RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/940066-11
Uitspraakdatum 20 juni 2012
Tegenspraak / dip - oip
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1977],
wonende te [adres].
Raadsvrouw: mr. Frerix, advocaat te Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
18 mei 2011, 26 juli 2011, 18 oktober 2011, 13 januari 2012, 29 februari 2012 en, na een tussenbeslissing op 14 maart 2012, op 6 juni 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 februari 2011, te Aalten, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat
-verdachte de winkel van de [winkel] is binnen gelopen en/of
-een pistool, althans een wapen, uit zijn kleding heeft gepakt en/of
-(daarbij) meerdere keren, althans eenmaal, heeft geroepen "Dit is een
overval, allemaal de winkel uit", althans woorden van soortgelijke aard of
strekking en/of
-zijn armen heeft gestrekt met dat pistool, althans dat wapen, in zijn hand
en/of
-met dat pistool, althans dat wapen, in zijn handen naar links en naar rechts
heeft gezwaaid, althans en/of
-het pistool op die [slachtoffer A] heeft gericht, althans in de richting van die
[slachtoffer A], die de winkel reeds had verlaten, heeft gehouden en/of
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer A], heeft gezegd "Terugkomen jij", althans
woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-op dwingende toon tegen die [slachtoffer A] heeft gezegd "Doe die kassa open" en/of
dat ze de bankbiljetten, althans geld, uit de kassa('s) moest halen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 07 februari 2011, te Aalten, met het oogmerk om zich en/of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
-verdachte de winkel van de [winkel] is binnen gelopen en/of
-een pistool, althans een wapen, uit zijn kleding heeft gepakt en/of
-(daarbij) meerdere keren, althans eenmaal, heeft geroepen "Dit is een
overval, allemaal de winkel uit", althans woorden van soortgelijke aard of
strekking en/of
-zijn armen heeft gestrekt met dat pistool, althans dat wapen, in zijn hand
en/of
-met dat pistool, althans dat wapen, in zijn handen naar links en naar rechts
heeft gezwaaid, althans en/of
-het pistool op die [slachtoffer A] heeft gericht, althans in de richting van die
[slachtoffer A], die de winkel reeds had verlaten, heeft gehouden en/of
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer A], heeft gezegd "Terugkomen jij", althans
woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-op dwingende toon tegen die [slachtoffer A] heeft gezegd "Doe die kassa open" en/of
dat ze de bankbiljetten, althans geld, uit de kassa('s) moest halen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 07 februari 2011, te Aalten, opzettelijk [slachtoffer A]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
opzettelijk wederrechtelijk een pistool, althans een wapen, op die [slachtoffer A]
heeft gericht, althans in de richting van die [slachtoffer A], die de winkel reeds
had verlaten, heeft gehouden en/of
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer A], heeft gezegd "Terugkomen jij", althans
woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-met die [slachtoffer A] naar de kassa('s ) is gelopen en/of
-die [slachtoffer A] heeft meegenomen naar het magazijn- en/of kantoorgedeelte van de
winkel en/of
-de deur van dat gedeelte heeft dichtgedaan en/of in de buurt van die deur is
blijven staan en/of die [slachtoffer A] in het magazijn- en/of kantoorgedeelte van de
winkel heeft (vast)gehouden;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 07 februari 2011, te Aalten, [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of een of meer andere perso(o)n(en) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend een
pistool, althans een wapen, gericht op voornoemd(e) perso(o)n(en) en/of
(daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Wegwezen allemaal, dit is een
overval", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Vaststaande feiten / aanleiding tot het onderzoek.
Aanleiding voor het onderzoek2 was een melding bij de meldkamer van de politie op 7 februari 2011 te 16.32 uur dat er een overval gaande was bij de [winkel] te Aalten aan de [adres]. Er liep een man met een pistool in de zaak en er was een personeelslid in de zaak. Door de meldkamer werden verschillende politie-eenheden ter plaatse gestuurd.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Volgens de raadsvrouw ontbreekt het oogmerk terzake van zowel het onder 1 primair als subsidiair ten laste gelegde, zodat daarvoor vrijspraak dient te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair (diefstal met geweld)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld zoals tenlastegelegd onder feit 1 primair. Daartoe is van belang dat uit de verklaringen van verdachte3 en aangeefster [slachtoffer A]4 blijkt dat [slachtoffer A] (onder bedreiging met een wapen) geld uit de kassa's aan verdachte heeft afgegeven.
