ECLI:NL:RBZUT:2012:BW9618

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950343-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van der Mei
  • mr. Vrieze
  • mr. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overvallen en veroordeling voor heling van fietsen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van vier gewapende overvallen in Apeldoorn en heling van fietsen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overvallen, omdat er onvoldoende bewijs was om hem hiervoor te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de camerabeelden en getuigenverklaringen niet voldoende waren om de verdachte als dader aan te wijzen. Er waren wel overeenkomsten in signalementen en modus operandi, maar ook significante verschillen die de rechtbank deden twijfelen aan de schuld van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de bewijswaarde van de beschikbare bewijsmiddelen te beperkt was om tot een veroordeling te komen.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan heling van fietsen. Hij had in de periode van 31 mei 2011 tot en met 12 juli 2011 verschillende fietsen verworven, terwijl hij wist dat deze door misdrijf verkregen waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op voor deze heling, waarbij rekening werd gehouden met het strafblad van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door te handelen als heler, een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand hield. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, voor zover deze nog niet waren teruggegeven, en onttrok de inbeslaggenomen (imitatie-)vuurwapens en munitie aan het verkeer. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor de overvallen werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950343-11
Uitspraak d.d.: 27 juni 2012
tegenspraak / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970 te plaats],
wonende te [adres]
ten tijde van de terechtzitting van 13 juni 2012 gedetineerd in HvB Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Raadsman: mr. Zevenboom, advocaat te Almere.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2012.
De tenlastelegging
Nadat op de terechtzitting van 28 februari 2012 de tenlastelegging ten aanzien van feit 5 was gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2010 te Apeldoorn, in een winkel [winkel] aan
het [adres A] aldaar, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer A] heeft gericht, althans heeft
getoond, en/of die [slachtoffer A] mondeling dreigend heeft toegevoegd "geef al je geld
af...maak de lade open en geef me alles wat er in zit...geef al het geld want
ik schiet echt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2011 te Apeldoorn, in cafétaria [cafetaria] aan
de [adres B] aldaar, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer B] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C] en/of
cafétaria [cafetaria], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer B] heeft gericht, althans heeft getoond, en/of die [slachtoffer B] mondeling
dreigend heeft toegevoegd "pak het briefgeld uit de kassa", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 januari 2011 te Apeldoorn, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in tankstation [tankstation] aan de [adres C] aldaar
uit de kassa heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D] en/of [tankstation],in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer E]
heeft gericht, althans heeft getoond, en/of die [slachtoffer E] mondeling dreigend
heeft toegevoegd "al het papiergeld, vlug", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 21 april 2011 te Apeldoorn, in cafétaria [cafetaria] aan
de [adres D] aldaar, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer F] en/of [slachtoffer G] heeft gedwongen tot de afgifte van een
geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer H] en/of cafétaria [cafetaria], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G] heeft gericht,
althans heeft getoond, en/of die [slachtoffer F] mondeling dreigend heeft
toegevoegd "jij gaat nu daar heen", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking, waarbij verdachte een wijzend gebaar naar de keuken maakte,
en/of een tas op de toonbank heeft gelegd en/of die [slachtoffer G] mondeling
dreigend heeft toegevoegd "doe hier papiergeld in, nu...doe je papiergeld in
de tas, ik heb pi(e)pa", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, zijnde "pipa" straattaal voor een pistool en/of vuurwapen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 mei 2011
t/m 12 juli 2011 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, (telkens) één of
meer fiets(en) (een Gazelle Toulouse en/of een Gazelle Chamonix en/of een
Montego en/of een of meer andere fiets(en)) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die fiets(en) (telkens) wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 11 juni 2011 te Apeldoorn met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (dames-)fiets (Gazelle
Toulouse), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer I], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming(forceren/verbreken van een of meer
slot(en) van die fiets)
EN/OF TEVENS
hij op of omstreeks 22 juni 2011 te Apeldoorn met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (dames-)fiets (Gazelle
Chamonix), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer J], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming(forceren/verbreken van een slot van die
fiets);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
In de periode van oktober 2010 tot en met april 2011 is in en rond het centrum van Apeldoorn een reeks gewapende overvallen gepleegd. Naar aanleiding van deze overvallen is door de recherche een onderzoek gestart, genaamd "Keeshond". Uit de verklaringen van aangevers en getuigen, bleek dat het signalement van de dader en de modus operandi opvallende overeenkomsten hadden, waardoor het vermoeden ontstond dat deze overvallen mogelijk door één dader zouden kunnen zijn gepleegd.
Op 28 april 2011 kwam informatie van de CIE (Criminele Inlichtingen Eenheid) van de politie binnen2 dat [verdachte] deze overvallen pleegde om aan geld te komen. Uit (niet) stelselmatige observaties bleek dat [verdachte] als verdachte van de overvallen kon worden aangemerkt3.
