ECLI:NL:RBZUT:2012:BX1653

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-940245-10, 06-940054-12 (gev.ttz), 06-850022-09 (tul) en 06-940489-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • K. Kropman
  • D. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling en mishandeling met bedreiging en wapenbezit

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 17 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte A, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten. De rechtbank heeft verdachte A veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden en een geldboete van € 300,-. De feiten vonden plaats in de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn, waar verdachte A samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige aanval op slachtoffers A en B. Tijdens deze aanval, waarbij gebruik werd gemaakt van een kandelaar en een vuurwapen, heeft verdachte A de slachtoffers zwaar mishandeld en hen bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers aanzienlijke verwondingen hebben opgelopen, waaronder botbreuken en andere letsels. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de justitiële documentatie van verdachte A, waaruit blijkt dat hij niet heeft geleerd van eerdere straffen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen A en B toegewezen, waarbij A € 2.129,95 en B € 1.000,- aan schadevergoeding ontvangt. De rechtbank heeft de vordering van andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet eenvoudig van aard waren. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers:
06/940245-10, 06/940054-12 (gev.ttz), 06/850022-09 (tul) en 06/940489-10 (tul)
Uitspraak d.d.: 17 juli 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1987],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman mr. R.P. Adema te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 06/940245-10
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer A]:
- een duw heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere vuistslag(en) in/tegen/op het gezicht/hoofd heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere schop(pen)/trap(pen) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere klap(pen) met een kandelaar, althans een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A]:
- een duw heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere vuistslag(en) in/tegen/op het gezicht/hoofd heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere schop(pen)/trap(pen) tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere klap(pen) met een kandelaar, althans een hard voorwerp, tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gegeven,
waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer B] zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer B]:
- een duw heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere malen bij de keel heeft gepakt en/of een wurggreep heeft/hebben aangelegd, en/of
- een of meerdere vuistslag(en) in/tegen/op het gezicht/hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere klap(pen) tegen het lichaam heeft/hebben gegeven, en/of
- over de grond/vloer naar buiten heeft/hebben gesleurd/gesleept,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer B]:
- een duw heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere malen bij de keel heeft gepakt en/of een wurggreep heeft/hebben aangelegd, en/of
- een of meerdere vuistslag(en) in/tegen/op het gezicht/hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben gegeven, en/of
- een of meerdere klap(pen) tegen het lichaam heeft/hebben gegeven, en/of
- over de grond/vloer naar buiten heeft/hebben gesleurd/gesleept,
waardoor voornoemde [slachtoffer B] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte of zijn mededader(s) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de slaap, althans het hoofd, van die [slachtoffer A] gedrukt en/of gedrukt gehouden en hem (daarbij) toegevoegd dat hij de politie niet mocht bellen omdat ze anders
zouden terugkomen, althans (een) handeling(en) en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn, eeen of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Parketnummer 06/940054-12
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de maand januari 2012 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft/hebben bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten het
afsluiten van één of meer mobiele telefooncontract(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] voorgehouden dat hij/zij op eenvoudige wijze geld kon(den) verdienen en/of
- dat hij/zij (daartoe) één of meer mobiele telefooncontracten moesten afsluiten en/of
- hem/hen (daarbij) voorgehouden dat de/het door hem/hen afgesloten telefooncontract(en) (korte tijd) later zou(den) worden ontbonden/geannuleerd en/of
- hem/hen opgedragen de bij die telefooncontracten behorende mobiele telefoon(s) en/of Ipad(s) en/of schriftelijke bescheiden in ontvangst te nemen en/of deze (vervolgens) aan verdachte en/of zijn mededader(s) af te geven waardoor [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] (telkens) werd(en) bewogen tot het aangaan van bovenvermelde schuld(en);
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 januari 2012 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] te bewegen tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van één of meer mobiele
telefooncontract(en), hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- die [naam 1] voorgehouden dat hij op eenvoudige wijze geld kon verdienen en/of
- dat hij (daartoe) één of meer mobiele telefooncontracten moesten afsluiten en/of - hem/hen (daarbij) voorgehouden dat de/het door hem/hen afgesloten telefooncontract(en) (korte tijd) later zou(den) worden ontbonden/geannuleerd en/of en/of
- (vervolgens) naar een (KPN) telefoonwinkel is gegaan en/of (aldaar) met een medewerker van die winkel heeft gesproken over het afsluiten van een mobiel telefooncontract met een bijbehorende Iphone, waarbij voor deze Iphone geen of een geringe bijbetaling verschuldigd zou zijn, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
De officier van justitie is van oordeel dat de feiten 1 primair, 2 primair en 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen op basis van de verklaringen van [slachtoffer A en B], [naam 4], [naam 5] en [naam 6] en het ambtelijk proces-verbaal van de politie. Verdachte heeft, naast zijn medeverdachten, een bijdrage geleverd aan de gepleegde geweldshandelingen. Hij heeft nauw en bewust samengewerkt met zijn medeverdachten en is medeverantwoordelijk voor wat zij in het huis teweeg hebben gebracht. Hij heeft zich er immers niet van gedistantieerd of anderen ervan weerhouden geweld te plegen. Het is waarschijnlijk dat deze geweldshandelingen zwaar lichamelijk letsel teweeg kunnen brengen. Dat het zwaar lichamelijk letsel niet is ingetreden, is niet de verdienste geweest van verdachte.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 06/940054-12 is de officier van justitie van mening dat de aangifte van [naam 1], [naam 2] en [naam 3] in combinatie moeten worden gezien met de verklaring [naam 7]. Die vriend waarover [naam 7] heeft verklaard, moet verdachte zijn geweest. De aangevers zijn bewogen om telefoonabonnementen op hun naam af te sluiten. De listige kunstgrepen bestaan in de voorstelling dat het abonnement moest worden aangegaan en dat dat abonnement later zou worden geannuleerd. Die combinatie maakt dat er sprake is van een samenweefsel van verdichtsels, waardoor die personen zijn bewogen tot het aangaan van een schuld. De officier van justitie acht het eerste feit wettig en overtuigend bewezen, te weten dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander [naam 1], [naam 2] en [naam 3] heeft opgelegd. Voorts acht de officier van justitie feit 2, de poging tot oplichting, eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde, nu verdachte heeft ontkend die feiten te hebben begaan dan wel zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht ten aanzien van die feiten. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Kennelijk heeft verdachte op een moment gedacht dat het welletjes is geweest in de woning en is hij weggegaan. Mede daardoor is de raadsman van mening dat verdachte niet het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Als verdachte wel zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, had hij de gelegenheid daarvoor gehad. De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer B]. Ongeacht of de rechtbank verdachte plaatst op het plaats delict en/of een confrontatie met [slachtoffer B], de handelingen uit de tenlastelegging kunnen niet zonder meer leiden tot opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde, heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van het onder drie ten laste gelegde feit heeft raadsman aangevoerd dat de aangevers hebben verklaard dat [slachtoffer A] zou zijn bedreigd met een vuurwapen. Verdachte ontkent [slachtoffer A] met een vuurwapen te hebben bedreigd. Los daarvan is de raadsman van mening dat er in het dossier onvoldoende bewijs is dat verdachte een vuurwapen op [slachtoffer A] heeft gericht, zodat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat er een boksbeugel is aangetroffen in de auto van de moeder van verdachte. Er zijn twee auto's in het spel. De eerste auto zou een Mercedes Benz zijn en ook de tweede auto zou een Mercedes Benz zijn. Op pagina 22 van het dossier staat beschreven dat uit onderzoek is gebleken dat verdachte gebruik maakte van een Mercedes. Deze auto is in beslag genomen, onderzocht en daarin is een boksbeugel aangetroffen. De pagina's 22 en 23 van het dossier spreken over een andere Mercedes dan die in beslag is genomen. De raadsman heeft bepleit dat niet uit het dossier is af te leiden, dat de boksbeugel van verdachte is en dat hij deze voorhanden heeft gehad. Derhalve dient verdachte van het onder 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 06/940054-12 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2 (geweld tegen [slachtoffer A] en [slachtoffer B]), parketnummer 06/940245-10
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.1 In het dossier bevinden zich onder meer het proces-verbaal relaas van 20 juni 2011, de aangiften van [slachtoffer A en B] en de verklaringen van [medeverdachte B], [medeverdachte E], [naam 8], [naam 6] en [naam 4], zoals hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven.
