke Bosnische jongen en nog een andere jongen. [verdachte H] kreeg klappen, maar heeft er zeker zo veel uitgedeeld. Toen [verdachte H] werd aangevallen, kwam [verdachte I] hem helpen.80 Het vechten ging door tot het moment dat het wapen in beeld kwam.81
[verdachte I] heeft verklaard dat toen [verdachte B] boven op [verdachte D] lag en [verdachte D] [verdachte B] beet, [verdachte H], [verdachte I] en andere jongens zich met het gevecht bemoeiden. Zij probeerden de twee uit elkaar te trekken. Anderen wilden dat weer tegenhouden. Er ontstond om [verdachte D] en [verdachte B] heen een geduw en getrek. In een flits zag [verdachte I] dat er vier of vijf man op [verdachte H] wilden springen. [verdachte I] is zich daar mee gaan bemoeien. [verdachte H] lag op de grond en weerde zich af. [verdachte D] was nog aan het vechten met [verdachte B]. Vier tot vijf andere jongens wilden [verdachte H] aanvallen. [verdachte I] is daarop afgestapt en wilde iedereen wegtrekken bij [verdachte H].82 Toen [verdachte H] werd aangevallen, werd [verdachte I] als het ware gek en is hij [verdachte H] gaan helpen. Met helpen bedoelde [verdachte I] dat hij mensen uit elkaar trok.83
[verdachte G] heeft verklaard dat uiteindelijk iedereen zich met de vechtpartij tussen [verdachte D] en [verdachte B] ging bemoeien. Er werd geduwd en gescholden.84 Iedereen sloeg elkaar.85 Op het moment van het schot stond [slachtoffer] wat hoger (naar de rechtbank begrijpt: op of tegen de bult) dan de [verdachte A]iër en de Bosniër.86 Bij de stukken bevindt verder zich een tapgesprek, dat aan [verdachte G] wordt toegeschreven. In dat gesprek is door [verdachte G] onder meer gezegd dat hij alles had gezien en dat "we met elkaar aan het vechten gingen".87
[verdachte D] heeft verklaard dat toen hij aan het vechten was met [verdachte B] andere personen uit beide groepen ook een handgemeen kregen. [verdachte D] heeft gezien dat er aan elkaar getrokken en geduwd werd.88 Er werd ook over en weer geslagen. Er werd ook geroepen dat [verdachte D] en [verdachte B] door moesten vechten, anderen riepen weer van niet.89
[verdachte E] heeft verklaard dat [verdachte H] [verdachte B] overeind heeft geholpen, op het moment dat [verdachte D] en [verdachte B] op de grond lagen. [verdachte E] heeft [verdachte D] vastgepakt. [verdachte D] bleef [verdachte B] vasthouden in een soort greep op zijn hoofd. [verdachte H] zag dat en greep naar [verdachte D]. [verdachte E] wilde toen [verdachte H] wegduwen. [verdachte E] kreeg toen een trap van [verdachte H] en viel daarbij op zijn rechterheup. [verdachte E] zag toen dat [verdachte F] [verdachte H] een duw gaf. [verdachte E] duwde [verdachte H] met kracht. waardoor [verdachte H] uit balans kwam en op zijn rug terecht kwam. [verdachte E] en [verdachte F] stapten toen naar [verdachte H] toe. [verdachte H] stond niet op maar bleef op zijn rug liggen.90
Door [verdachte F] is verklaard dat tijdens de vechtpartij van [verdachte D] iedereen zich met de vechtpartij begon te bemoeien. Er werd geduwd en getrokken. Het was een chaos. Op een gegeven moment zag [verdachte F] dat de gespierde man dreigend op [verdachte E] afliep. [verdachte F] dacht dat die man [verdachte E] wilde pakken. Hij wilde dit voorkomen en heeft de man met enige kracht weggeduwd. Op dat moment heeft [verdachte E] de man ook geduwd. Door het duwen van [verdachte F] en [verdachte E] viel de gespierde man op de grond.91
Door [getuige A] is verklaard dat de anderen eerst de vechters aanmoedigden en dat ze later tegen elkaar schreeuwden. Volgens [verdachte I] werd hem toen duidelijk dat meer mensen gingen vechten.92 Er was sprake van duwen, trekken en schreeuwen. Er werd op meerdere plaatsen gevochten. Volgens [verdachte I] was hij de enige van de Bosnische groep die zich er niet mee bemoeide.93
Door [verdachte A] is verklaard dat [verdachte D] en de andere jongen door een aantal Turkse jongens uit elkaar werden gehaald toen [verdachte D] had gebeten. Er werd gezegd dat er niet gebeten mocht worden. [verdachte D] werd weggeduwd door een aantal Turkse jongens, waarna [verdachte E] zich er ook mee ging bemoeien.94
Overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen het volgende.
Tussen [verdachte D] en [verdachte B] was sprake van een conflict. Dat conflict was in mei 2011 in een uitgaansgelegenheid ontstaan. Daar is toen verbaal en fysiek geweld aan te pas gekomen. In de weken na dat voorval is het conflict in ernst toegenomen; [verdachte B] heeft een reeks van ernstige bedreigingen geuit aan het adres van [verdachte D]. Uit (onder meer) de verklaringen van [verdachte D] en [verdachte E] en van verdachte zelf blijkt dat verdachte voor het treffen op de bult wist van dit conflict en van de bedreigingen.
Toch is verdachte, met nog vier anderen, meegegaan met [verdachte D] terwijl hij wist dat deze een afspraak had met [verdachte B], eerst naar het schoolplein en later naar de bult. Die afspraak hield in dat er gevochten zou worden tussen [verdachte B] en [verdachte D]. Dat verdachte dit tevoren, voor vertrek richting de afspraak, wist, blijkt uit de verklaring van [verdachte D]. Het wordt ook bevestigd door de verklaring van [verdachte E] die verdachte heeft gezegd thuis te blijven omdat hij geen papieren had.
Zelfs indien verdachte gevolgd zou worden in zijn lezing dat hij bij vertrek van huis nog uitging van "praten", geldt dat verdachte heeft verklaard dat [verdachte D], voor het treffen van beide groepen, tegen hem zei te denken dat er gevochten zou worden. Toen de beide groepen elkaar korte tijd later onder aan de bult troffen, was het volgens verdachtes eigen verklaring duidelijk dat er gevochten zou worden. Daardoor werd ook verdachte onrustig omdat hij dacht aan politie en mogelijke gevolgen voor zijn asielprocedure. Toch is verdachte met de anderen de bult opgelopen, waar het gevecht tussen [verdachte B] en [verdachte D] zou moeten plaatsvinden.
