ECLI:NL:RBZUT:2012:BX7578

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940194-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kropman
  • A. van der Mei
  • J. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting aan bedrijfsauto met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De verdachte heeft op 26 april 2012 in de gemeente Ermelo opzettelijk brand gesticht aan de bedrijfsauto van de stiefvader van zijn vriendin, een VW Caddy. Dit deed hij om zijn loyaliteit ten opzichte van zijn vriendin te onderstrepen, in het licht van beschuldigingen die zij had geuit tegen haar stiefvader. Door zijn handelen heeft de verdachte een gevaarzetting gecreëerd, aangezien de auto zich op slechts vier meter afstand van een woning bevond. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar was te duchten, gezien de aanwezigheid van brandbare stoffen in de auto.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering en deel te nemen aan een gedragstraining. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 4.875,51 toegewezen aan de benadeelde partij, het leasebedrijf, voor de schade die door de brand is veroorzaakt. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en de impact ervan op de samenleving, evenals de verantwoordelijkheid van de verdachte voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940194-12
Uitspraak d.d. 28 augustus 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1986],
wonende te [plaats, adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Berg te Arnhem Noord.
Raadsvrouw mr. Mulder, advocaat te Nijkerk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 augustus 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 april 2012 in de gemeente Ermelo tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft
gesticht in/aan een (kleine) (bedrijfs)auto (VW Caddy), immers heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de
vlam van een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met (was)benzine (welke verdachte en/of zijn mededader over
voornoemde auto hadden gegoten/gesprenkeld), althans met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
een op 4 (vier) meter afstand van die auto gelegen (inventaris van de) woning
en/of een of meer belendende woning(en) (in het/dezelfde huizenblok/rij), in
elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een of meer zich in (de slaapkamer van)
voornoemde woning(en) (gelegen aan [adres] bevindende
(mede)bewoner(s), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 26 april 2012ikn de gemeente Ermelo tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk een (kleine) (bedrijfs)auto (VW Caddy),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
[leasebedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding tot het onderzoek
Op 26 april 2012 omstreeks 22.45 uur kreeg de politie via de regionale meldkamer de opdracht om te gaan naar de Wielewaal te Ermelo, waar een bestelauto in brand zou staan. Onderweg naar de voertuigbrand kwam de informatie binnen dat vanuit de omgeving van de brand een donkerkleurige VW Golf was weggereden met gedoofde lichten. Door de politie werd een donkerkleurige VW Golf gesignaleerd met het kenteken [kenteken]. Bij controle van dat voertuig bleek de bestuurder verdachte te zijn, terwijl naast hem als passagiers [naam 1] in de auto zat. Verdachte is op 8 mei 2012 in verband met deze zaak aangehouden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, aangezien van een concrete gevaarzetting niet is gebleken. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde vernieling heeft verdachte aangegeven in een opwelling te hebben gehandeld. Ter zitting heeft de raadsvrouw het standpunt van de verdediging nader uiteengezet.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangezien verdachte zowel bij de politie2 als ter terechtzitting3 duidelijk en ondubbelzinnig een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal in dit vonnis worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Voorts zijn voor het bewijs voorhanden de verklaring van [naam 1]4, de verklaring van aangever [slachtoffer]5 en de het relaas inzake het rapport van de bevelvoerder van het brandweerkorps [naam 2]6.
Door de raadsvrouw is een verweer gevoerd ziende op de concrete gevaarzetting van het door verdachte op zichzelf erkende handelen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het verslag van de bevelvoerder van de brandweer blijkt dat de bestelwagen op vier meter afstand van de dichtstbijzijnde woning (naar de rechtbank begrijpt: een rijtjeshuis) stond. Bij nadere inspectie na het blussen werden (naar de rechtbank begrijpt: in het voertuig) twee jerrycans aangetroffen met daarin mengolie wat volgens de bevelvoerder bij de brand als katalysator had kunnen werken. Volgens aangever [slachtoffer] stonden in de laadruimte van de auto op het moment van de brand twee jerrycans van elk tien liter, de een volledig gevuld met benzine vermengd met 2-taktolie en de ander volledig gevuld met diesel. Daaruit kan, zelfstandig en in onderlinge samenhang beschouwd, naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat er in ieder geval gemeen gevaar voor goederen bestond.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de volgende bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 26 april 2012 in de gemeente Ermelo tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht aan een bedrijfsauto (VW Caddy), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de vlam van een aansteker in aanraking gebracht met wasbenzine (welke verdachte over voornoemde auto had gegoten/gesprenkeld) ten gevolge waarvan voornoemde auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een op 4 (vier) meter afstand van die auto gelegen (inventaris van de) woning en een of meer belendende woningen (in het/dezelfde huizenblok/rij) te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
medeplegen van brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt, waarin is gerefereerd aan een eerder over verdachte uitgebracht psychologisch en pedagogisch onderzoek en de daaruit volgende bevindingen (zwakke agressieregulatie, geringe frustratietolerantie en een tekortkomende impulscontrole). Als prominente risicofactor is door de reclassering benoemd zijn beïnvloedbaarheid en onvermogen om adequaat te handelen als er een appel wordt gedaan op zijn loyaliteit. De genoemde persoonskenmerken lijken een rol te hebben gespeeld bij de totstandkoming van de zaak. Op basis hiervan en de indruk die verdachte ter terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt, gaat de rechtbank er vanuit dat er bij verdachte sprake is van enige persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank zal verdachte derhalve als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en oplegging van de bijzonder voorwaarden zoals geformuleerd in het rapport van de reclassering van 7 augustus 2012 (meldingsgebod en deelname aan een gedragsinterventie).
