ECLI:NL:RBZUT:2012:BX7584

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940002-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Troost
  • A. van der Mei
  • J. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere strafoplegging voor geweldsdelicten tijdens Oudejaarsnacht in Apeldoorn

Op 28 augustus 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op Oudejaarsnacht 2011 in Apeldoorn geweld heeft gepleegd. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft meerdere personen, waaronder [slachtoffer A] en [slachtoffer B], mishandeld met een balk en zijn vuisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer A] door hem met een balk te slaan, wat resulteerde in een gebroken arm. Daarnaast heeft hij [slachtoffer B] mishandeld en beledigingen geuit naar ambtenaren, waaronder [slachtoffer C]. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat niet is aangetoond dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de agressor was en dat zijn gedrag een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van anderen heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling voor zijn gedragsstoornis. De benadeelde partij [slachtoffer D] werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de gemachtigde niet ter zitting was verschenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/940002-12
Uitspraak 28 augustus 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1990],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman mr. Dassen, advocaat te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 augustus 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Apeldoorn aan [slachtoffer A] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel (een gebroken linkerarm), heeft toegebracht, door
deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal met een balk en/of plank, in elk
geval met een stuk hout (in de richting van het hoofd van die [slachtoffer A]) te slaan,
(waarbij hij, [slachtoffer A], deze slag/slagen met zijn arm heeft afgeweerd);
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Apeldoorn ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal met een balk en/of plank, in elk geval met een stuk hout op
die [slachtoffer A] heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend
[slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) tegen het hoofd
en/of in het gezicht, in elk geval tegen het lichaam heeft gestompt en/of
geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend
[slachtoffer B] meermalen, althans eenmaal met een balk en/of plank, in elk
geval met een stuk hout tegen het been heeft geslagen, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Apeldoorn opzettelijk beledigend (een)
ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer C], gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, als arrestantenverzorger
in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
"kankerklootzak en/of kankerhomo", althans woorden van gelijke beledigende
aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Apeldoorn [slachtoffer D] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn handen een beweging
gemaakt alsof hij een wapen doorlaadde en/of (vervolgens) met zijn duim en
wijsvinger een loop en trekker gevormd en/of (vervolgens) meermalen, althans
eenmaal een schietende beweging in de richting van die [slachtoffer D] gemaakt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding tot het onderzoek
Op 31 december 2011 te 21.31 uur kwam er bij de politie een melding binnen dat er op het Vogelplein/Leeuwerikweg te Apeldoorn een groep personen zich zou hebben gekeerd tegen een drietal buurtbewoners en dat de situatie uit de hand dreigde te lopen. Een buurtbewoner zou volgens de melding door een dronken persoon in elkaar zijn geslagen.
Door de politiemensen die vervolgens ter plaatse komen werd de sfeer op het Vogelplein als dreigend ervaren. Verdachte is in de loop van die avond aangehouden terzake van mishandeling en vernieling.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de feiten 4 en 5 voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, aangezien verdachte niet het opzet heeft gehad om de in de dagvaarding genoemde [slachtoffer B] te raken.