Uit de verklaringen van [verdachte D] en [verdachte E] blijkt dat zij anderen, waaronder verdachte, meenamen om er voor te zorgen dat het "eerlijk" bleef en niet uit de hand liep. [verdachte B] zou namelijk ook mensen meenemen. Voor beide partijen en dus ook voor verdachte was derhalve voorzienbaar dat deze situatie zou kunnen gaan escaleren. Het onder deze omstandigheden meenemen van meerdere personen naar het treffen kan niet anders uitgelegd worden dan dat partijen zich hiermee wilden voorbereiden op een mogelijk groter treffen dan enkel het één tegen één gevecht. Verdachte heeft dit risico door zijn aanwezigheid aldaar bewust voor lief genomen. Daarbij komt tevens dat diverse personen, die door [verdachte B] dan wel [verdachte D] zijn meegenomen, zich voor en tijdens het gevecht actief hebben bemoeid met de confrontatie tussen [verdachte B] en [verdachte D], waardoor de gemoederen nog hoger opliepen. Vooral de verklaring van [getuige A] is in dit verband treffend. Daaruit komt naar voren dat het aanvankelijke aanmoedigen van de vechters door de omstanders, omsloeg in schreeuwen naar elkaar en vervolgens in vechten met elkaar.
Ondanks dit alles heeft verdachte zich niet gedistantieerd van het geheel. Verdachte heeft ondanks deze wetenschap zelf de bewuste keuze gemaakt om mee te gaan naar de locatie waar de beide vechtersbazen en hun aanhang elkaar zouden treffen. Daarbij komt dat verdachte ook een actieve rol heeft gehad in het geheel en zich tijdens het treffen niet ongemoeid heeft gelaten terwijl hij als getalsmatige versterking met [verdachte D] naar het gevecht toe is gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle omstandigheden verdachte deel heeft uitgemaakt van één van de groepen die geweld heeft gepleegd tegen de personen uit de andere groep. Verdachte heeft door de hiervoor omschreven omstandigheden ook een significante bijdrage geleverd aan de ontstane vechtpartij tussen uiteindelijk beide groepen en het daarbij gebruikte geweld. Derhalve kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
Van de passage die betrekking heeft op de aanwezigheid van een pistool tijdens de openlijke geweldpleging zal verdachte net als anderen worden vrijgesproken. Verdachte heeft wel een pistool voorhanden gehad, maar dat pistool heeft in de openlijke geweldpleging als zodanig geen (juridische) rol gespeeld. Op grond van het procesdossier kan niet worden bewezen wie, behalve een onbekend gebleven Bosniër, weet heeft of hebben gehad van de inbreng van een pistool bij het treffen op de bult. Het gebruik van het vuurwapen is wel van belang bij beoordeling van feit 2 primair, de poging doodslag.
Ten aanzien van de feiten 2 (primair poging doodslag) en 3 (wapenbezit)
De rechtbank overweegt als volgt ten aanzien van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag en aan verboden wapenbezit. Daarbij zijn met name van belang de vragen of de kogel die [slachtoffer] heeft verwond afkomstig is uit het wapen dat verdachte in handen heeft gehad, alsmede of verdachte opzettelijk met het vuurwapen een schot heeft gelost of dat het wapen, zoals verdachte stelt, per ongeluk is afgegaan.
Op grond van de volgende bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk en op zeer korte afstand met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van [slachtoffer], die daardoor zeer ernstig gewond is geraakt. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - verboden wapenbezit. Deze oordelen berusten op de volgende overwegingen.
Bewijsmiddelen
Op 4 juni 2011 omstreeks 15:11 uur kwam bij de politie een melding binnen dat er in een bosperceel aan de 2e Loolaan te Doetinchem een man in het hoofd was geschoten. Bij nader onderzoek bleek dat de man, die later bleek te heten [slachtoffer], op genoemde locatie op de grond lag met een schotwond in zijn hoofd. Aan die [slachtoffer] is vervolgens in afwachting van de ambulance eerste hulp verleend, waarna hij in kritieke toestand is overgebracht naar het naastgelegen Slingeland Ziekenhuis te Doetinchem en daarna naar het Medisch Centrum Twente (hierna: MCT) te Enschede.95
Medische en forensische (onderzoeks)gegevens
In het MCT te Enschede is [slachtoffer] vervolgens opgenomen in verband met een penetrerend neurotrauma. Het operatieverslag maakt melding van een inschot mediaal, frontaal met kruit.96 De conclusie van het beeldvormend onderzoek aldaar luidde aldus: "Schotwond met een comminutieve fractuur van het os frontale bij de kogelingang doorlopend tot in de rechter orbita bovenrand. Bij de uitgangswond doorlopend tot in het os parietale rechts. Status na verwijderen kogel met nog altijd fors intraparenchymateus hematoom, diffuse zwelling van het brein en massawerking op de rechter zijventrikel (...)".97
Bij de operatie is een kogel uit het hoofd van [slachtoffer] verwijderd.98
Deze kogel is door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna telkens: NFI) onderzocht. Het bleek te gaan om een nikkelkleurige volmantelkogel met een massa van 4,67 gram³. Gezien die massa en de uiterlijke kenmerken past de kogel het best bij het kaliber 7,65 mm Browning. De kogel past bij patronen van het merk Sellier & Bellot, aldus het NFI.99
Uit het verslag van R. Vink, patholoog van het MCT, (ook wel: het PA-verslag) blijkt dat deze huidstukjes heeft aangetroffen waarbij deels aan het oppervlak wat zwart pigment wordt gezien en die deels aan de rand sterk beschadigd zijn. Of het kruit is kan niet met zekerheid worden gezegd, aldus de patholoog, maar dit lijkt zeer wel mogelijk.100
Tijdens onderzoek op de plaats delict is - onder andere - op een afstand van ongeveer 4,35 meter van de plaats waar [slachtoffer] zou hebben gelegen een huls aangetroffen.101 Er is geen vuurwapen op of rond de plaats delict aangetroffen. De huls is onderzocht door het NFI. De huls was voorzien van het bodemstempel "S&B 7,65 Br". Gezien dit bodemstempel en de afmetingen is de huls van het kaliber 7,65 mm Browning. De letters "S&B" duiden op het munitiemerk Sellier & Bellot. De huls is vermoedelijk verschoten met een semi-automatisch pistool van het kaliber 7,65 Browning. De uiterlijke kenmerken van de (uit het hoofd van [slachtoffer] afkomstige) kogel komen overeen met de kogels die gebruikt worden op de patronen van het merk Sellier & Bellot, zoals dat van de huls. De kogel kan afkomstig zijn uit de huls, aldus het NFI.102
Op basis van (1) bevindingen ten aanzien van enkele foto's die zijn gemaakt van de verwonding op het voorhoofd van [slachtoffer],103 (2) waarnemingen en conclusies die staan beschreven in het zogenaamde PA-verslag en (3) enkele medische gegevens betreffende [slachtoffer] is door het NFI onderzoek gedaan naar de schootsafstand. Het NFI is daarbij tot de volgende conclusies gekomen:
* De bevindingen van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker als de schootsafstand kleiner is dan 5 centimeter dan als de schootsafstand groter dan of gelijk aan 5 centimeter is.
