ECLI:NL:RBZUT:2012:BX6416

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850006-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • P. Prisse
  • K. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige

In de zaak tegen een 83-jarige man, die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige, heeft de Rechtbank Zutphen op 28 augustus 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 1 maart 2009 tot en met 15 september 2009 ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met een 16-jarig meisje in Nunspeet. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een aangifte die was gedaan door de moeder van het slachtoffer op 10 november 2010. Tijdens de zitting op 21 augustus 2012 heeft de rechtbank de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte gehoord. De officier van justitie meende dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en dat deze ondersteund werd door verklaringen van haar ouders. Echter, de rechtbank was van mening dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte de beschuldigingen ten stelligste ontkende en dat er een aanzienlijk tijdsverloop was tussen de vermeende feiten en de aangifte, wat de betrouwbaarheid van de herinneringen van het slachtoffer in twijfel trok. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de ontuchtige handelingen niet bewezen konden worden. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en de benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850006-11
Uitspraak d.d.: 28 augustus 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1929],
wonende te [plaats]
Raadsman: mr. C.B. Bos, advocaat te Nijkerk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 augustus 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot
en met 15 september 2009, te Nunspeet, in ieder geval in Nederland,
met [slachtoffer], geboortedatum [1999],
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
uit het betasten van haar vagina, in ieder geval haar schaamstreek,
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op 27 oktober 2010 heeft mevrouw [moeder slachtoffer], moeder van de op [1999] geboren [slachtoffer] contact gezocht met de politie. Haar dochter had verteld dat een ongeveer 80-jarige kennis van de familie, genaamd [verdachte] (verdachte), haar op seksueel gebied iets had aangedaan. Op 29 oktober 2010 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden met [moeder slachtoffer], waarna ze op 10 november 2010 aangifte heeft gedaan van seksueel misbruik van haar dochter.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Volgens hem is de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en klopt deze met hetgeen haar ouders hebben verklaard. Het klopt dat ze op bezoek is geweest bij verdachte, dat haar vader door het raam heeft gekeken en dat ze snoep, een horloge en geld heeft gekregen. De officier van justitie denkt daarom dat ze ook betrouwbaar heeft verklaard over de ontuchtige handelingen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Primair heeft zij hiertoe betoogd dat niet is voldaan aan het bewijsminimum nu de verklaring van [slachtoffer] alleen wordt onderbouwd door 'de auditu' verklaringen van haar ouders. De bewijsmiddelen zijn slechts te herleiden tot één bron, te weten [slachtoffer]. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat geen sprake is van overtuigend bewijs gelet op de onbetrouwbaarheid van de verklaringen. Niet kan worden uitgesloten dat [slachtoffer] is beïnvloed door haar moeder dan wel door anderen of door andere gebeurtenissen. Ook is er door tijdsverloop ruimte geweest voor het ontstaan van ruis tussen werkelijke- en niet-werkelijke feiten. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de ten laste gelegde periode niet kan worden bewezen nu nergens uit kan worden afgeleid wanneer de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit in beginsel wettig bewezen zou kunnen worden nu de verklaring van [slachtoffer] op een aantal punten (zoals het op schoot zitten, het geven van enkele kadootjes en het geven van kusjes (op de wang)) wordt bevestigd door de verklaring van verdachte. Het gaat daarbij dan niet om punten die door het Openbaar Ministerie als ontuchtig zijn aangemerkt en ten laste gelegd.
Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank echter niet de overtuiging dat de ten laste gelegde ontucht heeft plaatsgevonden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte de ontuchtige handelingen steeds ten stelligste heeft ontkend. Verder neemt de rechtbank in aanmerking het tijdsverloop tussen de periode waarin de ontucht zou hebben plaatsgevonden en het moment dat [slachtoffer] dit aan haar moeder heeft verteld en met name het tijdsverloop dat toen volgde tot het doen van aangifte. Dit forse tijdsverloop is onvoldoende waarborg voor een betrouwbare weergave van de herinnering. Nu het daar in de kern op aan komt heeft de rechtbank niet de overtuiging dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.
Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.041,76 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Prisse en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2012.