Wat de feiten onder 1 en 2 betreft is door de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zichzelf met een beroep op noodweer cq noodweerexces. Ter zitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht. Door de raadsman is onder meer aangevoerd dat verdachte is benaderd door [slachtoffer A] die verdachte bij de keel heeft gegrepen en waarop verdachte vervolgens is gaan slaan. Door twee getuigen is verklaard dat verdachte bij de keel werd gegrepen, een van de meest kwetsbare plekken van het lichaam, aangezien daar de ademsappel zit en wanneer de keel wordt dichtgedrukt je geen lucht meer krijgt. Nadat verdachte [slachtoffer A] twee klappen had gegeven maar dit geen effect had en zijn keel door [slachtoffer A] werd dichtgehouden, heeft verdachte de binnen zijn bereik liggende balk gepakt. Verdachte heeft in de emotie van dat moment, in de angst die tengevolge van het bij de keel grijpen en het blijven dichthouden van de keel bij hem was ontstaan, gehandeld. Dat verdachte daarbij onder invloed van alcohol verkeerde doet daaraan volgens de raadsman niet af.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van de feiten 1 t/m 3
[slachtoffer A] heeft verklaard2 dat hij in de loop van de avond van 31 december 2011 in de buurt van zijn woning in Apeldoorn verdachte tot tweemaal toe heeft aangesproken op zijn gedrag. Toen hij vervolgens samen met verdachte in de richting van de woning van [slachtoffer B] liep zag hij dat verdachte uit de tuin van [adres 1] een balk haalde, die daar los in de tuin lag. Hij zag dat verdachte met de balk op hem af kwam lopen, de balk omhoog haalde en hem daarmee wilde slaan. Verdachte haalde uit en hij kon de klap afweren met mijn linker onderarm. Verdachte sloeg hard en het deed pijn. Hij heeft verdachte daarop bij de strot gegrepen. Hij heeft verdachte direct weer los gelaten, mede omdat de vrienden van verdachte er ook aankwamen. Dat waren [naam 1], [naam 2], een turk en nog twee waarvan hij de naam niet kent. Nadat hij verdachte losliet, sloeg verdachte hem nog drie keer met kracht met de balk. Verdachte haalde steeds van bovenaf uit en probeerde zijn hoofd te raken. Alle keren kon hij de klap afweren met mijn linker onderarm. Dat deed iedere keer veel pijn. Op een gegeven moment merkte hij dat zijn linker wenkbrauw was geraakt. Hij is door [slachtoffer B] meegenomen naar diens woning aan [adres 2]. Hij is door de politie naar het ziekenhuis gebracht. Zijn arm is gebroken.
Uit een medische verklaring3 inzake het op 31 december 2011 bij aangever [slachtoffer A] waargenomen letsel blijkt dat bij aangever een gebroken onder arm, een barstwond aan de linker wenkbrauw en een zwelling aan de linker arm is geconstateerd.
[slachtoffer B] heeft over die bewuste avond verklaard4 dat [slachtoffer A] verdachte tot tweemaal toe heeft aangesproken op zijn gedrag. Toen [slachtoffer A] vervolgens op hem ([slachtoffer B]) kwam toegelopen, liep verdachte met een aantal anderen achter hem aan.
Hij hoorde verdachte zeggen: "het Vogelplein gaat er vanavond aan". Toen [slachtoffer A] vervolgens nog een keer op verdachte toeliep en zei: "Wat is dit nou, ik help jullie altijd", sloeg verdachte met zijn vuist in de richting van [slachtoffer A]. [slachtoffer A] duwde verdachte weg. Hij zag dat verdachte [slachtoffer A] begon te slaan met zijn vuisten en hem raakte waar hij hem raken kon. Verdachte sloeg [slachtoffer A] met een lat/stok met kracht op zijn arm. Hij sloeg hem ook met de lat/stok op zijn lijf en gezicht. Hij raakte [slachtoffer A] meerdere keren. [slachtoffer A] liep weg in de richting van [adres 1]. Ook toen [slachtoffer A] met zijn rug tegen de deur ging staan en in elkaar kroop, bleef verdachte [slachtoffer A] met zijn vuisten slaan. Hij - [slachtoffer B] - heeft [slachtoffer A] weggetrokken en is met hem richting zijn huis gelopen. Toen hij met [slachtoffer A] in de richting van zijn huis liep sloeg verdachte hem met de lat/stok op zijn ([slachtoffer B]s) linker scheenbeen. Dat deed behoorlijk pijn en hij heeft een ei op zijn scheenbeen (31 december 23.05 uur). Hij heeft [slachtoffer A] zijn huis in geduwd en 112 gebeld.
Waarneming verhorend verbalisant5: verbalisant neemt bij [slachtoffer B] een bult en bloedend wondje op het rechter scheenbeen waar.
[slachtoffer B] heeft later nog verklaard6 dat toen [slachtoffer A] voor de tweede keer naar verdachte toeliep, verdachte kwaad werd. Verdachte sloeg [slachtoffer A] met de gebalde vuist, waarop [slachtoffer A] hem bij de keel pakte. Toen werd de groep waarvan verdachte deel uitmaakte opstandig. Verdachte liep vervolgens naar de woning aan het [adres 1] en pakte daar een balk uit de tuin. Verdachte had de balk met twee handen vast en sloeg met veel kracht op [slachtoffer A] in. Hij sloeg wel een keer of vier. [slachtoffer A] weerde af door zijn armen voor zijn gezicht en hoofd te houden.