* De bevindingen van het onderzoek zijn waarschijnlijker als de schootsafstand kleiner dan of gelijk is aan 2,5 centimeter dan als de schootsafstand van 2,5 tot en met 5 centimeter is.
* Er kan geen onderscheid gemaakt worden binnen schootsafstanden van 0 tot en met 2,5 centimeter.104
Verklaringen van aanwezigen op de bult
Tijdens het incident zijn verscheidene mensen ter plaatse geweest. Zij hebben, telkens zakelijk weergegeven, onder meer - enkel en alleen voor zover betrekking hebbend op het schietincident op 4 juni 2011 achter het Slingeland Ziekenhuis te Doetinchem - het navolgende verklaard.
[verdachte H] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat er door een bolle, dikke, onverzorgde man met een trainingspak een wapen uit een tasje werd getrokken. Toen hij op de grond lag en bezig was om zich te verdedigen tegen enkele jongens, hoorde hij een knal en zag hij links van hem een jongen neervallen en zag hij ook bloed in de rondte spatten. Na zich omgedraaid te hebben, zag hij een klein mannetje van 1.65 tot 1.70 meter, met donker tot zwart haar, wegrennen. De afstand tussen hem en de neergeschoten jongen bedroeg nog geen meter of anderhalve meter.105 Hij heeft ook gezien dat de kleine man het pistool in zijn handen had en het pistool in zijn richting richtte. Op dat moment is het schot volgens hem al gelost en zag hij de Turkse man links naast hem op de grond liggen.106 Bij het verhoor door de rechter-commissaris strafzaken in deze rechtbank (hierna telkens: de RC) is [verdachte H] min of meer bij zijn verklaringen gebleven en heeft hij op de vraag of hij na de knal daadwerkelijk degene die het pistool in zijn hand had met een pistool in de hand heeft zien staan, nog verklaard dat dat het geval is en dat hij na zich omgedraaid te hebben, hem met gestrekte arm zag staan.
[verdachte I] heeft bij de politie verklaard dat hij opeens een schot hoorde toen hij de vier mannen wilde wegtrekken die zijn oom [verdachte H] aanvielen. Op het moment van het schot hoorde hij gelijk geschreeuw en gegil, hij draaide zich links om en zag links achter hem dat [slachtoffer] daar op de grond viel. Hij zag dat [verdachte A] (verdachte) vlakbij [slachtoffer] in de buurt stond. Hij zag dat [verdachte A] iets in zijn hand had, wat volgens hem een pistool was of iets wat daarop leek. Hij heeft niet gezien dat [verdachte A] heeft geschoten. Tussen het schot en het moment dat hij [verdachte A] zag met het pistool zaten er hooguit drie seconden. Hij hoorde de knal en draaide zich om. Er waren op dat moment geen andere personen bij [verdachte A] in de buurt. [verdachte A] kan het pistool volgens hem niet na het schot van iemand gekregen hebben. Voor het schot heeft hij geen pistool gezien.107 Bij verhoor door de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij op de bult het dichtst bij [slachtoffer] stond en dat hij zag dat [verdachte A] de trekker overhaalde en schoot. Hij zag hem een schietende beweging maken. Hij zag een zwaaiende beweging van [verdachte A] met een pistool in zijn hand en in die zwaaiende beweging hoorde hij een schot. [slachtoffer] viel gewoon boem om. Hij weet niet of [verdachte A] gericht heeft geschoten.
[verdachte G] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte B] en [verdachte D] op de bult gingen vechten. Hij merkte dat [slachtoffer] tijdens het gevecht een woordenwisseling kreeg met een Armeense man en een grote Bosniër. Zij stonden iets buiten de kring om de vechtenden heen. Hij zag dat de Armeen, [slachtoffer] met zijn rechterhand bij de linker bovenarm net boven de biceps vastpakte en hij hoorde hem met harde boze stem zeggen: "wat is jouw probleem". Hij haalde [slachtoffer] en de [verdachte A]iër uit elkaar en nam [slachtoffer] mee naar de andere kant van de groep die om de vechtenden heen stond. Hij zag dat de grote Bosniër met zijn rechterhand achter zijn rug ging en dat hij, toen die hand terug kwam, een pistool vast hield, dat hij schuin omhoog gericht hield. De [verdachte A]iër die vlakbij de Bosniër stond, hield met beide handen de hand vast waarin de Bosniër het wapen hield. [verdachte G] rende toen de bult af en hoorde achter zich een schot en zag op dat zelfde moment [slachtoffer] vallen. Hij heeft niet gezien wie het pistool in de hand had op het moment dat het schot viel.108 Bij het verhoor door de rechter-commissaris heeft hij ontkend op de bewuste dag een wapen in handen van de Bosniër te hebben gezien. Het was een stok, waarvan hij dacht dat het de loop van een geweer was.
[verdachte D] heeft bij de politie verklaard dat hij, net toen hij en [verdachte B] weer uit elkaar waren gehaald terwijl zij aan het vechten waren, een schot hoorde.109 Hij heeft een jongen op de grond zien liggen met een gat in zijn hoofd en er kwam bloed uit zijn mond.110
[verdachte E] heeft bij de politie herhaaldelijk verklaard dat hij, toen [verdachte H] op de grond lag en [verdachte F] begon te duwen, een schot hoorde. Hij draaide zich om en hij zag [verdachte A] met een pistool in zijn hand dat hij toen liet zakken. Hij zag daar die jongen liggen met dat gaatje in zijn hoofd.111 Hij zag dat [verdachte A] en die jongen de enige waren in dat gebiedje.112
Voorts heeft [verdachte E] tot driemaal toe - tussen bovenstaande lezing door - verklaard dat hij [verdachte A] met het wapen heeft zién schieten, te weten:
- "Ik heb verteld dat ik gezien heb dat [verdachte A] iemand neerschoot" (dossierpagina 447);
- "Ik zag [verdachte A] ermee schieten" (dossierpagina 448);
- "Ik heb alleen gezien dat [verdachte A] schoot"(dossierpagina 465).
