ECLI:NL:RBZUT:2012:BX0395

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/734 BESLU
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar subsidiebesluit klompenpad Huinen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 6 juni 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Putten, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen route van het klompenpad Huinen, waarvoor een eenmalige subsidie was verleend aan Landschapsbeheer Gelderland (LG). Eiseres stelde dat zij hinder ondervond van de route en dat haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard door verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat het subsidiebesluit van 16 november 2007, waartegen eiseres bezwaar had gemaakt, een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat zij geen rechtstreeks belang had bij het subsidiebesluit. Dit was gebaseerd op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 11/734 BESLU
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres]
te Putten,
eiserses,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 november 2007, onder registratienummer OW/2007/14918 (hierna: subsidiebesluit), heeft verweerder voor de realisatie van het zogenoemde klompenpad Huinen (hierna: klompenpad) eenmalig een subsidiebedrag aan Landschapsbeheer Gelderland (hierna: LG) beschikbaar gesteld van € 23.125,00.
Ter zitting heeft verweerder verklaard dat eind 2009 een folder is uitgebracht waarin verweerder de voorgenomen route van het klompenpad heeft bekend gemaakt. Bij
e-mailberichten van 21 november 2009 en 26 mei 2010 heeft eiseres bij LG bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen route van het klompenpad. LG heeft het bezwaar van eiseres doorgezonden naar verweerder. Bij brief van 16 september 2010 heeft eiseres haar bezwaar herhaald.
Bij besluit van 13 april 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 16 april 2012 waar eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. M.B. Winthagen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. G.J. Vooren en H. Hamstra.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:3 wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
In artikel 4:29 is bepaald, voor zover hier van belang, in welk geval voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening wordt gegeven.
2.2 Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb. Het subsidiebesluit betreft een niet-appellabele bestuurshandeling, aldus verweerder.
2.3 Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat wel sprake is van een besluit. Eiseres heeft op
21 november 2009 bezwaar gemaakt tegen de bekendmaking van de voorgenomen route van het klompenpad omdat zij hiervan hinder ondervindt en zij niet verplicht is dit pad over haar eigendom te gedogen. Zij heeft verweerder verzocht de Terpweg van de route te schrappen.
2.4 Het bezwaar van eiseres tegen de route van het klompenpad is naar het oordeel van de rechtbank te herleiden tot het subsidiebesluit van 16 november 2007. Met betrekking tot de vraag of dit besluit een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb overweegt de rechtbank als volgt.
Bij beslissing van 16 november 2007 heeft verweerder van het gemeentelijk budget voor recreatie en toerisme € 23.125,00 beschikbaar gesteld aan LG voor de realisatie van een klompenpad in de gemeente Putten. Bij brief van 22 november 2007 heeft verweerder LG opgedragen in het zoekgebied Gerven, Hell, Hoef en/of Huinen een klompenpad te realiseren en de werkzaamheden en procedures die hiermee verband houden, uit te voeren en te coördineren. Het subsidiebesluit is naar het oordeel van de rechtbank derhalve een beschikking omtrent subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:29 van de Awb en dus een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit brengt met zich dat verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.5 De rechtbank dient verder ambtshalve te beoordelen of eiseres belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), onder meer de uitspraak van 21 oktober 2009 (LJN: BK0831), kan een natuurlijke persoon als belanghebbende worden aangemerkt indien deze een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang heeft dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij geen rechtstreeks belang heeft bij het subsidiebesluit. Daartoe overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 15 december 2004 (LJN: AR7590) dat eiseres niet de aanvrager of de ontvanger van de subsidie is en evenmin is te beschouwen als derde-belanghebbende bij de subsidieverlening. Daarbij komt dat ten tijde van de subsidieverlening de exacte route van het klompenpad nog niet vaststond.
2.6 Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt.
Dat de realisatie van het klompenpad eiseres in haar belangen raakt, is niet in geschil. Onbestreden is dat sinds de openstelling van het klompenpad het aantal voorbijgangers is toegenomen, eiseres overlast ondervindt van wandelaars die op of in de nabijheid van haar erf picknicken, afval achterlaten en haar paarden onrustig maken en er toegenomen risico op besmetting van haar paarden bestaat. Eiseres heeft er ook op gewezen dat de Terpweg geen openbare weg is, zodat LG de wandelroute ten onrechte over deze weg heeft geleid. In het geval de Terpweg inderdaad geen openbare weg zou zijn, hetgeen door verweerder wordt betwist, dan zou eiseres middels een versperring de wandelroute over deze weg kunnen verhinderen en/of in overleg kunnen treden met verweerder en LG om een alternatieve route vast te stellen. Dit gaat echter de omvang van het huidige geding te buiten.
2.7 De rechtbank komt op grond van hetgeen is overwogen in r.o. 2.4 tot de conclusie dat verweerder de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar heeft gebaseerd op een onjuiste wettelijke grondslag. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Omdat de niet-ontvankelijkheid op een andere grond gebaseerd kan worden, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten
2.8 Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt ter zake van rechtsbijstand in de beroepsfase 1 punt (verschijnen zitting) toegekend, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van €152,00 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €437,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2012.