Een buurtbewoonster heeft verklaard7 dat de gezelligheid op het Vogelplein ineens weg was toen de grotere jongeren kwamen. Zij zag dat [slachtoffer A] er tot twee keer toe wat van heeft gezegd. Verdachte draaide toen helemaal door en reageerde er heel agressief op. Het was duwen en trekken. Ze stonden met z'n allen tegen [slachtoffer A] op te botsen. [slachtoffer A] pakte verdachte bij keel. Zij zag dat verdachte een balk uit een tuin pakte en [slachtoffer A] daarmee sloeg, terwijl de andere jongens er omheen stonden. Jan kon eerste klap met balk ontwijken, de tweede was raak. Zij heeft daarna haar aandacht op de kinderen van [slachtoffer A] gericht.
Verdachte heeft bij de politie verklaard8 dat de man uit de buurt ([slachtoffer A]) hem bij zijn keel wilde pakken en dat hij de man toen een klap voor zijn kop heeft gegeven. Toen werd het ruzie en gingen ze met elkaar op de vuist. Hij heeft een balk in zijn handen gehad. Hij heeft die balk ergens uit een tuin gepakt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard9 dat hij [slachtoffer A] die avond één à twee keer met zijn vuist heeft geslagen en vervolgens één á twee maal met een balk.
Ten aanzien van feit 4
[slachtoffer C] heeft verklaard10 dat hij op 31 december 2011 als arrestantenverzorger in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening werkzaam was op de locatie te Apeldoorn. Omstreeks 23.05 uur hoorde hij dat de verdachte in de fouilleringsruimte tegen hem zei: "Kankerklootzak en kankerpolitie". Hij heeft verdachte vervolgens gewaarschuwd dat hij dit niet moest zeggen. Toen verdachte omstreeks 23.25 uur werd voorgeleid hoorde hij verdachte wederom hem zeggen: "Kankerklootzak en kankerhomo". Na nogmaals gewaarschuwd te hebben hoorde hij verdachte opnieuw "kankerklootzak en kankerhomo" tegen hem zeggen. Hij voelt zich hierdoor beledigd.
Een collega11 van [slachtoffer C] heeft in dit verband verklaard dat hij verdachte tijdens de insluiting tegen [slachtoffer C] hoorde zeggen:"Kankerklootzak en kankerhomo" of woorden van gelijke strekking.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard12 de politieman te hebben uitgescholden.
Ten aanzien van feit 5
Hoofdagent [slachtoffer D] heeft verklaard13 dat verdachte op 31 december 2011 werd aangehouden en vervolgens in de dienstbus is geplaatst. Hij zag vervolgens dat verdachte met zijn handen een beweging maakte alsof hij een wapen doorlaadde. Vervolgens zag hij dat verdachte met zijn duim en wijsvinger een loop en trekker vormde. Hij zag dat verdachte twee keer een schietende beweging in zijn richting maakte. Hij voelde zich hierdoor bedreigd.
Inspecteur van politie [inspecteur] heeft verklaard14 dat hij zag dat verdachte een gebaar maakte in richting van collega [slachtoffer D]. Zij zag dat verdachte met zijn hand een vuurwapen uitbeeldde, dat verdachte met zijn andere hand uitbeeldde dat hij het wapen doorlaadde en dat verdachte vervolgens een schietbeweging maakte in de richting van collega [slachtoffer D], waarbij verdachte zijn collega voortdurend in de ogen keek.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard15 dat het goed mogelijk is dat hij dit handgebaar heeft gemaakt.
Specifieke bewijsoverwegingen
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande en de deels bekennende verklaringen van verdachte tot een bewezenverklaring van de navolgende feiten.
Feiten 1 en 2
Voor een bewezenverklaring van de onder 1 primair tenlastegelegde zware mishandeling acht de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden bij gebrek aan medische informatie omtrent de exacte aard en duur van het opgelopen letsel en het herstel daarvan. Zo is niet bekend of genezing langer dan 6 weken heeft gevergd en of operatief ingrijpen heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wel bewezen. Verdachte heeft meermalen met een balk op aangever [slachtoffer A] ingeslagen. Daarbij heeft verdachte aangever [slachtoffer A] geraakt waardoor [slachtoffer A] op zijn hoofd en zijn arm letsel heeft opgelopen zoals hiervoor is omschreven. Letsel dat is ontstaan (grotendeels) door het afweren van de slagen die verdachte met de balk uitdeelde. Het is algemeen bekend dat het (meermalen) slaan met een balk in de richting van het hoofd en/of bovenlichaam gevaarlijk is, omdat zich in dat gebied kwetsbare delen bevinden. De kans op ernstig - zwaar - letsel is dan aanmerkelijk.