Verbalisanten kregen op 20 juni 2011 de melding om te gaan naar de [adres te plaats]. Daar zou een conflict in de woning hebben plaatsgevonden waarbij klappen zouden zijn gevallen. Toen verbalisanten ter plaatse kwamen zagen zij drie personen waarvan een man en een vrouw zware verwondingen in hun gezicht hadden, waardoor zij moeilijk aanspreekbaar waren. Het mannelijke slachtoffer verloor in de gang even zijn bewustzijn en zakte in elkaar. Verbalisanten zagen dat de gehele woonkamer was vernield. Overal in de woonkamer lag glas en alle muren en de vloer waren besmeurd met bloed. Beide slachtoffers zijn met een ambulance afgevoerd.2
Aangever [slachtoffer A] heeft bij de politie verklaard dat er op 19 juni 2010 aan de [adres te plaats], de woning van zijn zusje [slachtoffer B], jegens hem een mishandeling is gepleegd. Hij werd op 19 juni 2010 meerdere keren gebeld door verdachte met de mededeling dat hij een portie klappen zou krijgen.3 De deurbel ging en [slachtoffer B] deed de deur open. Hij stond achter haar in de hal en [slachtoffer B]'s vriend [naam 5] en aangevers vriendin [naam 4] zaten in de kamer. Hij zag dat [medeverdachte C] binnenstormde. Hij zag ook [medeverdachte D] naar binnen komen. [medeverdachte C] sloeg hem direct met zijn vuisten een keer of drie op zijn hoofd. Hij viel door deze klappen op de grond. Hij werd gelijk vastgepakt. Hij lag met zijn gezicht op de grond. Er zat iemand bovenop hem. Hij voelde schoppen tegen zijn gezicht en hoofd en ook een paar op zijn lichaam. Hij zag dat iemand, die hij kent als [verdachte A], hem een paar keer tegen zijn hoofd schopte. [verdachte A] trof hem op zijn achterhoofd en zijn lichaam. Hij zag dat [verdachte A] hem met de hak van zijn schoen in het gezicht schopte. Hij zag dat een onbekende man, met een Turksachtig uiterlijk, hem vast had. Hij kreeg ook klappen met een kaarsenstandaard. Toen hij een klap met de standaard kreeg, viel hij op de grond. [medeverdachte C] gooide deze standaard later door de ramen. Vervolgens zag hij dat [verdachte A] zijn zusje bij de keel greep. [verdachte A] kwam op hem af en sloeg hem een keer of vier met zijn vuist tegen zijn hoofd. Gelijk daarna zag hij dat [verdachte A] een pistool in zijn rechterhand had. [verdachte A] zette dat pistool op zijn rechterslaap. [verdachte A] schreeuwde tegen hem dat hij de politie niet mocht bellen, anders zouden ze terugkomen. Hij zag dat het een klein soort pistool was. Hij weet zeker dat het een pistool was, want er zat een gat in de loop. Het was een pistool van ongeveer 20 centimeter en zwart van kleur.4 Hierna zijn ze met z'n allen weggegaan. Hij zag dat [medeverdachte C] ook een raam van een kast stuk sloeg met zijn hand. Hij zag asbakken door de ramen vliegen. Hij zag dat [medeverdachte C] een kaarsenstandaard door de ramen gooide. Hierdoor gingen de achterramen van de woning kapot. Hij heeft gezien dat [medeverdachte C], [verdachte A], [medeverdachte D], [medeverdachte B] en een voor hem onbekende persoon binnen zijn geweest in de woning van [slachtoffer B]. Hij heeft gezien en gevoeld dat [medeverdachte C], [verdachte A] en [medeverdachte D] hem hebben geschopt en geslagen. Hij is dezelfde nacht met zijn zus naar het ziekenhuis gegaan en ze zijn daar onderzocht. Hij had een gat in zijn hoofd, dat direct is gelijmd. Hij had diverse kneuzingen zowel rond zijn ogen als in zijn gezicht. Hij heeft een gekneusde linkerkaak en kneuzingen op zijn rug. Hij heeft pijn in zijn hoofd, kaak, rug en nek.5
Aangever [slachtoffer A] heeft aanvullend bij de politie verklaard dat [medeverdachte C], [medeverdachte D], [bijnaam medeverdachte B] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte B]), [verdachte A] en [medeverdachte E] binnenstormden in de woning van zijn zusje. [verdachte A] en [medeverdachte D] begonnen hem te schoppen en te slaan. Hij zag en voelde dat ze hem trapten op zijn hoofd. [medeverdachte D] en [verdachte A] hebben hem beide met de kaarsenstandaard geslagen.6 [medeverdachte C] pakte de gevallen kaarsenstandaard van de grond en gooide deze door het raam naar buiten. Daarna was het raam kapot. Vervolgens zag hij dat [verdachte A] [slachtoffer B] vast hield op de stoel in de woonkamer. Hij zag dat [medeverdachte C] alles vernielde. Daarna kwam [verdachte A] bij hem terug en gaf hem twee klappen op zijn kaak. Toen [verdachte A] [slachtoffer B] vast had op de stoel, pakte hij haar bij de keel. Hij sloeg hierbij stevig een arm om haar keel. Nadat aangever het wapen had weggeduwd, heeft hij het niet meer gezien.7 De tweede onbekende persoon had een tatoeage in de nek. Daardoor weet hij dat het [medeverdachte E] was.8
Uit de geneeskundige verklaring omtrent [slachtoffer A] blijkt dat een zwelling van de linkerkaak, blauwe plekken op de romp, rechterarm en het gelaat en een wond bovenop het hoofd van 1 cm zijn vastgesteld.9
Aangever [slachtoffer B] heeft verklaard dat zij op 19 juni 2010 in haar woning aan de [adres te plaats] zwaar is mishandeld. Zij was die avond samen met [naam 4], haar broer [slachtoffer A] en [naam 5] [naam 5].10 [medeverdachte B], hij wordt ook wel [bijnaam medeverdachte B] genoemd, belde meerdere malen op haar mobiele telefoon en dreigde langs te komen. Zij hoorde de auto al aankomen en hoorde geschreeuw. [medeverdachte B] stormde het huis in en liep naar [slachtoffer A]. [medeverdachte D] gaf haar direct een klap in haar gezicht. Zij heeft terug geslagen. [medeverdachte D] had ook bloed in zijn gezicht. [verdachte A] begon zich er ook mee te bemoeien. Op een gegeven moment kreeg zij de kans om naar binnen te gaan. Alles was kapot en zij zag [slachtoffer A] op een stoel met drie mensen bovenop hem. Zij zag dat [verdachte A] een pistool op [slachtoffer A] richtte. Er stonden drie personen bij [slachtoffer A], te weten [verdachte A], [medeverdachte E] en nog een persoon. [medeverdachte C] was bezig het hele huis kort en klein te slaan. Zij kreeg een gigantische klap in het gezicht van [medeverdachte E].11 Zij zag dat [medeverdachte C] met zijn hand door het glas van de deur en de kast sloeg. Zij zag dat ze met een glazen kandelaar op [slachtoffer A] in sloegen. Zij zag dat ze hem hier meerdere keren mee sloegen, ook op zijn hoofd. [medeverdachte E] sloeg haar heel hard.12 [medeverdachte C] sloeg met zijn vuisten op de goederen in de woonkamer. Overal lag glas en bloed op de grond en de televisie was kapot.13