Om vervolgens ten slotte weer te verklaren dat hij alleen heeft gezien dat [verdachte A] het pistool in zijn hand had, dat liet zakken en met het pistool wegrende.113 Bij het verhoor door de rechter-commissaris is hij min of meer bij deze laatste lezing van het gebeuren gebleven.
[verdachte F] heeft bij de politie verklaard dat hij toen hij en [verdachte E] een gespierde man hadden geduwd, die op de grond viel, ineens een knal hoorde. Toen hij naar rechts keek, zag hij iemand op de grond liggen met een donkere vlek op zijn hoofd en ook bloed. Op het moment dat hij die jongen zag liggen, zag hij ook [verdachte A] staan. Hij zag dat hij wegrende met een donker vuurwapen in zijn hand.114 De afstand tussen [verdachte F] en de man die op de grond lag was ongeveer 4 à 5 meter. [verdachte A] stond hier heel dicht bij.115 Bij het verhoor door de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij het moment van schieten niet heeft gezien. Hij hoorde een knal, draaide zich om en zag [verdachte A] wegrennen. Hij had iets in zijn handen wat hij op een vuurwapen vond lijken. Voor die tijd had hij bij [verdachte A] geen vuurwapen gezien, ook bij niemand anders. Hij heeft niet gezien hoe [verdachte A] aan het wapen kwam.
Verdachte heeft over de gebeurtenissen over het schietincident op 4 juni 2011 te Doetinchem bij de politie als volgt verklaard. Tijdens de vechtpartij zag hij op enig moment een man met een pistool staan met dat pistool recht vooruit. Hij zag dat die persoon het bovenste gedeelte van het wapen naar achteren deed en dat deel weer losliet. Dat gedeelte ging gewoon weer naar voren en bleef niet achteraan staan. De man stelde daarmee het pistool in werking. Binnen twee à vijf seconden pakte hij de hand van de man / dat pistool en boog die naar achteren. Hij greep het pistool uit de hand van de man. Hij liep met het pistool rechts langs de vechtende mensen en was daarbij erg voorzichtig. Het pistool lag op zijn handpalm met de loop tussen zijn duim en wijsvinger door. Zijn duim zat aan de bovenkant van het pistool en het handvat lag ergens bij zijn pink. Hij vouwde zijn handen dicht en zo liep hij ermee weg. Hij kon dus niet schieten op die manier en was dat ook niet van plan. Toen liep hij richting zijn auto. Hij liep weer terug richting de jongens die aan het vechten waren om ze uit elkaar te halen, maar hij had het pistool nog in zijn hand. Hij wilde zo snel mogelijk van het wapen af en besloot het weg te gooien in plaats van het in de auto te leggen. Hij wilde het met zijn rechterhand weggooien door zijn hand / arm naar rechts te zwaaien. Hij wilde dat pistool zover mogelijk weggooien. Op dat moment voelde hij bovenop zijn rechterhand dat hij iets raakte. Hij voelde op dat moment een klap en tegelijkertijd hoorde hij het schot. Hij had niet in de gaten dat het schot van hem kwam en dacht dat er misschien iemand anders aan het schieten was. Iedereen keek naar hem en naast hem zag hij een jongen op zijn rug op de grond liggen. Hij is vervolgens naar de auto gerend. Hij sprong in zijn auto en gooide het pistool vlak naast, achter zijn auto.116 Hij heeft ook verklaard dat niemand anders een pistool had en dat, als hij heeft geschoten, het van dichtbij was.117
Ter terechtzitting en nadien bij het verhoor door de rechter-commissaris heeft hij deze verklaring bevestigd. Hij heeft ter terechtzitting benadrukt dat hij niet heeft gevoeld, dat hij zou hebben geschoten.
Vanaf het negende verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat de man van wie hij het wapen heeft afgepakt [ver[verdachte C] is geweest.118
Ter terechtzitting heeft hij nog verklaard dat [verdachte C] na het pakken van het pistool daarmee begon te zwaaien en het wapen richtte op de groep. Dat leidde ertoe dat mensen begonnen weg te vluchten. Toen hij het wapen had, gingen de mensen weer vechten.
Verdachte heeft herhaaldelijk benadrukt dat het een ongeluk is geweest.
Ter gelegenheid van het verhoor van verdachte door de politie zijn aan hem passages van het verhoor van [verdachte G] voorgehouden. Een deel van die passages van het verhoor van [verdachte G] is hierboven als diens verklaring opgenomen. Die passages hebben betrekking op een onenigheid die [slachtoffer] tijdens het gevecht met verdachte en een grote Bosniër zou hebben gehad. Verdachte heeft over de verklaring van [verdachte G] als volgt verklaard: "Ik ben het eens met wat hij zegt, maar ik heb echt geen probleem gehad met die jongen die beschoten is. Ik ken hem niet eens. Het kan wel zijn dat ik wel iemand geduwd heb en heb vastgepakt, maar verder niet".119 Ter terechtzitting heeft hij desgevraagd ontkend tijdens het gevecht een woordenwisseling met [slachtoffer] te hebben gehad en/of hem te hebben vastgehouden.
Bruikbaarheid verklaringen slachtoffer [slachtoffer]
De verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer] worden door de rechtbank niet voor het bewijs gebruikt, reeds nu door Dr. M. Jelicic (als universitair hoofddocent verbonden aan de Sectie Forensische Psychologie van de Universiteit Maastricht) ten aanzien van diens verklaringen / herinneringen als volgt is geconcludeerd.
Bij [slachtoffer] was op 4 juni 2011 sprake van ernstig, traumatisch, penetrerend schedelhersenletsel. Dergelijk letsel heeft effect op het geheugen. Na het ontwaken zijn patiënten hun herinneringen aan de periode voorafgaand aan het letsel kwijt. Dit geheugenverlies wordt retrograde amnesie genoemd. Aanvankelijk zijn patiënten uren of zelfs dagen voorafgaand aan het letsel kwijt, maar zelfs bij ernstige letsels komen deze herinneringen na verloop van tijd grotendeels weer terug. Alleen de minuten vlak voor het letsel keren niet meer terug. Hiervoor blijft de patiënt een gat in zijn geheugen houden.
Naast een korte periode van retrograde amnesie kan ernstig traumatisch hersenletsel permanente geheugenproblemen tot gevolg hebben. Schade aan de hippocampus en thalamus kan leiden tot permanent onvermogen om nieuwe informatie op te slaan. Bij een beschadiging van de frontale hersengebieden kan een permanent probleem ontstaan in het toetsen van het waarheidsgehalte van opgediste herinneringen. Patiënten met schade aan deze hersenstructuren hebben een vatbaarheid voor geheugenvervorming en pseudoherinneringen.