Verdachte heeft dan ook willens en wetens de kans aanvaard dat hij [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Gelet op de aanwezige medische informatie in het dossier omtrent het letsel en het herstel daarvan, is naar het oordeel van de rechtbank (in ieder geval) sprake van een poging tot zware mishandeling.
Voorzover door de verdediging is betoogd dat op basis van de verklaringen van [naam A] en [naam B] aangever [slachtoffer A] als agressor zou zijn begonnen, is dat niet aannemelijk geworden. Bij dit oordeel heeft de rechtbank acht geslagen op de door de rechtbank gehanteerde bewijsmiddelen en in het bijzonder de verklaringen van aangever [slachtoffer A] en de getuigen [slachtoffer B] en [naam A].
Feit 3
Naar het oordeel van de rechtbank is ook het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaring van [slachtoffer B] blijkt dat, nadat verdachte aangever [slachtoffer A] met zijn vuisten en met de balk heeft geslagen en [slachtoffer B] met [slachtoffer A] wegliep, verdachte [slachtoffer B] op zijn been heeft geslagen met de balk. Steunbewijs wordt gevonden in de verklaring van [slachtoffer A] dat hij door [slachtoffer B] werd weggeleid van het geweld dat verdachte gebruikte tegen [slachtoffer A] en verdachtes in zoverre bekennende verklaring dat hij ter plaatse in een conflict met [slachtoffer A] was betrokken. De rechtbank acht gelet op de verklaring van [slachtoffer B] voldoende bewijs voorhanden dat verdachte, al dan niet in de vorm van voorwaardelijk opzet, het opzet heeft gehad om [slachtoffer B] te raken. Door met die balk, nadat verdachte aangever [slachtoffer A] daarmee al had geslagen, slaande bewegingen te blijven maken toen [slachtoffer A] door [slachtoffer B] werd ontzet heeft verdachte immers minstgenomen het voorwaardelijk opzet gehad (ook) [slachtoffer B] te raken.
Feit 4
Gelet op voormelde bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van verbalisanten [slachtoffer C] en [verbalisant 1] en de bekennende verklaringen van verdachte, acht de rechtbank ook feit 4 wettig en overtuigend bewezen. Met die opsomming wordt volstaan.
Feit 5
Gelet op voormelde bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van verbalisanten [slachtoffer D] en [inspecteur] acht de rechtbank ook feit 5 wettig en overtuigend bewezen. Met die opsomming wordt volstaan, mede gelet op verdachtes verklaring dat het kan zijn dat hij een dergelijke beweging heeft gemaakt.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair.
hij op 31 december 2011 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met een balk op die [slachtoffer A] heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 31 december 2011 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] meermalen met gebalde vuist tegen het hoofd en/of in het gezicht, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 31 december 2011 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] met een balk tegen het been heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 31 december 2011 te Apeldoorn opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer C], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als arrestantenverzorger in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
"kankerklootzak en kankerhomo";
5.
hij op 31 december 2011 te Apeldoorn [slachtoffer D] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn handen een beweging
gemaakt alsof hij een wapen doorlaadde en vervolgens met zijn duim en wijsvinger een loop en trekker gevormd en vervolgens meermalen een schietende beweging in de richting van die [slachtoffer D] gemaakt.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is door en namens verdachte een gemotiveerd beroep gedaan op noodweer/noodweerexces.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van noodweer. Verdachte heeft in een dronken toestand geprobeerd brand te stichten en draaide door toen hij daarop werd aangesproken, waarbij een woordenwisseling en een handgemeen ontstond. Verdachte heeft zelf verklaard dat het meeste geweld is gebruikt nadat hij [slachtoffer A] al had losgelaten. Indien er wel sprake zou zijn van een noodweersituatie, ook dan zou het beroep op noodweer niet kunnen slagen. Dit omdat er niet is voldaan aan de proportionaliteits- en subsidiariteitseisen en omdat er sprake is van culpa in causa.
