RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/940507-11 en 06/850905-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Uitspraak d.d.: 18 september 2012
Tegenspraak
[verdachte],
geboren te [plaats op 1970],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. J.H. Hofstede, advocaat te Almelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 september 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 december 2011 te Zelhem, in de gemeente Bronckhorst,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer A]
meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een ijzeren, althans een metalen
pijp en/of een (houten) steel van een schop/spade, althans een knuppel of een
daarop gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd heeft geslagen
, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 10 december 2011 te Zelhem, in de gemeente Bronckhorst aan
[slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken arm),
heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal (met
kracht) met een ijzeren, althans een metalen pijp en/of een (houten) steel van
een schop/spade, althans een knuppel of een daarop gelijkend voorwerp op/tegen
het hoofd en/of het (boven) lichaam te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 10 december 2011 te Zelhem, in de gemeente Bronckhorst ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer A]
meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een ijzeren, althans een metalen
pijp en/of een (houten) steel van een schop/spade, althans een knuppel of een
daarop gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd en/of het (boven) lichaam heeft
geslagen
, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 10 december 2011 te Zelhem, in de gemeente Bronckhorst,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal (met
kracht) met een ijzeren, althans een metalen pijp en/of een (houten) steel van
een schop/spade, althans een knuppel of een daarop gelijkend voorwerp op/tegen
het hoofd en/of het (boven) lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan deze
zwaar lichamelijk letsel (een gebroken arm), althans enig lichamelijk letsel,
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2011 te Zelhem, in de gemeente Bronckhorst,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] meermalen, althans eenmaal (over een
muurtje) heeft geduwd/gedrukt en/of meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer B]
(met kracht) heeft gestompt/geslagen op/in het gezicht, althans op/tegen het
hoofd en/of het lichaam en/of heeft geschopt/getrapt op/tegen het lichaam,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 10 december 2011 te Zelhem, in de gemeente Bronckhorst,
opzettelijk en wederrechtelijk een (kleine) (vracht)auto, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt.
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 06/940507-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 06/850905-12 ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe per feit voorhanden zijn.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is met betrekking tot de in de zaak met parketnummer 06/940507-11 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 06/850905-12 ten laste gelegde feiten aangevoerd dat verdachte deze feiten heeft gepleegd als gevolg van / onder invloed van een hevige gemoedsbeweging. Verdachte heeft namelijk nooit de opzet gehad iemand om het leven te brengen en/of iemand pijn of letsel toe te brengen. Doordat verdachte als eerste werd mishandeld, is hij in de aangegeven gemoedsbeweging terecht gekomen. De raadsman heeft bepleit dat aldus sprake is geweest van noodweerexces, waardoor verdachte niet strafbaar kan worden geacht en hij dient te worden ontslagen van rechtsvervolging
Subsidiair is door de raadsman bepleit dat het opzet van verdachte op het een ander van het leven beroven dan wel een poging daartoe niet bewezen kan worden. Ook is de vraag gesteld of wel sprake kan zijn (van een poging) tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gelet op de eisen die aan aanname van zwaar lichamelijk letsel worden gesteld.
Met betrekking tot feit 2 (van parketnummer 06/940507-11) is primair aangevoerd dat het handelen van verdachte geen pijn/letsel kan hebben veroorzaakt. In ieder geval is door verdachte geen kopstoot gegeven. Met betrekking tot het letsel van aangeefster is aangevoerd dat niet duidelijk is wanneer dit is ontstaan. De raadsman heeft voor dit feit vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 06/940507-11 onder 1 primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft geslagen in de richting van het lichaam van aangever en heeft daarbij, gelet op het bij aangever geconstateerde letsel, blijkbaar ook diens hoofd geraakt. De rechtbank is van oordeel dat niet bewijsbaar is dat de opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, gericht was op de dood van aangever, mede gelet op de eigen verklaringen van verdachte.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 06/940507-11 onder 1 subsidiair en 2 en het in de zaak met parketnummer 06/850905-12 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig én overtuigend bewijs aanwezig is voor de in de zaak met parketnummer 06/940507-11 onder 1 subsidiair en 2 en in de zaak met parketnummer 06/850905-12 tenlastegelegde feiten.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Door [slachtoffer A] is aangifte gedaan van zware mishandeling/poging tot doodslag en van vernieling van zijn vrachtauto gepleegd op 10 december 2011 te Zelhem.