Naar de mening van Jelicic is het scenario dat [slachtoffer] geen authentieke herinneringen heeft aan het schietincident op 4 juni 2011 veel sterker dan het scenario dat hij zich dit incident echt is gaan herinneren. Vanuit neuropsychologie bezien is het veel onwaarschijnlijker dat zijn retrograde amnesie totaal is opgeklaard. Het is veel aannemelijker dat [slachtoffer], door schade aan zijn voorste hersendelen, informatie over het schietincident aangereikt door zijn vrienden voor echte herinneringen is gaan houden, aldus Jelicic.120
Schotwond [slachtoffer] veroorzaakt door kogel uit wapen in handen van verdachte
Door en namens verdachte is de vraag opgeworpen of de kogel is afgevuurd met het wapen dat verdachte in handen had. Verdachte zegt immers niet gevoeld te hebben dat het wapen afging. Bovendien kan het wapen volgens verdachte niet zijn afgegaan op de manier waarop hij het vasthield en daarna wilde weggooien.
Bij de stukken bevinden zich verklaringen van twee personen, te weten [verdachte E] en [verdachte I], die zeggen daadwerkelijk te hebben gezien dat verdachte op [slachtoffer] heeft geschoten.
[verdachte E] heeft dat meermaals bij de politie verklaard, maar is daar bij de rechter-commissaris op teruggekomen. [verdachte I] heeft op zijn beurt bij de politie eerst verklaard niet te hebben gezien dat verdachte heeft geschoten maar heeft enkele maanden later bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte de trekker overhaalde, dat hij niet weet of hij echt gericht schoot. Hij heeft verdachte een schietende beweging zien maken. Hij zag een zwaaiende beweging van verdachte met een pistool in zijn hand en in die zwaaiende beweging hoorde hij een schot.
Echter, de rechtbank zal beide verklaringen voor zover zij betrekking hebben op het moment van schieten niet bezigen voor het bewijs.
De verklaringen van [verdachte E] op dit punt niet, omdat die niet meer inhouden dan "ik heb verdachte zien schieten", zonder dat vervolgens is doorgevraagd wat verdachte dan exact zou hebben gezien. Bovendien heeft [verdachte E] bij herhaling verklaard, ook bij de politie, dat hij het moment van schieten juist niet gezien heeft, maar het moment kort na schot wel.
Het bovengenoemde deel van de verklaring van [verdachte I] bij de rechter-commissaris wordt door de rechtbank niet gebruikt, omdat de rechtbank eveneens ernstig twijfelt aan de juistheid en betrouwbaarheid daarvan. [verdachte I] heeft immers eerst (kort na het feit) ten overstaan van de politie verklaard dat hij verdachte niet heeft zien schieten. Maanden later verklaart hij echter dat moment wel te hebben gezien.
Op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast:
- tijdens de vechtpartij op de bult heeft verdachte een woordenwisseling gehad met het latere slachtoffer [slachtoffer], waarbij verdachte hem heeft vastgepakt bij de bovenarm en hem met harde, boze stem de woorden: "wat is jouw probleem" heeft toegevoegd;
- tijdens de vechtpartij is door verdachte van één van de Bosnische mannen een wapen gepakt;
- tijdens de vechtpartij hebben meerdere personen één schot horen afgaan;
- direct na het schot valt [slachtoffer] op de grond met een verwonding op/aan zijn voorhoofd;
- verdachte staat als enige in de directe nabijheid van die [slachtoffer] (binnen ongeveer één meter) met een wapen in zijn hand, met een gestrekte arm (zie [verdachte H]) die hij toen liet zakken (zie [verdachte E]);
- de schootsafstand bedroeg hooguit enkele centimeters;
- verdachte is vervolgens met het wapen weggerend en hij heeft zich ontdaan van het wapen;
- [slachtoffer] heeft tengevolge van een schotverwonding aan zijn hoofd ernstig letsel opgelopen;
- bij de operatie is uit het hoofd van [slachtoffer] een kogel van kaliber 7.65 verwijderd;
- op de plaats delict is in de nabijheid van [slachtoffer] een huls aangetroffen;
- vastgesteld is dat de kogel uit de huls afkomstig kan zijn;
- op de plaats delict en/of in de nabijheid daarvan is geen vuurwapen gevonden;
- er is niemand anders gezien die tijdens het treffen op de bult een wapen voorhanden had.
Deze vaststellingen laten geen andere conclusie toe dan dat buiten redelijke twijfel vaststaat, dat [slachtoffer] is verwond door een kogel die afkomstig is van het vuurwapen dat verdachte op dat moment heeft vastgehad. Het verweer van de verdediging dat zulks in twijfel trekt, wordt in zoverre verworpen.
Poging doodslag
De vraag is nu of uit deze vaststellingen óók de conclusie kan worden getrokken dat verdachte het opzet heeft gehad om gericht op [slachtoffer] te schieten. Het woord "richten of gericht" staat weliswaar niet met zoveel woorden in de tenlastelegging, maar het ligt er wel in besloten. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Uit de vorenstaande vaststellingen van de rechtbank, in het bijzonder (1) de waarnemingen van de getuigen [verdachte H] en [verdachte E] direct na het schot over de wijze waarop verdachte zijn arm hield met daarin het vuurwapen, (2) de bevindingen van het NFI over de schootsafstand en (3) de plaats van de schotverwonding midden op het voorhoofd van [slachtoffer], leidt de rechtbank af dat verdachte van heel dichtbij heeft getracht het slachtoffer [slachtoffer], met wie hij kort daarvoor tijdens de vechtpartij een woordenwisseling heeft gehad, te doden. Verdachte heeft met het pistool een schot gelost op luttele centimeters afstand van het voorhoofd van [slachtoffer]. In die gedraging, het gericht en van zeer korte afstand schieten met een vuurwapen op het hoofd van het slachtoffer, ligt het opzet op de dood van [slachtoffer] besloten. [slachtoffer] heeft de schotverwonding overleefd, maar is bijzonder ernstig gewond geraakt.
De rechtbank acht derhalve feit 2 primair, de poging doodslag, bewezen.
In de tenlastelegging is nog de optie opgenomen, dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander zou hebben gepleegd. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel vrij spreken, nu bewijsmiddelen voor het medeplegen van de poging doodslag ontbreken. Verdachte is derhalve alleen verantwoordelijk voor het schietincident als zodanig.
Bespreking verweer verdachte
Verdachte heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een ongeluk.