De rechtbank verwerpt het door de verdediging gedane beroep op noodweer. Naar oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Uit de gehanteerde bewijsmiddelen blijkt dat juist verdachte de agressor is geweest en niet [slachtoffer A]. Dit betekent dat sprake is van culpa in causa. Ook al is verdachte in de constellatie van het gebeuren naar aanleiding van zijn eigen gedrag bij de keel gegrepen, dan deed die noodweersituatie zich al enige tijd niet meer voor op het moment dat verdachte aangever [slachtoffer A] met de balk is gaan slaan. Door de raadsman is over het bij de keel grijpen bovendien een heel andere lezing gegeven dan uit de diverse verklaringen en de verklaringen van verdachte is op te maken zodat de rechtbank die lezing niet aannemelijk acht. Dat verdachte de keel werd dichtgeknepen/gehouden is daaruit immers niet op te maken, evenmin dat verdachte in een zodanig emotionele toestand (door de raadsman benoemd als angst) verkeerde dat hij in de emotie van dat moment heeft gehandeld.
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. subsidiair: poging tot zware mishandeling;
2. mishandeling;
3. mishandeling;
4. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
5. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport uitgebracht, bestaande uit een rapport van de psychiater drs. S. de Jong van 31 juli 2012 en een rapport van de psycholoog H.R.J. ter Borg van 14 juli 2012.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende eensluidende conclusie van deze deskundigen komt naar voren dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, lijdende was aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van ADHD van het hyperactieve-impulsieve type, terwijl er daarnaast sprake is van een poly-verslaving aan alcohol en drugs. Geadviseerd wordt verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Beroep op noodweerexces
Omdat naar oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, verwerpt de rechtbank ook het beroep van de verdediging op noodweerexces.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij Groot Batelaar of een soortgelijke instelling of een opname voor nadere diagnosering.
Door de raadsman is aangevoerd dat voor het geval de rechtbank tot enige bewezenverklaring mocht komen volstaan kan worden met de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en voor het geval een voorwaardelijk strafdeel zal worden opgelegd reclasseringstoezicht kan worden opgelegd, ook als dat een ambulante behandeling inhoudt voor de gedragsstoornis/ADHD. Verdachte is niet bereid om een klinische opname te ondergaan.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op oudejaarsavond 2011op het Vogelplein in Apeldoorn onder invloed van een aanzienlijke hoeveel alcohol een buurtbewoner meermalen met een balk en zijn vuisten bewerkt en ook een andere buurtbewoner met die balk geslagen. Wat als een gezellige oudejaarsavond door de buurt was voorbestemd, werd door verdachte in korte tijd verstoord. Uit het dossier blijkt zonneklaar dat verdachte degene is geweest die op die bewuste avond op ruzie uit was en agressie uitstraalde.
Dit soort feiten veroorzaken in toenemende mate gevoelens van onrust- en onveiligheid. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en gezondheid van anderen, maar gelet op zijn onverschillige houding ter zitting laat hij zich daar, naar de indruk van de rechtbank, weinig aan gelegen liggen.
Ten nadele van verdachte weegt dat hij al vaker in aanraking met justitie is gekomen terzake van geweldsdelicten en dan geweldsgerelateerde delicten.
Uit de beschouwingen van de psychiater De Jong blijkt onder meer dat verdachte weinig verantwoording neemt voor het delict, zegt dat hij "flipt", zich er niets meer van kan herinneren en dat het te wijten is aan zijn omgeving. Er lijkt sprake te zijn van een herhaling van eerdere ongecontroleerde agressieve doorbraken onder invloed van alcohol (bedreiging van zijn ouders in 2011). Verdachte mag op grond van eerdere ervaringen geacht worden te weten welke ontremmende invloed alcohol op hem heeft. Verdachte kan vanwege de invloed van ADHD op zijn gedrag verhoogd impulsief reageren zonder na te denken. Verdachte heeft een volstrekt ontoereikend sociaal netwerk en is op eigen kracht niet in staat om daar een positieve verandering in te brengen. Hij dreigt er in te verzanden en terug te vallen in gebruik van alcohol en drugs. Er is een verhoogde kans op recidive.
Ook de psycholoog Ter Borg tekent aan dat het 'oudejaars-incident' niet op zichzelf lijkt te staan, maar deel lijkt uit te maken van een criminaliteitspatroon.
Beide deskundigen komen tot de slotsom dat ambulante behandeling gelet op eerdere interventies onvoldoende is. Verdachte heeft baat bij een gedegen gedragsobservatie en klinische behandeling in een gedwongen kader, bijvoorbeeld bij een Dubbel Diagnose Kliniek.