Aangever [slachtoffer B] heeft aanvullend bij de politie verklaard, dat [medeverdachte D] haar met de vuist in haar gezicht sloeg. Later lag zij op de grond, maar [medeverdachte D] bleef haar slaan met zijn vuist. Zij kreeg klappen over haar hele lichaam. Zij werd geslagen en geschopt, in ieder geval door [medeverdachte D]. Zij zag dat [medeverdachte E] [slachtoffer A] sloeg. Zij zag dat iemand [slachtoffer A] met een kandelaar sloeg. [medeverdachte E] heeft haar met de vuist midden op haar voorhoofd geslagen. Door deze klap van [medeverdachte E] had zij een grote bult op haar voorhoofd. Zij voelde pijn, direct na de klap. Zij kreeg drie klappen in haar gezicht, maar ze weet niet welke van [medeverdachte E] kwamen. [verdachte A] pakte haar bij haar keel. Hij duwde met één hand op haar keel.14 Zij zag dat [verdachte A] een pistool tegen het hoofd van [slachtoffer A] hield.15 De schade in haar huis is groot. De televisie, het televisiemeubel, de kandelaars, de houten giraffen uit de vensterbank, de vitrinekast, de lampenkap, de ruit van de voordeur, het raam in de woonkamer, de vensterbank, twee zilveren kandelaars en de stofzuiger zijn vernield. Verder zit de vloerbedekking onder het bloed en zijn de muren beschadigd.16
Uit de geneeskundige verklaring omtrent [slachtoffer B] blijkt dat er blauwe plekken op beide onderbenen en bovenarmen en een hematoom wond op de bovenlip zijn vastgesteld.17 Uit de aanvullende verklaring van aangeefster en bijgevoegde röntgenfoto's blijkt verder dat haar hand op twee plaatsen is gebroken.18
Getuige [naam 4] heeft verklaard dat zij op 19 juni 2010 aan de [adres te plaats] was. Er kwamen meerdere mensen de woning in, te weten [medeverdachte B], [medeverdachte C] en [medeverdachte E]. Zij zag dat [medeverdachte D] en [verdachte A] buiten op [slachtoffer B] insloegen. Zij zag dat [medeverdachte D] [slachtoffer B] met zijn vuist sloeg. [verdachte A] had haar met name vast.19 Via een spiegel in de gang zag zij dat [slachtoffer B] naar buiten werd gesleurd. Zij zag dat [slachtoffer A] door de gang naar de woonkamer geduwd werd. Zij zag dat [medeverdachte C] voorop liep, met daarachter [medeverdachte B] en daarachter [medeverdachte E]. Zij kreeg direct een klap in haar nek. Zij zag dat het een hele grote kerel was en inmiddels weet zij dat het [medeverdachte C] was. Hij raakte haar in de overgang van de nek naar de schouder. Zij probeerde weg te lopen, maar hij pakte haar bij haar kraag en heeft haar ongeveer drie keer tegen de muur geduwd op die manier. Zij is met haar hoofd tegen een kandelaar aangekomen. Hij heeft haar ook nog een klap in haar ribben gegeven. Vervolgens werd zij door [medeverdachte E] bij haar keel gepakt. Hij pakte haar met één hand bij haar nek. Zij kon toen bijna geen adem meer halen.20 [medeverdachte C] sloeg alles kort en klein. Zij zag dat hij het glas uit de vitrinekast kapot sloeg. Hij pakte alles wat hij pakken kon. Ook zag zij dat hij de televisie kapot sloeg. Dit deed hij met zijn vuist, middenin het beeldscherm. [medeverdachte C] sloeg met een kandelaar op het hoofd van [slachtoffer A] en hij trapte vol met zijn voet richting het gezicht van [slachtoffer A]. [medeverdachte E] trapte [slachtoffer A] ook. Zij ging naar buiten. Zij zag dat [medeverdachte D] en [verdachte A] [slachtoffer B] telkens weer sloegen. Vervolgens sloeg [medeverdachte D] [slachtoffer B] weer, met zijn vuist. [verdachte A] hield haar alleen vast, terwijl [medeverdachte D] haar sloeg.21
Getuige [naam 5] [naam 5] heeft verklaard dat hij zag dat [medeverdachte B], [medeverdachte D], [medeverdachte C], [verdachte A] en een onbekende Hollandse jongen met een tatoeage in de vorm van een schorpioen in zijn nek, het huis van [slachtoffer B] binnen kwamen.22 Hij zag dat [slachtoffer B] een klap in haar gezicht kreeg. Het volgende moment stonden ze allemaal in de woonkamer met [slachtoffer A] te vechten.23
Getuige [naam 6] heeft verklaard dat op 20 juni 2010 omstreeks 0.10 uur zijn buurjongen van [nummer] voor zijn deur stond. Hij zag dat hij volledig in paniek was en hoorde dat hij vroeg of hij wilde helpen omdat hij problemen in zijn woning had. Op het moment dat hij de woning in kwam, werd hij naar binnen getrokken door een blanke jongen. Hij werd door deze jongen, en een andere jongen, met de vuist op zijn gezicht geslagen.24 Hij zag dat er in de woning een grote vechtpartij gaande was, waarbij ongeveer acht mensen met elkaar op de vuist gingen. Hij zag dat de hele woning overhoop was gehaald. Hij zag dat er meerdere spullen op de grond lagen en waren vernield. De groep die de vechtpartij veroorzaakte, bestond ongeveer uit zes jongens die bij elkaar hoorden. Hij kreeg de indruk dat het een wraakactie was.25