Aangever heeft daartoe, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij met zijn zoon naar verdachte is gereden. Verdachte kwam met een ijzeren staaf op aangever en zijn zoon af. Verdachte begon met de staaf op aangever in te slaan. Aangever is door verdachte op de arm en later op het achterhoofd geslagen. Het lukte aangever op enig moment de ijzeren staaf af te pakken.
Verdachte trok toen de houten steel, die aangever van diens zoon had gekregen, uit handen van aangever en sloeg aangever hiermee.
Verdachte sloeg vervolgens met de houten steel tegen de koplampen van aangevers vrachtauto, die hierdoor zijn vernield. Verdachte heeft vervolgens met de steel het portierraam aan de passagierszijde kapotgeslagen.
Aangever heeft onder meer een breuk in zijn linkerarm2.
Uit een geneeskundige verklaring waarin het letsel van aangever [slachtoffer A] wordt beschreven, blijkt, zakelijk weergegeven, dat aangever onder meer een gebroken ellepijp (linkerarm) heeft opgelopen3.
Door [getuige A] (zoon van aangever) is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op
10 december 2011 met zijn vader naar verdachte is gereden. Verdachte kwam met een ijzeren pijp op zijn vader af en sloeg op hem in. Verdachte heeft vervolgens met de houten steel die de hij, getuige [getuige A], intussen had gepakt ook op zijn vader ingeslagen. Verdachte had die houten steel van de grond gepakt nadat hij, getuige, die op de grond had laten vallen. Verdachte sloeg diverse keren met die steel op het vrachtautootje van aangever en zijn zoon. Hij sloeg de koplampen stuk en later ook de ruit aan de passagierszijde4.
In een proces-verbaal bevindingen zijn enkele geluidsopnames uitgeschreven afkomstig van een mobiele telefoon aangeleverd door aangever, welke opnames zijn gemaakt kort voor en tijdens het incident. Deze opnames houden onder meer het volgende in.
Verdachte zegt: "wat wil je dan" (...).
Aangever zegt "ik wil dat jij van [slachtoffer B] afblijft".
(...)
Verdachte: "(...) Wat moet je dan een spiertje klappen. Wat moet je dan een spiertje klappen hebben. Wil je de boel uitdagen wil je de boel uitdagen".
Aangever: "ik wil rustig met jou praten".
Verdachte: "je moet je bek houden. Je moet hier gewoon van het terrein afgaan"(...).
Verdachte: "wat wil je dan?".
Aangever: "jij blijft van [slachtoffer B] af".
Verdachte: "je moet je bek houden'. (...)
Verdachte: (...) "wacht even dan. Dan zal ik je dadelijk een spiertje klappen geven".5
Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat aangever en diens zoon op 9 december 2011 's avonds laat bij hem thuis in Zelhem langskwamen. Hij is met een ijzeren buis in de hand naar aangever en diens zoon toegelopen. Het is goed mogelijk dat hij, verdachte, zelf de eerste klap met de buis heeft gegeven. Hij heeft slaande bewegingen gemaakt richting aangever en diens zoon met de bedoeling ze te raken. Hij weet niet hoe vaak hij met de buis heeft geslagen. Even later had hij de houten steel in handen, waarmee hij ook heeft geslagen. Hij weet niet hoe vaak hij geslagen heeft. Toen ze wegreden, heeft hij met de houten steel meerdere keren met opzet tegen het vrachtwagentje van aangever geslagen, waarbij beide koplampen en een zijruit zijn vernield6.