Door de reclassering is het recidiverisico als hoog ingeschat indien betrokkene zijn alcoholgebruik niet in de hand heeft. Ten tijde van het uitbrengen van het rapport door de reclassering stemde verdachte nog in met het advies van de reclassering, te weten een meldingsgebod, opname in een zorginstelling en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Opvallend is dat de aanvankelijk nog welwillende opstelling van verdachte om iets aan zijn problematiek te gaan doen inmiddels is komen te vervallen. Duidelijk is voor de rechtbank dat verdachte niet is gemotiveerd voor de beoogde behandeling voor zijn problematiek, gezien zijn uitdrukkelijk ingenomen standpunt dat hij geen klinische opname wil. Het opleggen van een klinische behandeling komt de rechtbank gezien verdachtes opstelling dan ook weinig zinvol voor. Wel zal verdachte een ambulante behandeling dienen te ondergaan.
De rechtbank acht een straf zoals door de officier van justitie gevorderd onvoldoende recht doen aan de aard en de ernst van de onderhavige feiten. Zij zal dan ook een zwaardere straf opleggen dan gevorderd, teneinde langs die weg de kans op recidive zoveel mogelijk te beteugelen.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer D] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 275,00 (immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering kan worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dat de vordering niet is voorzien van een getekende machtiging doet daar niet aan af, aangezien bij de rechtbank bekend is dat mr. Van Elden regelmatig als gemachtigde in dit soort zaken optreedt.
De raadsman heeft primair gesteld dat de rechtbank niet kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering, aangezien de gemachtigde mr. Van Elden niet ter terechtzitting is verschenen en de machtiging, die volgens het ingediende voegingsformulier zou worden nagelaten, niet voorhanden is.
De benadeelde partij zal op grond van het door de raadsman aangevoerde gebrek niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. De omstandigheid dat mr. Van Elden vaker in voegingsprocedures optreedt als gemachtigde is onvoldoende om dit gebrek te helen. Een aanhouding voor het herstellen van dit gebrek levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 266, 285, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiar, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. subsidiair: poging tot zware mishandeling;
2. mishandeling;
3. mishandeling;
4. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
5. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden;
* bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van acht maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd en stelt een proeftijd vast van twee jaren;
* stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Dat houdt in elk geval het navolgende in:
Meldplicht reclassering
dat veroordeelde binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de reclassering, Houtwal 16d te Zutphen en zich vervolgens gedurende de toezichtperiode zo frequent zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Behandelverplichting - Ambulante behandeling
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij Groot Batelaar of een soortgelijke instelling ter behandeling van zijn gedragsstoornis/ADHD of nadere gedragdiagnostisering indien dat door de reclassering noodzakelijk wordt geoordeeld en hij zich alsdan op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven (ambulant) zal laten behandelen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer D] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Van der Mei en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2012.
Mr. Troost voornoemd is buiten staat mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal van de politie Regio Noord- en Oost Gelderland, District Apeldoorn, gedateerd 10 februari 2012, opgemaakt door de verbalisant hoofdagent [hoofdagent ] (voor zover niet anders is vermeld)
2 Verklaring aangever [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpag. 40 t/m 42
3 Geneeskundige verklaring d.d. 10 januari 2012, doorgenummerde dossierpag. 46
4 Verklaring aangever [slachtoffer B] d.d. 31 december 2011, doorgenummerde dossierpag. 37 en 38
5 Relaas verbalisant [verbalisant], doorgenummerde dossierpag. 37
6 Verklaring aangever [slachtoffer B] d.d. 3 januari 2011, doorgenummerde dossierpag. 55, 56 en 57
7 Verklaring [naam], doorgenummerde dossierpag. 66 en 67
8 Verklaring van verdachte, doorgenummerde dossierpag. 26
9 Verklaring verdachte ter terechtzitting
10 Verklaring aangever [slachtoffer C], doorgenummerde dossierpag. 98
11 Relaas verbalisant [verbalisant 1], doorgenummerde dossierpag. 100
12 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 juli 2012
13 Verklaring aangever [slachtoffer D], doorgenummerde dossierpag. 88
14 Relaas verbalisant [inspecteur], doorgenummerde dossierpag. 90
15 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 juli 2012