[naam 8] heeft verklaard dat hij op 19 juni 2010 in de auto naar de [adres te plaats] reed. [medeverdachte B] (de rechtbank begrijpt: [bijnaam medeverdachte B]) heeft de rest van de avond de anderen opgestookt. [bijnaam medeverdachte B] was de hele avond al aan het sms'en. Hij had de hele tijd contact, tot er een berichtje kwam van "kom maar hier heen" of woorden van gelijke strekking. Toen wilde [bijnaam medeverdachte B] die kant op. [medeverdachte D] en [verdachte A] sprongen op om mee te gaan naar de [adres]. Ze praatten met z'n drieën afzonderlijk van de rest van de groep. Ze gingen naar de [adres] om de rotzooi van [bijnaam medeverdachte B] op te ruimen. Hij vroeg anderen om mee te gaan, omdat het meisje op kickboksen zat. Als hij het alleen niet af kon, kreeg hij hulp van de anderen. Onder invloed weigerden die anderen niet. Als ze moesten helpen, zouden ze dat doen. 26 Hij zat met [verdachte A], [medeverdachte D], [medeverdachte B], [medeverdachte E] en een onbekend persoon in de auto. Hij was de chauffeur. Toen ze bij de [adres] kwamen, stapte iedereen, behalve [medeverdachte E], uit. [medeverdachte E] stapte later uit. De terugweg in de auto was het een beetje paniekerig en hij hoorde dat hij gas moest geven.27
[medeverdachte B] heeft verklaard dat hij vroeger [bijnaam medeverdachte B] werd genoemd. Enkele mensen spreken hem nu nog zo aan. Hij ging die nacht met meerder personen naar de [adres]. Dit waren [verdachte A], [medeverdachte D], [medeverdachte C], [medeverdachte E] en [naam 8]. Het was de bedoeling dat hij [slachtoffer A] een paar klappen zou geven, maar het liep allemaal anders dan de bedoeling was.28 Hij was boos op [slachtoffer A]. In de auto besprak hij de ruzie met [slachtoffer A] en stelde voor om naar hem toe te gaan. Hij wist dat [slachtoffer A] bij [slachtoffer B] was. Hij wilde [slachtoffer A] gewoon een paar klappen geven. Hij belde aan en de deur werd geopend door [slachtoffer B].29 Hij duwde haar opzij. Hij zag [slachtoffer A] en [naam 5] ook naar buiten komen. Hij heeft [slachtoffer A] geslagen. Opeens zag hij de andere jongens ook in de woning. Er ontstond een grote vechtpartij. Hij sloeg [slachtoffer A] meerdere keren met zijn vuisten op zijn bovenlichaam. Na wat aandringen en trekken, verlieten ze de woning. Hij moest [medeverdachte E] en [verdachte A] echt meetrekken.30 [medeverdachte D] zei dat als hij wilde, ze naar [slachtoffer A] konden gaan. Toen hoorde hij dat [medeverdachte C] ook nog wel wat had met [slachtoffer A]. Het duurde toen niet lang meer en ze gingen naar [slachtoffer A] toe.31 [medeverdachte D] kwam met het idee om naar [slachtoffer A] toe te gaan. Hij belde aan en [slachtoffer B] deed open. Op het moment dat hij [slachtoffer B] opzij duwde, zag hij [medeverdachte E] en [verdachte A] de woning binnen lopen. Hij sloeg [slachtoffer A] in de woonkamer twee keer op zijn borst en een keer op zijn rug. [slachtoffer A] lag op de stoel en de anderen lagen bovenop hem. Hij heeft hem op dat moment twee keer geslagen en later nog een keer. [verdachte A], [medeverdachte D] en [medeverdachte C] sloegen [slachtoffer A] met hun vuisten op zijn hoofd.32 Hij zag dat [medeverdachte E] en [verdachte A] [slachtoffer B] sloegen. [medeverdachte E] sloeg haar met de vuist vol in het gezicht. [verdachte A] was ook met [slachtoffer B] bezig in de woonkamer.33 [verdachte A] sloeg [slachtoffer A] en [slachtoffer B]. [medeverdachte C] sloeg [slachtoffer A] op zijn hoofd. [verdachte A] pakte [slachtoffer B] beet en duwde haar van zich af. Toen [medeverdachte B] die avond [slachtoffer A] aan de telefoon had, heeft hij ([medeverdachte B]) wel geroepen dat als [slachtoffer A] aan zijn vriendin zat hij een 9mm op zijn hoofd zou krijgen.34
[medeverdachte E] heeft verklaard dat [verdachte A], [bijnaam medeverdachte B], [medeverdachte C], aan de [adres] zijn geweest. Hij werd opgehaald door [naam 8]. Hij merkte de spanning op de verjaardag waar ze eerst waren. [bijnaam medeverdachte B] had een probleem, maar hij wist niet de naam van de jongen met wie [bijnaam medeverdachte B] een probleem had. [naam 8] heeft hen naar het huis gereden. Hij werd meegetrokken door [bijnaam medeverdachte B], van "meekomen". Die jongens stapten als een dolle uit. Hij sloeg [slachtoffer B] één keer. [bijnaam medeverdachte B], [naam 8], [medeverdachte D], [verdachte A] en [medeverdachte C] waren erbij. [bijnaam medeverdachte B] en [medeverdachte C] lagen op [slachtoffer A].35 [medeverdachte E] sloeg [slachtoffer B] met zijn vuist. Hij raakte haar op haar hoofd. [verdachte A] en [medeverdachte C] stonden schuin achter hem in de woonkamer. [verdachte A] was met een jongen aan het vechten, te weten vasthouden, duwen en trekken. Ze gaven elkaar wat klappen. [bijnaam medeverdachte B] liep overal en nergens en deelde hier en daar wat uit.36
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers [slachtoffer A en B]. Ook hebben aangevers consistent en gedetailleerd verklaard over het gedrag op 19 en 20 juni 2010 van verdachte en diens medeverdachten. De verklaringen van aangevers worden op vele onderdelen ondersteund door verklaringen van bovenvermelde getuigen [naam 4] [naam 5] en [naam 6] en de verklaringen van verdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte E] die hebben verklaard over het aandeel dat zij zelf hebben gehad in het uitgeoefende geweld en over het aandeel van [verdachte A], [medeverdachte D], [medeverdachte C] in dat geweld. Dat van de zijde van verdachte en zijn medeverdachten wisselend is verklaard over het gebruik van een vuurwapen in de woning (ontkenning, zwijgen dan wel 'niet gezien' of 'black out') doet naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan de waarde van de verklaringen van aangevers en [naam 4] op dat punt.