Ter zitting is verdachte deels op zijn verklaring teruggekomen. De rechtbank houdt verdachte echter aan bovenvermelde verklaring bij de politie.
Door de raadsman is aangevoerd dat zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Gelet op de letselverklaring en hetgeen door aangever in het kader van diens schriftelijke vordering benadeelde partij is gesteld en ter aanvulling daarop door hem ter zitting is meegedeeld, is naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk sprake van zwaar lichamelijk letsel. De armbreuk die aangever heeft opgelopen door het handelen van verdachte is nog altijd niet goed genezen en het is ook niet bekend of en zo ja wanneer de breuk genezen zal kunnen zijn. De breuk heeft geleid tot meerdere operaties. Ook in de nabije toekomst dient aangever nog meerdere operaties in verband met de breuk te ondergaan. Aangever wordt door het letsel gehinderd in zijn normale werkzaamheden.
(Parketnummer 06/940507-11, feit 2)
Door [slachtoffer B] is aangifte gedaan van mishandeling door aangever, gepleegd op
9 oktober 2011 te Zelhem. Zij heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Verdachte begon aangeefster naar achteren te duwen. Verdachte haalde uit en sloeg aangeefster met kracht in het gezicht met zijn vuist. Vervolgens heeft hij aangeefster zo vaak geslagen dat zij het niet meer precies weet waar zij is geraakt. Zij viel over een muurtje heen. Verdachte begon weer te duwen. Zij werd door verdachte meerdere malen geslagen en geschopt. Hij raakte met schoppen voornamelijk de benen van aangeefster. De klappen raakten haar gezicht en hoofd. De bovenlip van aangeefster werd dik en bloedde7.
Uit de geneeskundige verklaring die is opgemaakt met betrekking tot het letsel van aangeefster, naar aanleiding van onderzoek op 12 oktober 2011, blijkt, zakelijk weergegeven, dat bij aangeefster een bloeduitstorting op het linkerbeen, bovenbeen en onderbeen, is geconstateerd, alsmede een bloeduitstorting op het rechterbovenooglid, een gevoelig jukbeen, oogkas en neus en een wondje aan de binnenkant van de bovenlip8.
In een proces-verbaal bevindingen is door verbalisant vastgelegd dat hij op 10 oktober 2011 heeft gezien dat aangeefster een dikke bovenlip had, een blauw rechteroog en blauwe plekken op de armen9.
Door verdachte is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij 9 oktober 2011 bij aangeefster is langsgegaan in Zelhem. Verdachte heeft haar een zet gegeven, waardoor zij over een muurtje viel. Hij duwde haar daar met opzet overheen. Verdachte heeft aangeefster een paar keer geslagen en één of twee keer geschopt. Hij sloeg en schopte wel met enige kracht10.
Door de raadman is aangevoerd dat niet duidelijk is of het letsel van aangeefster het gevolg is van het handelen van aangever. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, geen reden bestaat om te twijfelen aan het feit dat het geconstateerde letsel ziet op de mishandeling door verdachte. De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman dan ook.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op 10 december 2011 te Zelhem, aan [slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken arm), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen met een ijzeren, pijp en een houten steel van een schop/spade, op/tegen het hoofd en/of het (boven) lichaam te slaan;
2.
hij op 9 oktober 2011 te Zelhem, opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] over een
muurtje heeft geduwd en meermalen die [slachtoffer B] met kracht heeft gestompt/geslagen op/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam en heeft geschopt tegen het lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
06/850905-12
hij op 10 december 2011 te Zelhem, opzettelijk en wederrechtelijk een kleine vrachtauto, toebehorende aan [slachtoffer A], heeft beschadigd.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Door de raadsman is ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 06/940507 onder 1 en het in de zaak met parketnummer onder 06/850905-12 ten laste gelegde een beroep gedaan op noodweer(-exces).