Om die reden dient in zoverre vrijspraak te volgen van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Feit 1 subsidiair (afpersing)
Volgens de raadsvrouw ontbreekt het oogmerk, naar de rechtbank begrijpt, zowel ten aanzien van de wederrechtelijke bevoordeling als ten aanzien van het geweld. Verdachte was niet geïnteresseerd in het geld; hij wilde opgepakt en opgesloten worden.
Volgens de officier van justitie is het oogmerk aanwezig omdat het handelen van verdachte zag op het verkrijgen van het geld, wat hem ook lukte.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Het uiteindelijke doel dat verdachte naar zijn zeggen wilde bereiken met het plegen van de overval, namelijk opgepakt en opgesloten worden zodat hij veilig was voor zijn achtervolgers, dient niet verward te worden met het oogmerk dat verdachte ten tijde van het plegen van de overval had. Met woord en gebaar, ondersteund met een wapen, heeft verdachte duidelijk gemaakt dat hij geld wilde en dat geld aan hem moest worden afgegeven. In de motieven van verdachte, namelijk dat hij door het plegen van een strafbaar feit als deze overval opgepakt wilde worden, ligt het oogmerk op de bevoordeling, ook al heeft de toestand van bevoordeling kort geduurd, en het geweld besloten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan (afpersing). Daartoe wordt het volgende overwogen.
Aangeefster [slachtoffer A], verkoopmedewerkster bij de [winkel] te Aalten, was op maandag 7 februari 2011 aan het werk toen ze een mannenstem hoorde die hard en meerdere keren schreeuwde "Dit is een overval, allemaal de winkel uit". Er waren toen een stuk of acht klanten in de winkel. De man had een pistool in zijn hand. Hij strekte zijn arm en richtte dat pistool de winkel in; hij bewoog zijn arm van links naar rechts. Er waren toen meerdere klanten in de winkel. Toen aangeefster buiten was richtte de overvaller het pistool met gestrekte arm naar haar, hij gebaarde naar haar en zei iets als "Terugkomen jij". Aangeefster was bang en angstig en deed wat hij haar opdroeg. Ze is de winkel ingelopen richting de kassa. De overvaller zei op een dwingende manier dat ze de kassa open moest doen. Toen ze vroeg of ze het geld in een tasje moest doen, zei de overvaller "ja doe maar". Ook uit een andere kassa heeft aangeefster geld gepakt en in het tasje gedaan. Daarna gaf ze het tasje aan de overvaller. Nadat aangeefster 112 gebeld had, zei de overvaller tegen haar "laten we naar achteren gaan", waarna ze richting het kantoor en -magazijngedeelte zijn gelopen.5
Volgens getuige [slachtoffer C] haalde de overvaller uit een zak van zijn trui een pistool.6
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek blijkt dat het tasje met bankbiljetten is aangetroffen in het magazijn naast het kantoorgedeelte7.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting8 bekend dat hij op 7 februari 2011 in Aalten een overval heeft gepleegd op de [winkel].
Feit 2 (vrijheidsberoving) en feit 3 (bedreiging)
Aangezien verdachte het hem ten laste gelegde onder 2 en 3 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsvrouw zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal in dit vonnis worden volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting9 een bekennende verklaring afgelegd. Daarnaast zijn voor het bewijs voorhanden de aangifte van [slachtoffer A]10, de verklaring van [slachtoffer C]11, de verklaring van [slachtoffer B]12, het relaas van verbalisant [verbalisant]13, het relaas van verbalisant [verbalisant]14.
