ECLI:NL:RBZUT:2012:BX3149

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
31 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940043-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Troost
  • A. van der Hooft
  • J. van Lookeren Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor drugshandel, hennepkwekerij en bijstandsfraude

Op 31 juli 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige man uit Doetinchem, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het dealen van harddrugs, het houden van een hennepkwekerij en bijstandsuitkeringsfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 augustus 2010 en 24 januari 2012 opzettelijk heroïne en cocaïne heeft verkocht en/of afgeleverd. Daarnaast heeft hij in strijd met de Wet werk en bijstand (WWB) nagelaten om tijdig de benodigde gegevens aan de gemeente Doetinchem te verstrekken, wat heeft geleid tot financiële benadeling van de gemeente. Ook is de verdachte betrokken geweest bij de teelt van hennepplanten in een pand in Doetinchem. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid en de rechtsorde. De rechtbank heeft daarnaast enkele in beslag genomen goederen, waaronder geldbedragen en telefoons, verbeurd verklaard, omdat deze verband hielden met de drugshandel. De verdachte is vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940043-12
Uitspraak d.d.: 31 juli 2012
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1963],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in Huis van Bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. J.H. Hofstede, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2010 tot en met 24 januari 2012 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, 1,2 gram en/of 3,37 gram en/of 9,31 gram en/of één of meer wikkel(s), althans één of meer hoeveelheid/hoeveelheden heroïne en/of een hoeveelheid cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 januari 2012 te Doetinchem, in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten bijstandsuitkering WWB, opzettelijk heeft/hebben nagelaten tijdig het/de benodigde gegeven(s) aan het bestuur van de gemeente Doetinchem, dan wel aan het bestuur van die gemeente te verstrekken, immers heeft/hebben verdachte en/of diens medeverdachte en/of echtgenoot/partner (telkens) niet (volledig) aan genoemde instantie(s) gemeld -zakelijk weergegeven - de door verdachte en/of diens medeverdachte en/of echtgenoot/partner verrichtte werkzaamheden en/of het zijn/hun spaargeld en/of de door verdachte en/of diens medeverdachte en/of echtgenoot/partner genoten inkomsten (uit arbeid en/of als zelfstandige en/of uit onbekende bron(nen)), terwijl dit/deze feit(en) kan/kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf en/of een anderen of anderen, (zulks) terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat dat/die gegeven(s) van belang was/waren voor de vaststelling van verdachtes en/of eens anders recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte en/of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming;
art 227b Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 09 juni 2011 te Aalten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets en/of een fietstas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 09 juni 2011 tot en met 24 januari 2012 te Aalten en/of te Doetinchem, in elk geval in Nederland, een fotocamera (Nikon) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die camera wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 10 november 2011 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 263, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Feit 1
Op basis van de verklaringen van de getuigen [getuige A], [getuige B] en [getuige C] en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gehandeld heeft in heroïne en cocaïne.
Feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van het opzettelijk nalaten gegevens te verstrekken aan het bestuur van de gemeente Doetinchem in het kader van de bijstandsuitkering WWB door verdachte. Uit het aanvraagformulier en de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte opzettelijk niet heeft gemeld dat hij spaargeld bezit. Evenmin heeft hij opgegeven inkomsten uit arbeid te hebben genoten in de tenlastegelegde periode. Hij heeft hierbij meermalen de informatieplicht geschonden. Schending van de informatieplicht kan gevolgen hebben voor het recht op uitkering en de hoogte/duur daarvan.