In de loop van het onderzoek viel het bij het uitluisteren van getapte telefoongesprekken op, dat deze verdachte ook met regelmaat fietsen te koop aanbood. Op 13 juli 2012 is verdachte buiten heterdaad in opdracht van de officier van justitie in zijn woning aangehouden en zijn aansluitend bij een doorzoeking in de woning en kelderbox van verdachte kleding, schoenen, een stoffen tasje, munitie en twee imitatie-vuurwapens inbeslaggenomen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten.
Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen uitvoerig opgesomd en toegelicht, waarbij de officier van justitie met betrekking tot de onder 1-4 tenlastegelegde feiten een beroep heeft gedaan op schakelbewijs.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is met betrekking tot de feiten 1-4 vrijspraak bepleit. Door de raadsman is kort samengevat aangevoerd dat verdachte ontkent de overvallen gepleegd te hebben en dat de door de politie en het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) gemaakte vergelijkingsanalyses en de bewijsmiddelen in samenhang bezien onvoldoende zijn om verdachte als dader van de overvallen aan te merken. Met betrekking tot feit 5 heeft verdachte de heling van fietsen bekend en heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak voor de feiten 1-4 (de overvallen)
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de vier overvallen heeft gepleegd. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
Verdachte wordt verdacht van vier overvallen.
Van deze overvallen zijn camerabeelden beschikbaar. Op die camerabeelden kan de dader niet worden herkend.
Wel komt uit de camerabeelden naar voren dat er overeenkomsten lijken te bestaan met betrekking tot de door de dader gedragen kleding en/of gebruikte voorwerpen (een tasje, een (nep)pistool) bij de verschillende tenlastegelegde overvallen. Ook uit de door getuigen gegeven signalementen vallen overeenkomsten met betrekking tot bijvoorbeeld het postuur en houding van de dader op, maar er zijn ook verschillen.
Op een aantal punten past de verdachte in de gegeven signalementen, maar dat geldt niet over de gehele linie.
De camerabeelden - welke het NFI, mede gelet op de beperkte resolutie, niet heeft kunnen verbeteren - en de gegeven getuigenverklaringen alleen, vormen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs om verdachte te veroordelen voor de vier aan hem tenlastegelegde overvallen.
De vraag is vervolgens of er meer of ander (belastend dan wel ontlastend) bewijsmateriaal is. Daarbij spelen de bij verdachte aangetroffen jas en tas een rol, alsmede een schoenspoor en telefoongegevens.
Bij verdachte zijn onder meer inbeslaggenomen een donkerkleurig stoffen tasje met witte opdruk van een wereldbol en een zwart Agu jack met een lichte horizontale streep op de rug. Door het NFI is een vergelijkend beeldonderzoek verricht naar deze in beslag genomen voorwerpen en de camerabeelden van een aantal van de verschillende overvallen.
In zijn rapport van 24 april 2012 concludeert het NFI onder meer het volgende:
1. De bevindingen van het onderzoek met name wat betreft de vorm en kenmerken van het jack zijn waarschijnlijker, als het jack afgebeeld in de videobeelden van de overval op [tankstation] (feit 3) en [cafetaria] [adres D] (feit 4) in algemene kenmerken overeenkomt met het onder verdachte in beslaggenomen jack dan wanneer dat niet zo is.
2. De bevindingen van het onderzoek met name wat betreft de vorm en kenmerken van de opdruk op de tas zijn waarschijnlijker, als de tas afgebeeld in de videobeelden van de overval op [winkel] (feit 1), [cafetaria] [adres B] (feit 2) en [tankstation] (feit 3) in algemene kenmerken overeenkomt met het onder verdachte in beslaggenomen tas dan wanneer dat niet zo is.
Om duidelijk te maken welke betekenis aan deze conclusies moet worden toegekend, heeft het NFI voorts overwogen: Bij het maken van vergelijkingsopnamen kan alleen een uitspraak worden verwacht of er overeenkomsten of verschillen zijn. Over de zeldzaamheid van het jack en de tas worden geen uitspraken gedaan, aangezien onbekend is hoeveel tassen of jacks van dit type geproduceerd zijn en hier mogelijk op lijken. Individualiserende kenmerken (zoals beschadigingen of vlekken) en dergelijke zijn niet waargenomen, zodat geen uitspraak gedaan kan worden of het jack en tas in de beelden dezelfde zijn als de in beslag genomen jack en tas.
Ter terechtzitting heeft de deskundige van het NFI, dr. Z.J.M.H. Gerardts in een nadere toelichting op zijn rapporten van 11 oktober 2011 en 24 april 2012, verklaard4 dat, gelet op de hierboven weergegeven nuanceringen en de beperkte beeldkwaliteit van de camerabeelden, deze voorwerpen te weinig onderscheidend vermogen hebben en de bewijswaarde van de conclusies van het NFI minder is dan marginaal.