Feit 1 primair: poging tot zware mishandeling [slachtoffer A]
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer A] hebben mishandeld door hem tegen het lichaam, het hoofd en het gezicht te schoppen, trappen en hem (met de vuist) en een kandelaar te slaan. Dit geweld had aanzienlijk letsel tot gevolg zoals uit de letselbeschrijving blijkt.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het uitgeoefende geweld (het medeplegen van) een poging tot zware mishandeling (primair) dan wel een mishandeling (subsidiair) oplevert. De rechtbank beantwoordt de vraag als volgt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en het gezicht kwetsbare lichaamsdelen vormen. Het meermalen schoppen of trappen tegen iemands hoofd en gezicht, zeker wanneer er meermalen met kracht wordt geschopt of getrapt en de aangevallen persoon op de grond ligt, kan zwaar lichamelijk letsel bij een ander veroorzaken. Door meermalen en met meerdere personen tegen het hoofd en/of het gezicht te trappen en/of schoppen, met geschoeide voet, terwijl [slachtoffer A] als gevolg van het geweld op de grond lag, hebben
verdachte en zijn medeverdachten minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans op het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer A] aanvaard. Dit gaat zeker op voor wat betreft het slaan op het hoofd met de kandelaar; een hard voorwerp dat als een wapen op een kwetsbaar lichaamsdeel, het hoofd, wordt gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat (minstgenomen) sprake is van voorwaardelijk opzet.
In het onderhavige geval komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van een poging tot zware mishandeling, zoals primair ten laste gelegd. Dat daarbij naar het oordeel van de rechtbank tevens sprake is van medeplegen, wordt hierna toegelicht.
Feit 2 subsidiair: mishandeling [slachtoffer B]
Vrijspraak feit 2 primair: medeplegen poging zware mishandeling
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een poging tot zware mishandeling van aangeefster [slachtoffer B].
Vaststaat dat ten aanzien van [slachtoffer B] geweld is gebruikt.
Het duwen, slaan, schoppen en bij de keel pakken levert niet zonder meer een poging tot zware mishandeling op. Uit het dossier blijkt niet voldoende dat op zodanige delen van het lichaam is geschopt dat alleen daaruit al het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel besloten ligt. Dat geldt in dezelfde zin voor het pakken bij de keel, het duwen en slaan. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte en zijn medeverdachten van te voren het plan hadden opgevat om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hoewel aangeefster helaas flinke verwondingen heeft opgelopen, zijn deze zonder nadere informatie over hersteltijd en eventueel operatief ingrijpen niet zonder meer aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Wel gaat het om aanzienlijk letsel.
De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling om die reden dan ook niet bewezen. Verdachte dient derhalve van het onder 2 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank op- grond van de hiervoor beschreven bewijsmiddelen - de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen, met dien verstande dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte of zijn medeverdachten bij aangeefster de wurggreep hebben aangelegd nu dit laatste niet blijkt uit de beschikbare bewijsmiddelen. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer B] hebben mishandeld door haar te duwen, bij de keel te pakken, (met de vuist) te slaan tegen het gezicht/hoofd en lichaam en over de grond te sleuren. Dit geweld had aanzienlijk letsel tot gevolg zoals onder meer uit de letselbeschrijving blijkt. Dat daarbij naar het oordeel van de rechtbank tevens sprake is van medeplegen, wordt hierna nader toegelicht.
Medeplegen feiten 1 en 2
Op grond van voormelde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachten wisten dat zij met een gewelddadig doel naar de woning van aangeefster gingen. Uit de verklaring van [medeverdachte B] blijkt dat hij boos was op aangever [slachtoffer A] en dat hij naar [slachtoffer A] ging om hem een portie klappen te geven.
Uit de verklaring van verdachte [verdachte A] blijkt dat [medeverdachte B] op het verjaardagsfeestje iedereen aan het opstoken was, dat ze meegingen om de "rotzooi" van [bijnaam medeverdachte B] ([medeverdachte B]) op te ruimen, dat de anderen meegingen omdat het meisje (aangeefster [slachtoffer B]) op kickboksen zat en dat hij hulp van de anderen kreeg als hij het niet alleen afkon. Uit de verklaring van [medeverdachte B] blijkt verder dat in de auto over de ruzie met aangever is gesproken. Uit de verklaring van [medeverdachte E] blijkt dat de jongens (verdachte en zijn medeverdachten) als een dolle uit de auto stapten toen ze bij de woning van aangeefster aankwamen. Verdachte en zijn medeverdachten ([medeverdachte E] volgde na korte tijd) zijn naar de flatwoning gegaan, hebben aangebeld en zijn de woning meteen op gewelddadige wijze binnengedrongen. Door ieder van hen is geweld gebruikt, ook met meerdere personen tegelijk tegen een van beide aangevers.
In het vorenstaande ligt de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte besloten. De rechtbank acht medeplegen derhalve bewezen. De verdachten zijn in strafrechtelijke zin dan ook verantwoordelijk, over en weer, voor elkaars handelen.
Feit 3 (bedreiging [slachtoffer A], parketnummer 06/940245-10:
De rechtbank acht, gelet op voormelde verklaringen van [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [naam 4], wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer A] met een vuurwapen althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Ook in zoverre, als het gaat om de specifieke bedreiging met een vuurwapen, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van aangevers en [naam 4]. Verwezen wordt naar hetgeen door de rechtbank hiervoor omtrent de geloofwaardigheid van hun verklaringen is overwogen.
Feit 4 (bezit boksbeugel), parketnummer 06/940245-10:
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant F] is gebleken dat in een auto, een Mercedes, type Benz, kleur donker blauw en voorzien van kenteken [kenteken] een boksbeugel is aangetroffen en in beslag genomen.37 Uit de kennisgeving van inbeslagneming is gebleken dat de boksbeugel onder [verdachte A] in beslag is genomen.38
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant A], is gebleken dat het voorwerp dat onder [verdachte A] in beslag is genomen, een boksbeugel is. Dit voorwerp is een wapen, in de zin van artikel 2, lid 1, categorie 1, onder 3 van de WWM.39
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat de boksbeugel, welke in de auto is aangetroffen en in beslag genomen, zijn eigendom is.
Gelet op het bovenstaande, in het bijzonder de bekennende verklaringen van verdachte behoeft het betoog van de raadsman geen verdere bespreking meer. De rechtbank acht gezien voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een boksbeugel voorhanden heeft gehad.