Feit 4
Hoewel verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij aan de [adres] te Doetinchem, acht de rechtbank niettemin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hierbij wel degelijk betrokken was. Medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] hebben hierover ieder een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Deze belastende verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van [getuige D] en [getuige B] en tapgesprekken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft gedaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 augustus 2010 tot en met 24 januari 2012 te Doetinchem tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, één of meer hoeveelheden heroïne en/of een hoeveelheid cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in de periode van 23 oktober 2009 tot en met 24 januari 2012 te Doetinchem, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten een verplichting ingevolge de WWB, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens aan het bestuur van de gemeente Doetinchem te verstrekken, immers heeft verdachte (telkens) niet (volledig) aan genoemde instantie gemeld -zakelijk weergegeven - zijn spaargeld en/of de door verdachte genoten inkomsten (uit arbeid en/of als zelfstandige en/of uit onbekende bron(nen)), terwijl deze feiten kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf, zulks terwijl verdachte redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking , dan wel voor de hoogte en de duur van die verstrekking;
4.
hij op 10 november 2011 te Doetinchem tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 263 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming en de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming
Feit 4
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich gedurende anderhalf jaar, grotendeels samen met anderen, bezig heeft gehouden met de verkoop van harddrugs in Doetinchem. Verdachte heeft in die periode nagenoeg dagelijks harddrugs gedeald en, gelet op de verklaring van [getuige A], in elk geval in de laatste maanden ook cocaïne. Verdachte heeft ten minste ongeveer 20 afnemers gehad. Door zijn handelwijze heeft verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van het harddrugscircuit in de gemeente Doetinchem. Daarnaast heeft de verdachte een hennepkwekerij in een woning geëxploiteerd. Door aldus te handelen heeft de verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd en daarmee inbreuk op de rechtsorde gemaakt, met veronachtzaming van de ernstige risico's die dergelijke delicten voor de volksgezondheid opleveren.
Ook heeft verdachte onjuiste informatie verstrekt aan de gemeente Doetinchem terzake van zijn bijstandsuitkering ingevolge de WWB, waardoor die gemeente financieel kan zijn gedupeerd. Door fraude te plegen zoals verdachte heeft gedaan, wordt tevens het maatschappelijk imago van uitkeringsgerechtigden beschadigd.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 23 april 2012 en het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 juni 2012 van verdachte.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Nu de rechtbank ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit komt tot een vrijspraak en de straf als door de officier van justitie geëist de rechtbank bovenmatig voorkomt, komt de rechtbank tot de oplegging van een lichtere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
In beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte zijn goederen in beslag genomen volgens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
De (beslaglijst nummer 55.) in beslag genomen personenauto, merk Mercedes, kenteken [kenteken], behoort niet op deze beslaglijst thuis, nu deze personenauto onder medeverdachte [medeverdachte C] in beslag is genomen. Terzake behoeft dan ook geen beslissing genomen te worden.
Van het (beslaglijst nummer 1.) in beslag genomen fototoestel Nikon Cool L4 zal de teruggave worden gelast, nu deze in beslag is genomen onder feit 3 en verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
De (beslaglijst nummers 2. en 3.) in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu deze geldbedragen onder hem in beslag zijn genomen terwijl verdachte harddrugs bij zich had en zich met drugsdealen bezighield. Deze geldbedragen zijn door middel van het misdrijf verkregen.
De in beslag genomen telefoontoestellen, onder 5. en 6. genoemd op de beslaglijst, zijn beide gerelateerd aan de drugshandel van verdachte en derhalve vatbaar voor verbeurdverklaring,
nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de overige voorwerpen op de beslaglijst niet is kunnen blijken dat deze goederen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de overige te melden voorwerpen op de beslaglijst aan de veroordeelde.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 47, 57, 91 en 227b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 onder B, 3 onder B, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 primair en subisidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming en de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming
Feit 4
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
o 2. Geld Nederland, 1995,00;
o 3. Geld Nederlands, 442,02;
o 5. Telefoontoestel Nokia;
o 6. Telefoontoestel Samsung;
* gelast de teruggave van de overige in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, zoals vermeld op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, met uitzondering van de op deze lijst onder 55. vermelde personenauto, merk Mercedes, kenteken [kenteken];
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Van der Hooft en Van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 juli 2012.
mr. Van Lookeren Campagne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.