Het relaas van verdachte komt er op neer dat hij ontkent opzettelijk of gericht te hebben geschoten. Hij heeft het vuurwapen afgepakt om escalatie te voorkomen, wilde het wapen wegbrengen maar keerde om toen hij zag dat er mensen aan het vechten waren. Hij wilde die mensen uit elkaar halen, liep daartoe terug en wilde vervolgens het wapen weggooien alvorens de vechtenden te scheiden.
Het vuurwapen is vervolgens (mogelijk) afgegaan toen hij het op een zodanige manier vasthad, dat hij eigenlijk niet kon schieten. Het pistool lag op zijn handpalm met de loop tussen zijn duim en wijsvinger door. Zijn duim zat aan de bovenkant van het pistool en het handvat lag ergens bij zijn pink. Hij wilde het wapen met zijn rechterhand weggooien door zijn hand / arm - van beneden naar boven - naar rechts te zwaaien, zoals verdachte ter terechtzitting van 21 mei 2012 heeft beschreven en laten zien. Hij wilde dat pistool zover mogelijk weggooien. Op dat moment voelde hij bovenop zijn rechterhand dat hij iets raakte. Hij voelde op dat moment een klap en tegelijkertijd hoorde hij het schot. Hij heeft niet gemerkt dat hij heeft geschoten. Hij heeft [slachtoffer] niet gezien.
De rechtbank begrijpt dat verdachte het wapen aldus naar eigen zeggen vast had op een manier dat het niet af kon gaan; hij zou zijn vinger niet bij de trekker hebben gehad.
De rechtbank vindt het relaas van verdachte niet aannemelijk, om de volgende redenen.
Bij de stukken bevindt zich geen verklaring die bevestigt dat verdachte tussen vechtenden is gekomen om deze te scheiden. Integendeel, uit de verklaring van [verdachte G] en verdachte zelf volgt dat verdachte zich in het conflict heeft gemengd en aan verdere escalatie daarvan heeft bijgedragen, door verbaal agressief richting [slachtoffer] te zijn en hem te vast te pakken.
Verdachte is bovendien weinig concreet wanneer hij beschrijft dat hij terug wil keren om vechtenden uit elkaar te halen; zo weet hij niet om wie het dan ging en wat er gebeurde op het moment toen hij er voor koos het wapen niet weg van de bult te brengen maar om eerst terug te keren.
Evenmin wordt in het dossier bevestigd dat verdachte, toen hij het wapen in handen had, daarmee van de anderen op de bult wegliep. Door géén van de aanwezigen wordt verklaard dat zij verdachte - met het wapen - hebben zien weglopen dan wel teruglopen naar de groep, dit alles voor het schot.
Verdachtes verklaring dat het gevecht tussen de groepen een kort moment stopte toen hij het wapen van [verdachte C] afpakte en dat het weer doorging op het moment dat de mensen zagen dat hij het wapen had, als waren de mensen daardoor gerustgesteld, vindt evenmin steun in enige verklaring.
De rechtbank heeft evenmin buiten redelijke twijfel kunnen vaststellen, dat het [verdachte C] is geweest van wie verdachte het wapen heeft gepakt. In zoverre doet dat ook afbreuk aan het verhaal van verdachte.
Evenmin is een verklaring voorhanden die bevestigt dat verdachte met de door hem beschreven beweging het wapen van zich af heeft willen werpen.
Verder is weinig aannemelijk geworden dat verdachte, toen hij terugliep naar de groep, met het wapen in de hand, [slachtoffer] niet heeft gezien. [slachtoffer] moet namelijk op korte afstand van verdachte hebben gestaan ten tijde van het schot, zoals verdachte zelf ook verklaard heeft. [verdachte H], [verdachte I], [verdachte F] en [verdachte E] hebben verklaard dat verdachte dicht bij [slachtoffer] stond direct na het schot.
De verklaring van [verdachte I] bij de rechter-commissaris dat hij verdachte een zwaaiende beweging heeft zien maken met het pistool in de hand waarbij in die beweging het schot viel (welke verklaring met enige welwillendheid in het door verdachte beschreven scenario zou kunnen passen) en dat hij verdachte de trekker zag overhalen (welke verklaring daarentegen haaks staat op de verklaring van verdachte), heeft de rechtbank op de hiervoor genoemde redenen al als onbetrouwbaar aangemerkt, zodat deze wordt uitgesloten van het bewijs. Deze verklaring kan dus evenmin als steun voor verdachtes relaas dienen.
De door verdachte geschetste toedracht is bovendien strijdig met de waarnemingen van [verdachte H] en [verdachte E] direct na het lossen van het schot. Zij verklaren dat zij verdachte hebben gezien met een gestrekte arm met in zijn hand een wapen dat hij toen liet zakken. Het dossier biedt de rechtbank geen (voldoende) reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van hun verklaringen op dit onderdeel.
Verdachte is met het wapen in zijn hand weggerend, de bult af. In de buurt van zijn auto heeft hij, naar zijn zeggen, het wapen weggegooid. In precieze zin kan verdachte daar weinig over vertellen. Dit acht de rechtbank niet aannemelijk, vooral omdat verdachte gedetailleerd over de andere gebeurtenissen op de bult heeft verklaard.
Bij dit alles komt dat zonder nadere toelichting of onderbouwing, die thans ontbreekt, niet aannemelijk is geworden dat ondanks de door verdachte gestelde wijze van vasthouden van het wapen en het weggooien daarvan, het wapen is afgegaan zonder dat verdachte dit heeft gevoeld en zonder dat bij die klap het wapen uit zijn handen is gevallen.
De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat verdachte opzettelijk en van zeer dichtbij een schot heeft gelost richting (het voorhoofd van) [slachtoffer]. Dit betekent dat de verweren van de verdediging dat aan verdachtes handelen de materiële wederrechtelijkheid heeft ontbroken, dan wel dat verdachte heeft gehandeld in een situatie van noodweer(-exces) of overmacht, worden verworpen, zonder dat die verder dienen te worden besproken. De aan die verweren ten grondslag liggende feiten en omstandigheden acht de rechtbank immers onaannemelijk. Zulks geldt ook ten aanzien van de door de officier van justitie uitdrukkelijke onderbouwde redenering - onder aanneming van de lezing van verdachte - die leidt tot een bewezenverklaring van feit 2 meer subsidiair.