Aangezien verdachte het feit onder 4 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is en zal worden volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
Feit 1, parketnummer 06/940054-12
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat [naam 1], [naam 2] en [naam 3] op hun eigen naam een telefoonabonnement hebben afgesloten. Bij het afsluiten van deze abonnementen hebben zij een telefoon ontvangen. Uit hun aangiften is gebleken dat zij deze telefoon hebben afgegeven of zouden afgeven voor geld. [naam 1], [naam 2] en [naam 3] hebben verklaard dat zij in opdracht van [naam 7] deze telefoonabonnementen hebben afgesloten. In hun verklaringen wordt verder gesproken over betrokkenheid van andere personen. Echter, de naam van verdachte wordt daarbij niet genoemd. Verdachte heeft ontkend iets met de oplichting van [naam 1], [naam 2] en [naam 3] te maken te hebben.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet (voldoende) kan worden vastgesteld dat verdachte een strafrechtelijk relevante rol heeft gespeeld bij het afsluiten van deze telefoonabonnementen en de omstandigheden waaronder dat zou zijn gebeurd. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Feit 2, parketnummer 06/940054-12
De rechtbank komt ten aanzien van feit 2 wel tot een bewezenverklaring.
Daarbij gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.40 In het dossier bevindt zich onder meer de aangifte van [naam 1] en het processen-verbaal van bevindingen zoals hierna zakelijk weergegeven.
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat hij op 31 januari 2012 met [verdachte A] en [naam 7] naar de KPN aan de [adres te plaats]n is gelopen. [verdachte A] vertelde hem onderweg dat hij een abonnement voor een Iphone 4S moest afsluiten. Toen ze in de winkel stonden te wachten op de verkoper vroeg hij aan [verdachte A] wat voor abonnement hij moest afsluiten. [verdachte A] zei toen dat hij een abonnement moest nemen waarbij hij het toestel gratis zou krijgen, zodat hij niet bij hoefde te betalen. Hij heeft tegen de verkoper van de KPN gezegd dat hij een abonnement wilde waarbij hij de Iphone gratis zou krijgen. De verkoper zei dat dat niet kon en dat hij 20 euro moest bijbetalen. Hij keek naar [verdachte A] en [verdachte A] knikte dat het goed was. De verkoper liep naar achteren om te kijken of ze nog een Iphone hadden liggen. Hij kreeg toen 50 euro van [verdachte A] om mee te betalen. De verkoper kwam terug en zei dat hij nog maar 1 Iphone had liggen en dat die was gereserveerd. De verkoper vroeg zijn gegevens en die heeft aangever gegeven. Nadat hij zijn gegevens had genoteerd, liep de verkoper weer naar achteren. Hij kwam even later terug en vertelde dat hij telefoon voor hem had. Aangever hoorde dat het zijn vader was. De verkoper vertrouwde het namelijk niet dat hij een abonnement wilde afsluiten en heeft zijn vader gebeld.41 Na enig doorvragen heeft aangever toegegeven dat hij voor een paar jongens een abonnement moest afsluiten. Even later kreeg hij weer telefoon van zijn vader en hij gaf aan dat hij geen abonnement wilde afsluiten en heeft de verkoper de politie gebeld. [verdachte A] was nog in de winkel toen de politie kwam.42 Door de onbekende jongen met wie aangever eerder die dag naar de Telford winkel liep, is aan aangever verteld dat hij een abonnement moest afsluiten, maar dat het abonnement dat hij zou afsluiten toch geannuleerd zou worden, door iemand die bij een webshop werkt.43
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant B] is gebleken dat van de aangever [naam 1] een aangifte werd opgenomen door collega [verbalisant C]. De aangever verklaarde 50 euro te hebben ontvangen van een verdachte, die naar later bleek te zijn [verdachte A]. [naam 1] verklaarde dat hij dit geld had ontvangen voor het afsluiten van een telefoonabonnement.44
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant D], [verbalisant E] en [verbalisant C] is gebleken dat er een melding was gedaan door een medewerker van de KPN winkel aan de [adres]. De melding was dat er een jongen onder dwang een duur telefoonabonnement moest afsluiten tegen zijn wil. Hierbij zijn zij ter plaatse gegaan. [verbalisant D] zag in de KPN winkel de hem ambtshalve bekende verdachte [verdachte A] staan. Verbalisant [verbalisant D] hoorde dat de medewerker vertelde dat er twee jongens in de winkel aanwezig waren die een KPN abonnement wilden afsluiten met het daarbij bijbehorende toestel, een Iphone 4S. [verbalisant D] zag dat de medewerker daarbij richting de jongens bij de balie wees. Hij zag dat daar [verdachte A] en een blonde jongen stonden. De medewerker vertelde dat hij de blonde jongen daarop apart had genomen, omdat hij sterk twijfelde aan de bereidwilligheid van de jongen. Verbalisanten [verbalisant D] en [verbalisant C] hoorden dat de KPN medewerker vertelde dat de langere blonde jongen de jongen was welke het abonnement moest afsluiten. Verbalisanten [verbalisant C] en [verbalisant D] hebben de blonde jongen aangesproken. Zij zagen dat de jongen hevig transpireerde en erg zenuwachtig was. Zij hoorden dat hij de abonnementen van [medeverdachte D], [verdachte A] en ene [naam 7] moest afsluiten. Als hij dit niet zou doen, zou hij problemen krijgen.45
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij werd benaderd of hij een telefoon wilde hebben. Als iemand voor verdachte een telefoon regelt, krijgt hij geld van verdachte. Het is goedkoper om op die manier aan een nieuwe telefoon te komen, dan zelf er één te kopen. Die andere persoon zit dan wellicht met de verplichtingen die bij het abonnement horen, maar dat is zijn eigen keuze.
De rechtbank is - gelet op bovengenoemde verklaringen - van oordeel dat verdachte [naam 1] heeft geprobeerd ertoe te bewegen een telefoonabonnement af te sluiten. [naam 1] zou de bijbehorende telefoon bij verdachte of één van zijn medeverdachten inleveren en daarvoor geld ontvangen. Verdachte heeft [naam 1] doen geloven dat het abonnement zou worden geannuleerd, omdat een vriendin van hem bij een webshop werkte en zij de annulering zou kunnen bewerkstelligen. Tegenover de politie heeft [naam 1] verklaard dat hij het telefoonabonnement niet wilde afsluiten, maar dit in opdracht van [medeverdachte D], [verdachte A] en ene [naam 7] moest afsluiten. Als hij dat niet zou doen, zou hij problemen krijgen. Uit dit alles blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten aldus op listige en leugenachtige wijze aangever hebben bewogen een (duur) telefoonabonnement aan te gaan, waarbij het voordeel voor verdachte en zijn medeverdachten bestond uit het nagenoeg voor niks verkrijgen van een Iphone.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 06/940245-10
Feit 1 primair:
hij in de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon genaamd [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer A]:
- meerdere vuistslagen tegen het hoofd hebben gegeven, en
- meerdere schoppen/trappen tegen het hoofd en het lichaam hebben gegeven, en
- meerdere klappen met een kandelaar tegen het hoofd en het lichaam hebben gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 subsidiair:
hij in de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer B]:
- een duw hebben gegeven, en
- meerdere malen bij de keel heeft gepakt en
- meerdere vuistslagen tegen het gezicht/hoofd hebben gegeven, en
- meerdere klappen tegen het lichaam hebben gegeven
waardoor voornoemde [slachtoffer B] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 3.