Op basis van deze conclusie van het NFI stelt de rechtbank dan ook vast dat niet meer geconcludeerd kan worden dan dat een bij verdachte in beslaggenomen jack en tas in algemene kenmerken overeenkomen met een jack en een tas die te zien zijn op camerabeelden van een aantal van de overvallen. Dit kan echter, gezien de beperkte bewijswaarde, niet tot de conclusie leiden dat de bij verdachte in beslaggenomen jack en tas door hem bij een of meer van de overvallen zijn gebruikt.
Bij de overval op cafetaria [cafetaria] aan de [adres B] is bij het kassablok kort na de overval een schoenspoor aangetroffen op de pas gedweilde vloer en door het team forensische opsporing van de politie vergeleken met de onder verdachte inbeslaggenomen schoenen, merk Landrover, maat 40.
De conclusie van het vergelijkend schoenspooronderzoek5 door de politie is dat het afdrukspoor aangetroffen op de vloer bij het kassablok zeer waarschijnlijk is veroorzaakt met de linkerschoen van voormeld paar. De rechtbank overweegt dat deze uitkomst op zich belastend is. De rechtbank leidt hieruit namelijk af dat de kans dat een andere schoen het spoor heeft veroorzaakt behoorlijk klein is. De rechtbank is echter van oordeel dat deze conclusie op zichzelf onvoldoende is voor het bewijs dat verdachte degene is geweest die de overval op [cafetaria] aan de [adres B] heeft gepleegd. Daarbij speelt een rol dat het niet gaat om de sterkst mogelijke conclusie (namelijk: "is veroorzaakt"), die op grond van een dergelijk onderzoek kan worden getrokken. De conclusie in dit onderzoek gaat dus niet zo ver dat de onderzoeker de overtuiging is toegedaan dat het schoenspoor is veroorzaakt met de linkerschoen van de bij verdachte inbeslaggenomen Landroverschoenen.
Naast dit schoenspoor is naar het oordeel van de rechtbank ook verder onvoldoende bewijs voor handen om te kunnen concluderen dat verdachte de [cafetaria] aan de [adres B] heeft overvallen.
Weliswaar blijkt uit de historische printgegevens dat één van de telefoons van verdachte ongeveer 10 minuten na het tijdstip van de overval een mast aan de [adres], een paar straten van deze [cafetaria] verwijderd, heeft aangestraald. Nu dit verdachte alleen maar in de buurt van de plaats van de overval lokaliseert en verdachte bovendien in Apeldoorn woonachtig is - en het om die reden niet onlogisch is dat zijn telefoon een mast in Apeldoorn aanstraalt - linkt dit gegeven verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet, althans onvoldoende, aan de overval.
Gelet op de eerdere conclusies met betrekking tot de camerabeelden, de signalementen en het beeldvergelijkend onderzoek komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat voor de overval op [cafetaria] aan de [adres B] (feit 2) onvoldoende bewijs, zelfstandig en in onderlinge samenhang beschouwd, voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank komt alles afwegende eveneens tot de conclusie dat onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om te concluderen dat verdachte verantwoordelijk is voor de overvallen op [winkel], [tankstation] en [cafetaria] ([adres D]). De rechtbank stelt vast dat in het dossier weliswaar veel overeenkomsten worden genoemd tussen de kleding, het signalement en de gebruiksvoorwerpen bij deze overvallen, maar daar staat tegenover dat er ook verschillen zijn op te noemen.
Nu daarbij komt dat - mede gelet op het beeldvergelijkend onderzoek van het NFI - slechts overeenkomsten op algemene kenmerken vast te stellen zijn, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de overvallen onder 1, 2, 3 en 4 heeft gepleegd.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde overvallen.
Bewezenverklaring feit 5 primair
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 5 primair - heling van fietsen - duidelijk en ondubbelzinnig bij de politie en ter terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal in dit vonnis worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Verdachte heeft ter terechtzitting6 ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring afgelegd. Daarnaast zijn voor het bewijs voorhanden de aangiften van [slachtoffer I]7, [slachtoffer J]8 en [naam A]9, dan wel de verklaringen van [getuige A]10, [getuige B]11, en de getapte telefoongesprekken12.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 31 mei 2011 tot en met 12 juli 2011 te Apeldoorn,
telkens fietsen, een Gazelle Toulouse en een Gazelle Chamonix en een Montego heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fietsen telkens wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde onder 5 primair
Wat onder 5 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 5 primair bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzetheling, meermalen gepleegd;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor de onder 1-4 en 5 primair tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren met aftrek van het voorarrest.