De rechtbank constateert ten slotte - in het bijzonder ten aanzien van feit 3 - dat de verdachte het pistool, na ermee geschoten te hebben, onder zich heeft gehouden en zich ervan heeft ontdaan, door het naar zijn zeggen bij de auto van zich af te gooien. Door aldus te handelen heeft de verdachte het (geladen) wapen voorhanden gehad in strafrechtelijk verwijtbare zin, ook al was dit voor korte tijd. De rechtbank houdt ook ten aanzien van dit feit verdachte alleen verantwoordelijk, omdat zij, anders dan de officier van justitie, van oordeel is dat op grond van het procesdossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat ten aanzien van het bezit van het (geladen) vuurwapen sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking door verdachte met een ander.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 4 juni 2011, te Doetinchem, met anderen, aan de openbare weg, de Tweede Loolaan, op het voor het publiek opengestelde Landgoed Hagen, achter Slingeland
Ziekenhuis, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
[verdachte B], [verdachte G], [verdachte H], [verdachte I], en [slachtoffer],
welk geweld bestond uit:
het meermalen, slaan en/of stompen en/of (met geschoeide voet) schoppen en/of trappen en/of trekken en/of duwen van die [verdachte B] en/of die [verdachte G] en/of die [verdachte H] en/of die [slachtoffer].
2 primair.
hij op 4 juni 2011 te Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met één kogel in het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 4 juni 2011 te Doetinchem, één vuurwapen van de categorie III voorhanden heeft gehad en (daarbij behorende) munitie van categorie III, te weten één, patroon (kaliber 7.65 mm).
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2 primair: poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (het wapen)
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (de munitie).
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de officier van justitie geconcludeerd tot een bewezenverklaring, doch er dient naar zijn oordeel geen (aparte) straf voor dit feit te volgen. Ten aanzien van het onder 1 en het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft de officier van justitie geconcludeerd tot een bewezenverklaring en tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 286 dagen met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft geconcludeerd tot algehele vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en aan betrokkenheid bij een openlijke geweldpleging. Verdachte heeft voorts een (geladen) vuurwapen voorhanden gehad.
Doodslag - en ook een poging daartoe - behoort tot de ernstigste delicten die onze rechtsorde kent. Het recht op leven behoort tot de meest fundamentele rechten die in onze rechtsorde dienen te worden beschermd. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Schokkend is dat verdachte het schot heeft gelost op bijzonder korte afstand van [slachtoffer]; het vuurwapen moet bijna tegen het voorhoofd van [slachtoffer] zijn gehouden. Het is een wonder, en niet aan verdachte te danken, dat [slachtoffer] nog leeft.
[slachtoffer] heeft lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van ernstig en blijvend letsel aan (onder meer) de hersenen, de schedel en een oog, met alle gevolgen van dien. Daarvan ondervindt hij nog steeds last. [slachtoffer] zal ook verder operatief ingrijpen moeten ondergaan. Bovendien leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarvan is ook hier sprake, zoals blijkt uit het schade-onderbouwingsformulier van [slachtoffer].
Het gaat om een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het aan iemand opzettelijk het leven trachten te ontnemen rechtvaardigt een langdurige gevangenisstraf, zowel uit het oogpunt van vergelding als uit speciaal en generaal preventief oogpunt.
De rechtbank rekent het de verdachte voorts zwaar aan dat hij is meegegaan naar een afgesproken vechtpartij, waarbij het voor verdachte en zijn medeverdachten voorzienbaar was dat dit treffen zou escaleren. Deze afgesproken vechtpartij had als doel om een geschil tussen twee medeverdachten "op te lossen". Door partijen is er bewust voor gekozen om dit geschil op een afgelegen plek uit te vechten. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van (geschreven en ongeschreven) regels die er op neer komen dat conflicten op een fatsoenlijke manier worden aangepakt en opgelost. Het is mede aan het handelen van verdachte te wijten dat het treffen volledig is geëscaleerd en een dramatische afloop kent.
Verder, het ongecontroleerde bezit van wapens is bijzonder laakbaar. Het betreft immers voorwerpen waarmee zeer eenvoudig en zonder veel kennis van zaken ernstig letsel kan worden toegebracht, terwijl deze wapens ook voor afdreiging geschikt zijn.
De rechtbank is - alles overwegende - van oordeel dat een langdurige, geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 34.200,72 gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij [verdachte H] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 901,-- gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij [verdachte I] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.500,-- gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] kan worden toegewezen. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] het slachtoffer is geworden van een schietincident waar verdachte in civielrechtelijke zin schuldig aan is. Tevens dient hierbij de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [verdachte H] en [verdachte I] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in hun vordering tot schadevergoeding. Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [verdachte H] heeft de officier van justitie tevens aangevoerd dat de benadeelde partij zichzelf in de conflictsituatie heeft gebracht, wetende dat deze situatie volledig zou kunnen escaleren. Tevens heeft de benadeelde partij zich dusdanig gedragen dat er in civielrechtelijke zin sprake is van medeschuld aan de door de benadeelde partij gestelde schade. Om die reden moet de vordering dan ook worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [verdachte I] heeft de officier van justitie tevens aangevoerd dat de benadeelde partij zichzelf in de conflictsituatie heeft gebracht, wetende dat deze situatie volledig zou kunnen escaleren, derhalve dient de vordering van deze benadeelde partij aanzienlijk te worden gematigd. Anderzijds moet de vordering niet op nihil worden gesteld, aangezien verdachte niet kon vermoeden dat er wapens zouden worden meegenomen, laat staan dat deze gebruikt zouden worden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Hiertoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat de behandeling van deze vordering te ingewikkeld en complex is voor behandeling in het strafproces, onder meer omdat er mogelijk sprake is van een eigen aandeel van de benadeelde partij in het geheel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [verdachte H] en [verdachte I] onder meer op het standpunt gesteld dat deze vorderingen moeten worden afgewezen, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd en beide benadeelde partijen ook een eigen aandeel in het geheel hebben gehad.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij met een pistool in het hoofd is geschoten door verdachte. Verdachtes handelen heeft, zoals hiervoor reeds is beschreven, een grote impact op de benadeelde partij gehad zowel in fysieke als in psychische zin. Dit blijkt genoegzaam uit het schade-onderbouwingsformulier van de benadeelde partij. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de verzochte immateriële schade tot een bedrag van € 15.000,- toewijzen, nu zij dit bedrag alleszins redelijk en billijk acht gelet op de aard en de ernst van het letsel en de ingrijpendheid van de medische behandelingen die de benadeelde partij reeds heeft moeten ondergaan en nog moet ondergaan.
De vordering ter zake van het missen van vier maanden bijstandsuitkering ten bedrage van € 2.639,72 is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd.