De rechtbank komt op grond van het voorstaande tot de volgende bewezenverklaring.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 7 februari 2011, te Aalten, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [winkel], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
-verdachte de winkel van de [winkel] is binnen gelopen en
-een pistool uit zijn kleding heeft gepakt en
-meerdere keren heeft geroepen "Dit is een overval, allemaal de winkel uit", althans woorden van soortgelijke aard of strekking en
-zijn armen heeft gestrekt met dat pistool in zijn hand en
-met dat pistool in zijn handen naar links en naar rechts heeft gezwaaid en
-het pistool op die [slachtoffer A] heeft gericht, die de winkel reeds had verlaten en
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer A], heeft gezegd "Terugkomen jij", en
-op dwingende toon tegen die [slachtoffer A] heeft gezegd "Doe die kassa open" en
dat ze de bankbiljetten, althans geld, uit de kassa('s) moest halen;
hij op 7 februari 2011, te Aalten, opzettelijk [slachtoffer A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, doordat hij opzettelijk wederrechtelijk een pistool op die [slachtoffer A] heeft gericht, die de winkel reeds had verlaten en
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer A], heeft gezegd "Terugkomen jij",en
-met die [slachtoffer A] naar de kassa('s) is gelopen en
-die [slachtoffer A] heeft meegenomen naar het magazijn- en kantoorgedeelte van de winkel en
-de deur van dat gedeelte heeft dichtgedaan en in de buurt van die deur is blijven staan en die [slachtoffer A] in het magazijn- en kantoorgedeelte van de winkel heeft (vast)gehouden;
hij op 7 februari 2011, te Aalten, [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C] en andere personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend een pistool gericht op voornoemde personen en
(daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Wegwezen allemaal, dit is een
overval", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 subsidiair: afpersing;
Feit 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben aangevoerd dat verdachte niet strafbaar is omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn. De raadsvrouw heeft daarbij de vraag opgeworpen of er daarnaast of in plaats daarvan sprake is van psychische overmacht.
Over verdachte is een multidisciplinair rapport gedateerd 23 februari 2012 opgemaakt door de psychiater drs. T. Zandi en de psycholoog drs. G.M. Jansen, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, te Utrecht.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende eensluidende conclusies van deze deskundigen komt naar voren - op basis van de observaties op de afdeling alsmede op basis van de informatie uit het milieurapport en dossiergegevens (verdachte heeft namelijk geweigerd om mee te werken aan het onderzoek) - dat bij verdachte sprake is van een al jaren durend psychotisch toestandsbeeld. Dit toestandsbeeld vertoont aanwijzingen voor een waanstoornis, stoornissen in de vorm van het denken, achterdocht die samen met mentale desorganisatie in de vorm van vreemd en chaotisch gedrag kan gaan, maar ook angst voor wat er voor zijn gevoel om hem heen gebeurt.
De deskundigen concluderen dat betrokkene lijdt aan een reeds jaren bestaande ziekelijke
stoornis van de geestvermogens in de vorm van een waanstoornis. De mate van psychotische
ontregeling ten tijde van het ten laste gelegde is niet precies te reconstrueren. Dit hangt
samen met de in ernst en omvang fluctuerende psychotische symptomatologie, de beperkingen in de beschikbare dossierinformatie en de geringe informatie die verdachte zelf hierover heeft gegeven. Dat aan de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - een psychotisch motief ten grondslag heeft gelegen is desondanks zeer waarschijnlijk. Verdachte was al geruime tijd achterdochtig en angstig, ook richting zijn vriendin. Hij heeft meerdere malen via aangifte bij de politie duidelijk aangegeven hoe bang hij is. Er zijn sterke aanwijzingen dat verdachte voorafgaand aan het tenlastegelegde in verhoogd
alerte, ernstig paranoïde toestand verkeerde en doodsbang voor zijn leven was.
Gezien dit ernstig ontregelende ziektebeeld met grove vertekeningen van de realiteit en heftige paranoïde angsten, en gezien het chronische karakter daarvan, wordt geadviseerd om verdachte voor het hem tenlastegelegde, indien bewezen, volledig ontoerekeningsvatbaar te achten.
Ter terechtzitting van 6 juni 2012 heeft de deskundige Jansen voormeld toegelicht dat en waarom de keuzes die verdachte heeft danwel lijkt te hebben gemaakt en zijn gedragingen in de korte periode voor de tenlastegelegde feiten, zoals het aankondigen van het plegen van een strafbaar feit en het uitstellen van de overval omdat er kinderen in de winkel waren, dienen te worden verklaard vanuit de vastgestelde waanstoornis.