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat ingeval de rechtbank tot enige bewezenverklaring mocht komen, bij een onvoorwaardelijk strafdeel volstaan dient te worden met een strafoplegging gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht. Verdachte is bereid om in het kader van de bijzondere voorwaarden een training te volgen als door de reclassering is geadviseerd.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 26 april 2012 de bedrijfsauto van de stiefvader van zijn vriendin in brand gestoken, teneinde op die wijze zijn loyaliteit ten opzichte van zijn vriendin te onderstrepen in verband met harerzijds gedane aantijgingen jegens haar stiefvader. Verdachte heeft daardoor een gevaarzetting gecreëerd. Dit soort strafbare feiten veroorzaakt bovendien veel onrust in de samenleving en wakkert gevoelens van onveiligheid aan. De gevolgen van verdachtes handelen zijn gelukkig beperkt gebleven.
De kans op recidive wordt door de reclassering als laag gemiddeld ingeschat. Verdachte heeft zijn spijt betuigd en lijkt tot het inzicht te zijn gekomen dat hij zich niet zo makkelijk moet laten beïnvloeden. Door de reclassering is een plan van aanpak opgesteld gericht op een gedragsinterventie en geconcretiseerd in het advies om aan verdachte een tweetal bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in de gevorderde strafmodaliteit strafvoorstel,
maar ziet in de context van het geheel aanleiding om de straf te matigen. Dit geldt temeer zij anders dan de officier van justitie het levensgevaar voor anderen niet bewezen acht en de rechtbank verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwt.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [leasebedrijf] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.694,63 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding integraal kan worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen bij gebrek aan onderbouwing. Ten aanzien van de opgevoerde bedrijfsschade ontbreekt elke grondslag, bewijs omtrent een total-loss verklaring en de dagwaarde van de auto ontbreekt, terwijl de expertisekosten niet althans onvoldoende zijn onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Uit de door de benadeelde overgelegde schadecalculatie blijkt voldoende dat er sprake is van een total-loss situatie, gezien de dagwaarde van de auto afgezet tegen de reparatiekosten voor herstel. De rechtbank acht de daarvoor opgevoerde schadepost van € 4.781,51 dan ook voor toewijzing vatbaar. Datzelfde geldt ten aanzien van de opgevoerde expertisekosten, gelet op de daartoe overgelegde factuur d.d. 18 mei 2012. Ten aanzien van de opgevoerde bedrijfsschade is de rechtbank van oordeel dat die post niet voldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal derhalve aan de benadeelde partij toewijzen een bedrag van € 4.875,51.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu de behandeling van die vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde kan dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
medeplegen van brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden;
* bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van vier maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd en stelt een proeftijd vast van twee jaren;
* stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Dat houdt in elk geval het navolgende in:
* Meldplicht reclassering
dat veroordeelde zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de reclassering, Houtwal 16d te Zutphen en zich vervolgens gedurende de proeftijd aldaar zal blijven melden zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* Gedragsinterventie
dat veroordeelde gedurende drie maanden van de proeftijd zal deelnemen aan een gedraginterventie, bestaande uit een Cognitieve vaardigheidstraining (CoVa), waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
*
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [leasebedrijf] van een bedrag van € 4.875,51 vermeerderd betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Kropman, voorzitter, Van der Mei en Troost, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2012.
Mr. Troost is buiten staat mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal van de politie Regio Noord- en Oost Gelderland, gedateerd 16 mei 2012, opgemaakt door de verbalisanten agent [naam 3] en brigadier [naam 4] (voor zover niet anders is vermeld)
2 Verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 61, 62 en 65
3 Proces-verbaal terechtzitting 14 augustus 2012
4 Verklaring [naam 1], doorgenummerde dossierpag. 69 en 70
5 Verklaring [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 33 en 45
6 Relaas verbalisant [naam 4] inzake brandrapport bevelvoerder van de brandweer Ermelo, doorgenummerde dossierpag.