Hij in de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de slaap, van die [slachtoffer A] gedrukt en/of gedrukt gehouden en hem (daarbij) toegevoegd dat hij de politie niet mocht bellen omdat ze anders zouden terugkomen, althans handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Feit 4.
Hij omstreeks de periode van 19 juni 2010 tot en met 20 juni 2010 te Apeldoorn, een wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 06/940054-12
Feit 2.
hij op 31 januari 2012 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] te bewegen tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van één telefooncontract, hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
- die [naam 1] voorgehouden dat hij op eenvoudige wijze geld kon verdienen en
- dat hij (daartoe) één mobiele telefooncontract moest afsluiten en
- hem (daarbij) voorgehouden dat het door hem afgesloten telefooncontract (korte tijd) later zou worden ontbonden/geannuleerd en
- (vervolgens) naar een (KPN) telefoonwinkel is gegaan en (aldaar) met een medewerker van die winkel heeft gesproken over het afsluiten van een mobiel telefooncontract met een bijbehorende Iphone, waarbij voor deze Iphone geen of een geringe bijbetaling verschuldigd zou zijn, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Parketnummer 06/940245-10
Feit 1 primair:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Feit 2 subsidiair:
Medeplegen van mishandeling.
Feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 4:
Handelen in strijd met artikel 13, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbara gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Parketnummer 06/940054-12
Feit 2:
Medeplegen van poging tot oplichting.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft gewezen op de omstandigheid dat de feiten al twee jaar oud zijn. Volgens de Hoge Raad is enkel het tijdsverloop niet voldoende om zware consequenties te verbinden aan de afdoening van de zaak. Als er door de rechtbank een gevangenisstraf wordt opgelegd, verzoekt de raadsman het onvoorwaardelijk deel gelijk te stellen aan het voorarrest. Voor het overige kan naar zijn mening de zaak worden afgedaan met een voorwaardelijke straf en een lange proeftijd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich, onder meer, schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft aangever [slachtoffer A] geslagen. Terwijl aangever weerloos op de grond lag, hebben verdachte en zijn mededaders meerdere malen op hem ingeslagen en ingeschopt waarbij gebruik is gemaakt van een kandelaar en verdachte aangever bovendien heeft bedreigd door een pistool op het hoofd van aangever te drukken. Aangever had onder meer pijn en letsel in zijn gezicht en aan zijn hoofd. De omstandigheid dat aangever niet meer letsel heeft overgehouden, is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan verdachte is te danken. Daarnaast hebben verdachte en zijn mededaders aangeefster [slachtoffer B] geslagen, geduwd en bij de keel gepakt waardoor letsel is ontstaan, waaronder een botbreuk. Het is schokkend dat verdachte en zijn medeverdachten naar de woning van [slachtoffer B] zijn gegaan, alleen maar omdat ze een appeltje met [slachtoffer A] te schillen hadden en deze daarom "klappen" moest krijgen. Het gevoel van veiligheid van aangever en aangeefster is mede door verdachtes toedoen in ernstige mate aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke mishandelingen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden.
Het gaat om ernstige geweldsdelicten die een voor de rechtsorde schokkend karakter hebben en die leiden tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dit klemt te meer nu het gebeurde heeft plaatsgevonden in de woning van aangeefster gedurende een, bijna, voor de nachtrust bestemde tijd en meerdere personen daarvan getuige zijn geweest. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een boksbeugel en een poging tot oplichting.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de door de reclassering opgestelde adviezen van 8 september 2009 en 15 december 2010. Uit de adviezen blijkt, onder meer, dat verdachte met rust gelaten wil worden, zich vooral zorgen maakt over de duur van de detentie en geen contact met of toezicht van de reclassering wil. Uit de brief van de reclassering van 21 oktober 2011 blijkt bovendien dat het maken van een (nadere) rapportage niet mogelijk is gebleken omdat er geen reactie is gekomen op de brieven aan verdachte.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de Oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren (LOVS) voor artikel 302 Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling) voor wat betreft aangever [slachtoffer A], de oriëntatiepunten voor artikel 300 Wetboek van Strafrecht (mishandeling) voor wat betreft aangeefster [slachtoffer B] en de Oriëntatiepunten voor artikel 285 Wetboek van Strafrecht (bedreiging). Daarbij is rekening gehouden met het feit dat een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen is geacht. Daarnaast is rekening gehouden met het feit dat sprake is van medeplegen, dat verdachte en zijn mededaders bewust de confrontatie met aangever en aangeefster hebben opgezocht, dat het gebeurde heeft plaatsgevonden in de woning van aangeefster gedurende een, bijna, voor de nachtrust bestemde tijd en verdachte aangever bovendien heeft bedreigd door hem een pistool tegen het hoofd te drukken. Voor wat betreft de poging tot oplichting is aansluiting gezocht bij de Oriëntatiepunten van het LOVS voor artikel 285 Wetboek van Strafrecht.
Voor het bezit van de boksbeugel wordt afzonderlijk straf opgelegd omdat het geen misdrijf betreft, maar een overtreding. Strafverzwarend is daarbij dat de boksbeugel in de autodeur werd aangetroffen.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij, voor wat betreft het bewezen verklaarde (feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 parketnummer 06/940245-10), niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat de feiten inmiddels twee jaar geleden zijn gepleegd. Het tijdsverloop is mede veroorzaakt door de onderzoekshandelingen die in deze zaak zijn verricht.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank zal verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 20 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde delicten, de omvangrijke justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet heeft geleerd van eerdere straffen, geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel.
De uiteindelijk op te leggen straf door de rechtbank valt lager uit dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie, niet aan wil knopen bij de Oriëntatiepunten van het LOVS in geval van een overval op een woning.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 2.129,95 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.595,46 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De benadeelde partij [naam 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1008,- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder parketnummer 06/940054-12 onder 1 ten laste gelegde.