Gelet op de beschouwingen van de deskundigen en de indruk die de rechtbank zichzelf heeft gevormd tijdens het onderzoek ter terechtzitting kan de rechtbank zich verenigen met de conclusie dat bij verdachte sprake is van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank neemt die conclusie over. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Bij deze stand van zaken behoeft de door de raadsvrouw opgeworpen vraag met betrekking tot de psychische overmacht geen bespreking meer.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft, gelet op voormeld advies van het PBC, gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat hem op de voet van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar zal worden opgelegd.
Door de raadsvrouw is de vraag opgeworpen of aan het gevaarscriterium is voldaan.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een roofoverval op een winkel. Verdachte is op klaarlichte dag met een wapen de winkel binnengegaan. Hij heeft dat wapen ook gebruikt richting personeel en klanten. Dat is zeer bedreigend geweest. Verdachte heeft de winkelmedewerkster met het pistool gedwongen terug te komen, de winkel in, om geld aan hem af te geven. Vervolgens heeft hij, terwijl hij nog steeds gewapend was, deze medewerkster meegenomen naar een kantoor achter in de winkel, waar verdachte de verdere ontwikkelingen (waaronder de komst van de politie) heeft afgewacht. Daardoor is grote onduidelijkheid en onzekerheid over het lot van de gegijzelde winkelmedewerkster ontstaan en ernstige zorg over de goede afloop van deze overval. De ervaring leert dat slachtoffers van geweldsfeiten als deze daarvan nog lange tijd de gevolgen ondervinden.
Op de justitiële documentatie van verdachte zijn geweldsgerelateerde feiten te zien, maar deze zijn van wat oudere (pleeg)datum.
Door de reclassering is in het rapport 9 februari 2011 het recidiverisico als hoog ingeschat.
Nadere rapportage door de reclassering is niet opgemaakt.
Uit het over verdachte uitgebrachte multidisciplinaire rapport van 23 februari 2012 volgt onder meer:
"Het ten laste gelegde hangt dus vooral samen met de paranoïde psychotische aspecten van
betrokkenes waanideeën , achterdocht en angst voor zijn leven. Tijdens het ten laste
gelegde, indien bewezen, zijn er geen duidelijke aanwijzingen voor agressie, hij houdt rekening met zijn slachtoffers. Betrokkene toont zich enigszins verantwoordelijk voor wat hij
gedaan heeft, ondanks het feit dat hij erbij zegt geen andere keuze gehad te hebben om
zichzelf te beschermen.
Hoewel er niet volledig zicht is ontstaan op de inhoud van zijn (paranoïde psychotische)
belevingswereld, kan op grond van het bovenstaande niet met zekerheid worden gesteld dat
zijn paranoia - indien onbehandeld - zich niet zal herhalen. Hij lijkt het ten laste gelegde als
ego-dystoon (niet bij hem passend) te ervaren. Het recidivegevaar is daarom niet optimaal in
te schatten. Degene met wie hij al geruime tijd een complexe, conflictbeladen relatie heeft
gehad is er nog altijd. Wel kan gesteld worden dat betrokkene tot op heden
de confrontatie met zijn vermeende belager niet heeft opgezocht, maar vanuit zijn paranoïde
angst vooral op de vlucht gaat. Dit geldt naar verwachting a fortiori wanneer zijn mogelijke
paranoïde geladenheid optreedt in een minder gestructureerde en begrenzende omgeving
en zonder medicamenteuze behandeling en zonder begeleidend steunsysteem.
Over het ziektebeeld van betrokkene is bekend dat dit in principe moeilijk behandelbaar is
mits (de rechtbank begrijpt: tenzij) een goede begeleiding, een duidelijke structuur en eventueel medicatie gewaarborgd zijn. Aangezien een mogelijk recidivegevaar sterk samenhangt met de genoemde paranoïde gekleurde psychotische belevingswereld, zou dit gevaar, hand in hand met het behandelsucces, sterk teruggedrongen kunnen worden. Dit is momenteel - aangezien er nog geen behandelervaring met betrokkene is opgedaan - echter slecht in te schatten. Betrokkene heeft eerder geen psychiatrische behandeling gehad.
