Bij een doorzoeking12 bij [naam 4 Lease BV] op 27 mei 2008 werd op de zolder van het pand aan de [adres] tussen een stapel losse bescheiden onder andere een orderbevestiging d.d. 14 januari 2006 aangetroffen welke deed vermoeden dat [medeverdachte A te plaats] bij [bedrijf 7 B.V.] een auto van het merk Land Rover zou hebben gekocht. Door [bedrijf 7 B.V.] werden verschillende bescheiden uitgeleverd:
autofactuur d.d. 03-05-2006 met nummer [nummer 2] voor de aankoop van een Land
Rover met chassisnummer eindigend op [chassisnummer A] voor een bedrag van € 52.529,26
exclusief BTW door [medeverdachte A te plaats];
orderbevestiging d.d. 27-07-2006 op naam van [medeverdachte A] te [plaats] te
Spanje voor voornoemde auto en wederom een bedrag van € 52.529,26;
creditfactuur op naam van [medeverdachte A te plaats] d.d. 28-07-2006 met
nummer [nummer 3] ter creditering van factuur met nummer [nummer 2];
creditfactuur op naam van [medeverdachte A] te Benalmadea d.d. 28-07-2006 met
nummer [nummer] ter creditering van factuur met nummer [nummer 2];
factuur op naam van [medeverdachte A] te [plaats] d.d. 28-07-2006 met nummer
[nummer 5] ter correctie van factuur [nummer];
factuur op naam van [medeverdachte A] te [plaats] d.d. 28-07-2006 met nummer
[nummer 6] met een factuurbedrag van € 52.529,26.
Bij onderzoek in de administratie van [naam 4 Lease B.V.] werd aangetroffen een bankafschrift van rekeningnummer [nummer] ten name van [naam 3 B.V.] waarbij op 9 mei 2006 een bedrag van € 52.529,26 werd betaald aan [bedrijf naam 7]. Als omschrijving wordt onder andere vermeld "spoedoverboeking factuurnummer [nummer 2].
Tussen een stapel losse bescheiden in de showroom van de [adres] werd onder
andere aangetroffen een doorslag van een verkoopfactuur met nummer [nummer 7] van [naam 1 VOF] d.d. 21-06-2006, betreffende de verkoop van een Landrover met chassisnummer dat eindigt op [chassisnummer A], aan[bedrijf 8 te plaats] voor een bedrag van € 62.500,00
(in dit bedrag zit een bedrag van € 9.979,00 BTW). Achter deze factuur zat een handgeschreven notitie waarbij aan [medeverdachte A] (lees [medeverdachte A]) verzocht werd om een factuur te maken ter hoogte van € 62.500,00 inclusief BTW en excl. BPM.
In zowel de administratie van autobedrijf [naam 3 B.V.]., als van [naam 4 Lease BV], als van [naam 1 VOF] is geen inkoopfactuur aangetroffen ter zake van de Landrover. Tevens werd in de administratie van [naam 1 VOF] ter zake van de verkoop van de Landrover aan [bedrijf 8] geen verkoopfactuur aangetroffen.
Teneinde te kunnen vaststellen of de Landrover inderdaad door [bedrijf 8 te plaats] (hierna [bedrijf 8]) was gekocht, van wie deze auto was gekocht, welk bedrag er voor deze auto was betaald en welke factuur er in de administratie van [bedrijf 8] aanwezig was, is op 25 augustus 2008 een vordering ter inbeslagneming gedaan bij [bedrijf 8].
Ter zake van de inkoop van de Landrover door [bedrijf 8] werd een factuur overgelegd
welke was gedateerd op 21 juni 2006 en welke was voorzien van factuurnummer [nummer 7].
[bedrijf 8]13 verklaarde ter zake deze factuur dat hij deze heeft ontvangen van [naam 1 VOF].
Ter zake van de aankoop wist hij dat deze auto te koop stond bij [bedrijf 7 te plaats], en dat het een nieuwe auto betrof welke door [medeverdachte A] besteld was. [accountant] verklaarde hierover: "Gelet op het feit dat deze factuur niet in de administratie van [kantoor] voorkomt houdt dit in dat het BTW bedrag van deze factuur op geen enkele aangifte omzetbelasting van [naam 1 VOF] is afgedragen aan de fiscus. De aangifte over het tweede kwartaal 2006 van [naam 1 VOF] is dan ook onjuist".