De benadeelde partij [naam 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 630,82 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder parketnummer 06/940054-12 onder 1 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 2] en [naam 3], nu de vordering niet eenvoudig van aard is. Het is onduidelijk wat de precieze schade is. Het abonnement loopt nog gewoon door en de officier van justitie is van mening dat ten aanzien van [naam 2] en [naam 3] enige mate van eigen schuld aan de orde is. Die combinatie van vragen maakt dat de vordering niet eenvoudig genoeg, en een onevenredige belasting, voor afdoening in het strafproces.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade van [slachtoffer A en B] aanzienlijk dient te worden gematigd. Ten aanzien van de materiële schade van [slachtoffer B] heeft de raadsman verzocht deze af te wijzen, nu de gepleegde vernieling niet op de tenlastelegging van verdachte is weergegeven. Tot slot heeft de raadsman verzocht de benadeelde partijen [naam 3] en [naam 2] niet ontvankelijk te verklaren in hun vordering, nu de raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vordering [slachtoffer A]
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schade valt aan te merken als schade die rechtstreeks aan de benadeelde partij is toegebracht als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit en dat deze post voldoende is onderbouwd. Dit onderdeel van de vordering, met een totaalbedrag van € 129,95 is derhalve toewijsbaar.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er door [slachtoffer A] immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade ten bedrage van € 2.000,- leent zich, gelet op het bewezen verklaarde medeplegen, voor hoofdelijke toewijzing. De wettelijke rente over de genoemde materiële en immateriële schade zal worden toegewezen vanaf de datum van het plegen van het feit, te weten 20 juni 2010.
Vordering [slachtoffer B]
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schade niet valt aan te merken als schade die rechtstreeks aan de benadeelde partij is toegebracht als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde feit, nu de vernieling van de huisraad niet aan deze verdachte ten laste is gelegd. Ten aanzien van dit deel van de vordering zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Dit deel van de vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade ten bedrage van € 1.000,- leent zich, gelet op het bewezen verklaarde medeplegen, voor hoofdelijke toewijzing. De wettelijke rente over de genoemde immateriële schade zal worden toegewezen vanaf de datum van het plegen van het feit, te weten 20 juni 2010.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [naam 2] en [naam 3], is de rechtbank van oordeel dat zij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering, nu verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijsproken.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer A en B], de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van de slachtoffers.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 06/940489-10 kan worden toegewezen, nu verdachte binnen de proeftijd opnieuw een strafbaar feit heeft begaan. Met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 06/850022-09 is de officier van justitie de mening toegedaan dat de proeftijd op 19 november 2009 is ingegaan. De vordering is kennelijk - blijkens het proces-verbaal van de zitting - op de zitting van 29 november 2011 aan de orde gekomen. De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld de vordering toe te wijzen, nu de vordering op een eerdere zitting aan de orde is geweest en derhalve tijdig aanhangig is gemaakt. Subsidiair heeft de officier van justitie geconcludeerd dat indien blijkt dat de datum van indiening van de vordering 12 juni 2012 is, de vordering te laat is ingediend en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 06/940489-10 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 06/850022-09 heeft de raadsman bepleit dat hij in het bezit is van een vordering gedateerd 12 juni 2012, terwijl de proeftijd in 2011 al is geëindigd. Nu de vordering te laat is aangebracht, dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank is van oordeel dat nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, de bij vonnis van de politierechter Zutphen van 3 maart 2011 (parketnummer 06/940489-10) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand, ten uitvoer gelegd te worden.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 06/850022-09 heeft de rechtbank ter terechtzitting vastgesteld dat de vordering waarnaar het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 november 2011 verwijst, zich niet (meer) in het dossier bevindt. Vaststaat wel dat het openbaar ministerie in deze zaak op 12 juni 2012 een (nieuwe) vordering heeft ingediend.
Op grond van artikel 14g lid 5 van het Wetboek van Strafrecht mag de vordering tenuitvoerlegging niet later worden ingediend dan drie maanden na het verstrijken van de proeftijd. Nu de (enige) vordering tenuitvoerlegging welke zich in het dossier van de rechtbank bevindt, is gedateerd 12 juni 2012, en de proeftijd reeds op 18 november 2011 is verstreken, is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 23, 24, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 62, 91, 285, 300, 302 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/940245-10 onder 2 primair en onder parketnummer 06/940054-12 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/940245-10 onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 en onder parketnummer 06/940054-12 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 primair:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Feit 2 subsidiair:
Medeplegen van mishandeling.
Feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 4:
Handelen in strijd met artikel 13, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbara gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Parketnummer 06/940054-12
Feit 2:
Medeplegen van poging tot oplichting.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 06/940245-10 onder 4 tot een geldboete van € 300,- (driehonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis;
* gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van rechtbank te Zutphen van 3 maart 2011, te weten van:
1 maand gevangenisstraf;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], van een bedrag van € 2.129,95 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2010, verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] een bedrag te betalen van € 2.129.95 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2010 met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], van een bedrag van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2010, verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] een bedrag te betalen van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2010 met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verklaart de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk in haar vordering;
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Kropman en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2012.
Mrs. Van der Mei en Draisma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna ten aanzien van de feiten 1 en 2 wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0623 2010111762-1, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District Apeldoorn, Team Apeldoorn Noord-West, gesloten en getekend door W.A. Nijhof, brigadier, op 30 juli 2010.
2 Proces-verbaal relaas van 20 juni 2010, p. 33-35.
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A], p. 57.
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A], p. 58.
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A], p. 60.
6 Proces-verbaal met aanvullende verklaring van [slachtoffer A], p. 72.
7 Proces-verbaal met aanvullende verklaring, p. 73.
8 Proces-verbaal met aanvullende verklaring van [slachtoffer A], p. 74.
9 Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer A], p. 63.
10 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B], p. 80.
11 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B], p. 81.
12 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B], p. 82.
13 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B], p. 83.
14 Proces-verbaal met aanvullende verklaring van [slachtoffer B], p. 97.
15 Proces-verbaal met aanvullende verklaring van [slachtoffer B], p. 98.
16 Proces-verbaal met aanvullende verklaring van [slachtoffer B], p. 99.
17 Geneeskundige verklaring omtrent [slachtoffer B], p. 108.
18 Proces-verbaal met aanvullende verklaring van [slachtoffer B], p. 98, 101-108.
19 Proces-verbaal van verhoor van [naam 4], p. 123.
20 Proces-verbaal van verhoor van [naam 4], p. 124.
21 Proces-verbaal van verhoor [naam 4], p. 125.
22 Proces-verbaal van verhoor van [naam 5], p. 142.
23 Proces-verbaal van verhoor van [naam 5], p. 143.
24 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 6], p. 112.
25 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 6], p. 113.
26 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 8], p. 419.
27 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 8], p. 420.
28 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 331.
29 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 332.
30 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 333.
31 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 339.
32 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 342.
33 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 343.
34 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 344.
35 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte E], p. 400 en 401.
36 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte E], p. 406 en 407.
37 Proces-verbaal van bevindingen, p. 246.
38 Kennisgeving van inbeslagneming, p. 247.
39 Proces-verbaal van bevindingen, p. 249.
40 Wanneer hierna ten aanzien van feit 2 wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0621 2012015425-12, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, District Apeldoorn, Team Apeldoorn Binnenstad, gesloten en getekend door [verbalisant B], agent, op 31 januari 2012.
41 Proces-verbaal van aangifte van [naam 1], p. 75.
42 Proces-verbaal van aangifte van [naam 1], p. 76.
43 Proces-verbaal van aangifte van [naam 1], p. 75.
44 Proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
45 Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.