Het gevaar voor incidenten kan - teneinde het met de stoornis samenhangende recidiverisico
of gevaar te verminderen - naar onze mening afdoende bestreden worden met het gebruik
van medicatie, een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis met de maximum
duur van één jaar (in het kader van artikel 37 Sr) met als doel hem via behandeling en
begeleiding van de GGZ en aansluitend onder toezicht van de reclassering, duidelijk structuur te bieden".
Ter terechtzitting van 6 juni 2012 heeft de deskundige Jansen voormeld verklaard dat in het geval binnen een strafrechtelijk kader geen rol voor de reclassering is weggelegd, de verwachting is dat het gevaars- en recidiverisico niettemin afdoende kan worden bestreden op voormelde wijze, mede gelet op de behandelbereidheid van verdachte.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan het gevaarscriterium voldaan nu uit voormelde rapportage blijkt dat (mogelijk) recidivegevaar samenhangt met de (onder meer medicamenteuze) behandeling van verdachtes chronische ziektebeeld.
Nu bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, zodanig dat hem de bewezen verklaarde feiten niet kunnen worden toegerekend, en nu verdachte, gezien de bewezen verklaarde feiten en de bevindingen uit voormelde rapportage, gevaarlijk is voor anderen of de algemene veiligheid van personen zal de rechtbank het advies van de gedragsdeskundigen over nemen. De rechtbank zal derhalve beslissen dat verdachte zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van een jaar.
In beslag genomen voorwerpen
Tijdens het onderzoek is een aantal voorwerpen aangetroffen en in beslag genomen, te weten: een (gas)pistool, kleur zwart, merk Reck model PP, 9 mm, PTB nummer 765, een zwarte (bivak)muts en een visitekaartje van de [winkel].
Door de officier van justitie heeft verzocht het pistool en de bivakmuts te onttrekken aan het verkeer.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal het in beslag genomen en nog niet teruggegeven pistool alsmede de (bivak)muts, met behulp waarvan het onder 1 subsidiair en/of 2 en/of 3 bewezenverklaarde is begaan, onttrekken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Het visitekaartje zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van €129,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. Het bedrag ziet op door de benadeelde gemaakte telefoonkosten.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering integraal toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal de gevorderde schade integraal toewijzen, nu zij dit bedrag alleszins redelijk en billijk acht.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De oplegging van deze maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37, 57, 317, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde onder 1 primair heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Feit 1 subsidiair: afpersing;
Feit 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
* gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feiten 1 subsidiair, 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], van een bedrag van € 129,- vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 129,- met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* onttrekt aan het verkeer het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- pistool,
- (bivak)muts,
- visitekaartje.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Van der Hooft en O.E. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van Bosch, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juni 2012.
Mr. De Jong is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr.2011017539 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District Achterhoek, gedateerd 6 april 2011, opgemaakt door verbalisant brigadier [verbalisant] (voor zover niet anders is vermeld)
2 Stamproces-verbaal, dossierpag. 6
3 Verklaring verdachte, proces-verbaal terechtzitting van 29 februari 2012
4 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpag. 90-91
5 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpag. 88, 89, 90, 91 en 92
6 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer C], doorgenummerde dossierpag. 372, 373
7 Proces-verbaal sporenonderzoek, relaas brigadier [verbalisant], doorgenummerde dossierpag. 105
8 Verklaring verdachte, proces-verbaal terechtzittingen van 29 februari 2012 en 6 juni 2012
9 Verklaring verdachte, proces-verbaal terechtzitting van 29 februari 2012 en 6 juni 2012
10 Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpag. 88, 89, 90, 91 en 92
11 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer C], doorgenummerde dossierpag. 372, 373
12 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], doorgenummerde dossierpag. 375, 376
13 Proces-verbaal sporenonderzoek, relaas brigadier [verbalisant], doorgenummerde dossierpag. 103-105
14 Proces-verbaal, relaas hoofdagent [verbalisant], doorgenummerde dossierpag. 119, 120