De vordering wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 15.000,--. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [verdachte I] en [verdachte H]
De rechtbank zal de benadeelde partijen [verdachte H] en [verdachte I] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, nu een behandeling van de vorderingen naar oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank overweegt hiertoe dat de benadeelde partijen in deze zaak beide ook zijn aangemerkt als verdachte en (mogelijk) een eigen aandeel hebben gehad in de ontstane schade. Tevens overweegt de rechtbank dat de vorderingen, voor zover deze zien op schade veroorzaakt door het schietincident (shockschade), onvoldoende zijn onderbouwd.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 91, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2 primair: poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (het wapen)
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (de munitie);
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 15.000,--, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 15.000,- met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 110 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde [slachtoffer] partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verklaart de benadeelde partij [verdachte H] niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verklaart de benadeelde partij [verdachte I] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Ouweneel en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juni 2012.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0641-2011076318, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team grootschalige opsporing, gesloten en ondertekend op 14 november 2011.
2 Algemeen relaas proces-verbaal, dossierpagina 21
3 Algemeen relaas proces-verbaal, dossierpagina 22
4 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1187
5 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1189
6 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1192
7 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina 2452
8 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina 2453
9 Proces-verbaal van verhoor [verdachte G], dossierpagina 3001
10 Proces-verbaal van verhoor [verdachte G], dossierpagina 646
11 Proces-verbaal van verhoor [verdachte G], dossierpagina 651
12 Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris van [verdachte I] d.d. 13 maart 2012, pagina 10
13 Proces-verbaal van verhoor [verdachte I], dossierpagina 618
14 Proces-verbaal van verhoor [naam B], dossierpagina's 663 en 664
15 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3159
16 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3174
17 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 365
18 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 388
19 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 389
20 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3203
21 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3204
22 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3205
23 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3207
24 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 437
25 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 3272
26 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 3273
27 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 235
28 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 236
29 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1189
30 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1190
31 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3173
32 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 3273
33 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 3274
34 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3206
35 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 235
36 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 236
37 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 237
38 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 240
39 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1191
40 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1192
41 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina 2453
42 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina 2454
43 Proces-verbaal van verhoor [verdachte I], dossierpagina 618
44 Proces-verbaal van verhoor [verdachte I], dossierpagina 619
45 Proces-verbaal van verhoor [verdachte G], dossierpagina 648
46 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3159
47 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3208
48 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3209
49 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 3274
50 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 271
51 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina's 241 en 242
52 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1196
53 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina 2454
54 Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris van [verdachte H] d.d. 16 februari 2012, pagina 3 en 4
55 Proces-verbaal van verhoor [verdachte I], dossierpagina 2460
56 Proces-verbaal van verhoor [verdachte I], dossierpagina 619
57 Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris van [verdachte I] d.d. 13 maart 2012, pagina 10
58 Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris van [verdachte G] d.d. 13 maart 2012, pagina 7
59 Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris van [naam B] d.d. 13 maart 2012, pagina 3 en 4
60 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3159
61 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3175
62 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3217
63 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 3275
64 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 3285
65 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 243
66 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1196
67 Proces-verbaal van verhoor [verdachte B], dossierpagina 1197
68 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina 2454
69 Proces-verbaal van verhoor [verdachte I], dossierpagina 619
70 Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris van [verdachte I] d.d. 13 maart 2012, pagina 10
71 Proces-verbaal van verhoor [verdachte G], dossierpagina 1131
72 Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris van [verdachte G] d.d. 13 maart 2012, pagina 7
73 Proces-verbaal van verhoor [getuige A], dossierpagina 684
74 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3159
75 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3176
76 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3218
77 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 243
78 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 244
79 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina 2454
80 Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris van [verdachte H] d.d. 16 februari 2012, pagina 3
81 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina 2455
82 Proces-verbaal van verhoor [verdachte I], dossierpagina 619
83 Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris van [verdachte I] d.d. 13 maart 2012, pagina 10
84 Proces-verbaal van verhoor [verdachte G], dossierpagina 1131
85 Proces-verbaal van verhoor [verdachte G], dossierpagina 1132
86 Proces-verbaal van verhoor [verdachte G], dossierpagina 648
87 Uitwerking tapgesprek d.d. 5 juni 2011, dossierpagina 3929
88 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3175
89 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 3176
90 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 3218
91 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 3275
92 Proces-verbaal van verhoor [getuige A], dossierpagina 2885
93 Proces-verbaal van verhoor [getuige A], dossierpagina 2126
94 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 244
95 Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, dossierpagina 4424
96 Operatieverslag neurochirurgie d.d. 4 juni 2011, schriftelijk bescheid, dossierpagina 4528
97 Brief van M. van der Lugt, arts-assistent interne geneeskunde en drs. H. Hom, intensivist, betreffende patiënt [slachtoffer], d.d. 10 juni 2011, schriftelijk bescheid, dossierpagina 4515
98 Relaas proces-verbaal forensisch onderzoek, dossierpagina 4398, Operatieverslag neurochirurgie d.d. 4 juni 2011, schriftelijk bescheid, dossierpagina 4513 en proces-verbaal ontvangst kogel, dossierpagina's 4474 en 4475
99 Rapport munitieonderzoek NFI d.d. 12 augustus 2011, dossierpagina's 4797 t/m 4802
100 Verslag patholoog d.d. 6 juni 2011, dossierpagina 4530
101 Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, dossierpagina's 4432 en relaas proces-verbaal forensisch onderzoek, dossierpagina 4397
102 Rapport munitieonderzoek NFI d.d. 12 augustus 2011, dossierpagina's 4797 t/m 4802
103 Letselfoto's slachtoffer [slachtoffer], dossierpagina's 4533, 4534, 4539 en 4540
104 Rapport schotrestonderzoek NFI d.d. 21 oktober 2011, dossierpagina's 4860 t/m 4864
105 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina's 581 t/m 583
106 Proces-verbaal van verhoor [verdachte H], dossierpagina 1148
107 Proces-verbaal van verhoor [verdachte I], dossierpagina's 619 t/m 621
108 Proces-verbaal van verhoor [verdachte G], dossierpagina's 647 en 648
109 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 377
110 Proces-verbaal van verhoor [verdachte D], dossierpagina 373
111 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 436
112 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 444
113 Proces-verbaal van verhoor [verdachte E], dossierpagina 477
114 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 526
115 Proces-verbaal van verhoor [verdachte F], dossierpagina 537
116 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina's 244 t/m 246 en ter terechtzitting 21 mei 2012
117 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 324
118 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 327
119 Proces-verbaal van verhoor [verdachte A], dossierpagina 284
120 Deskundigenrapport van dr. M. Jelicic d.d. 22 februari 2012