Namens verdachte heeft de raadsman subsidiair, in het geval een bewezenverklaring voor (een of meer van) de overvallen zou volgen, gesteld, dat de eis van de officier van justitie te hoog is onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 17 november 2010, LJN BO4151.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen, en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur leiden, dat verdachte zich - puur uit financieel gewin - schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - handel in gestolen fietsen. Verdachte heeft zich in het verleden onder meer schuldig gemaakt aan diefstal van fietsen en staat zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard nu liever bekend als heler dan steler. De rechtbank rekent het verdachte echter zwaar aan dat hij door aldus te handelen uit volle overtuiging een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt en dat hij zich ook als heler daardoor telkens schuldig maakt aan een misdrijf.
De rechtbank houdt rekening met het uitgebreide strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij reeds vele malen met politie en justitie in aanraking is geweest. In 2005 is hij onder meer als veelpleger veroordeeld tot de ISD-maatregel. Zijn laatste veroordeling dateert van 9 februari 2011.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande dan ook van oordeel dat geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden is.
Deze straf is aanzienlijk lager dan de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf, omdat de rechtbank tot een vrijspraak van de feiten 1 tot en met 4 komt.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de (imitatie-)vuurwapens en de munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen (imitatie-)vuurwapens en de munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Verder blijkt uit het dossier dat er nog kleding, een tas, schoenen en een fiets in beslag genomen zijn. De rechtbank is van oordeel dat, nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, de teruggave kan worden gelast aan veroordeelde van
- kleding: een zwarte jas met capuchon, merk Agu, een blauwe pet, merk Nike, een groene sjaal;
- een tas met opdruk;
- schoenen, kleur bruin, merk Landrover,
voor zover deze nog niet teruggegeven zijn.
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van een damesfiets, merk Batavus.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer B], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.700,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ook de benadeelde partij [slachtoffer C] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.359,45,- aan materiële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer B] dient te worden gematigd en kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 en de vordering van [slachtoffer C] tot een bedrag van € 360,00. Voor het overige zijn de vorderingen volgens de officier van justitie niet eenvoudig van aard en dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie vordert tevens telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen/niet-ontvankelijk te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraken. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer B] dient te worden gematigd, omdat de casus in de ANWB Smartegeldgids een andere is dan de onderhavige. De vordering van [slachtoffer C] acht hij onvoldoende onderbouwd en vaststelling van de werkelijke kosten een onevenredige belasting van het strafgeding.
De benadeelde partij dient daarom voor dit deel niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering aldus de verdediging.
Nu verdachte (ook) ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde overval zal worden vrijgesproken, dienen de benadeelde partijen [slachtoffer B] en [slachtoffer C], gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36d, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1-4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het onder 5 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
opzetheling, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
* beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
* verklaart ten aanzien van feit 2 de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk in zijn vordering met veroordeling van deze benadeelde partij in de proceskosten, door verdachte gemaakt tot aan de datum van deze uitspraak en begroot op nihil;
* verklaart ten aanzien van feit 2 de benadeelde partij [slachtoffer C] niet-ontvankelijk in zijn vordering met veroordeling van deze benadeelde partij in de proceskosten, door verdachte gemaakt tot aan de datum van deze uitspraak en begroot op nihil;
* verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- munitie, 1 patroon;
- een (imitatie-)vuurwapen, kleur grijs;
- een (imitatie-)vuurwapen, kleur zwart;
* gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- kleding: een zwarte jas met capuchon, merk Agu, een blauwe pet, merk Nike, een groene sjaal;
- een tas met opdruk;
- schoenen, kleur bruin, merk Landrover;
* gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven damesfiets, merk Batavus:
* verstaat dat de voorlopige hechtenis bij afzonderlijke beslissing van 14 juni 2012 is opgeheven.
Aldus gewezen door: mr. Van der Mei, voorzitter, mr. Vrieze en mr. Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2012.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal, nummer PL0620-2011053-835, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, onderzoek Keeshond, gesloten en ondertekend op 26 september 2011.
2 Proces-verbaal, p. 219
3 Proces-verbaal art. 27 Wetboek van Strafvordering, nr. 2011053835
4 Proces-verbaal ter terechtzitting 13 juni 2012
5 Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 346-358
6 Verklaring verdachte, proces-verbaal van de terechtzitting
7 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer I], p. 173-174
8 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer J], p. 179-181
9 BlueView Registratie Export, p. 279-284
10 Proces-verbaal verhoor [getuige A], p. 254-262
11 Proces-verbaal verhoor [getuige B], p. 188-192
12 Proces-verbaal uitluisteren tapgesprekken, p. 154-158, 194-200, p.223-244, 264-275