De rechtbank heeft daartoe allereerst beoordeeld of sprake is geweest van een noodweersituatie. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is geweest, nu de rechtbank de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het verweer niet aannemelijk acht. Door de raadsman is aangevoerd dat aangever en/of diens zoon, als eerst zou(den) hebben geslagen met een houten stok. De raadsman heeft hiertoe verwezen naar de verklaringen van [getuige B] en [getuige C] op dit punt. De rechtbank acht genoemde verklaringen op dit punt echter niet geloofwaardig om de volgende redenen. Verdachte heeft erkend met een ijzeren staaf te hebben geslagen. [getuige B] spreekt in het geheel niet over een ijzeren staaf en ook [getuige C] ontkent dat een ijzeren staaf in het spel is geweest, terwijl zij zich in de directe nabijheid van verdachte bevonden en het incident van begin tot eind hebben meegemaakt. De rechtbank acht het niet waarnemen van genoemde ijzeren staaf door [getuige C] en [getuige B] zo onaannemelijk dat de rechtbank hun verklaringen, daar waar zij hebben verklaard dat aangever en/of diens zoon als eerste met een stuk zouden hebben geslagen, niet geloofwaardig acht. Ook de opgenomen telefoongesprekken als hierboven weergegeven geven geen blijk van een eerste aanval, het slaan van verdachte met een houten stok, door aangever. Naar het oordeel van de rechtbank is daar veeleer uit af te leiden dat verdachte, zoals ook door aangever en diens zoon verklaard, van het begin af aan de confrontatie heeft gezocht. Bovendien heeft verdachte verklaard met de ijzeren staaf, die hij al had klaar gezet11, waarschijnlijk/mogelijk als eerste te hebben geslagen, nadat hij eerst al een duw had gegeven tegen aangever.
De rechtbank houdt verdachte aan zijn op dat punt bij de politie afgelegde verklaring.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1 subsidiair: zware mishandeling;
06/850905-12
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de raadsman van verdachte is een beroep gedaan op noodweerexces.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, is geen sprake geweest van een noodweersituatie. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling of er sprake is van noodweerexces.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden: een meldingsgebod, een behandelverplichting, een contactverbod met [slachtoffer B] en locatieverboden ten aanzien van de standplaats van [slachtoffer B in plaats] en de woonadressen van de ouders en vriend van [slachtoffer B].
De raadsman heeft, in geval van veroordeling voor één of meerdere feiten, een lagere straf dan geëist door de officier van justitie bepleit. Hij heeft aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en het advies van Tactus. Verdachte is bereid een werkstraf te verrichten en/of een boete te betalen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal feiten, te weten de zware mishandeling van aangever [slachtoffer A], alsmede de beschadiging van zijn vrachtauto en de mishandeling van aangeefster [slachtoffer B], dochter van eerdergenoemde aangever
[slachtoffer A]. Verdachte had met [slachtoffer B] een zakelijk conflict. Dit leidde tot de mishandeling van [slachtoffer B] in oktober 2011 en de zware mishandeling en beschadiging van de vrachtauto van haar vader in december 2011. Met name in december 2011 is het conflict enorm geëscaleerd. Verdachte heeft aangever met een ijzeren staaf meermalen geslagen en heeft ook met een houten stok op de vrachtauto van aangever ingeslagen. Dit zijn zeer kwalijke feiten. Aangever heeft als gevolg van de zware mishandeling onder andere een gebroken arm opgelopen. Nog altijd is niet duidelijk of en wanneer deze breuk goed genezen zal zijn. Naast de kwalijke gevolgen voor aangever zelf zorgen dergelijke feiten ook voor onrust en gevoelens van onveiligheid bij degenen die er getuige van zijn of er later van horen.
Ten voordele van verdachte spreekt zijn strafblad12, waarop enkel zeer oude feiten vermeld staan.
De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met het reclasseringsadvies van Tactus d.d. 6 maart 2012, waarin, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren wordt gebracht. Verdachte is een binnenvetter en heeft een kort lontje. Verdachte heeft sessies met een psychologe. Zij heeft aangegeven dat verdachte een 'beelddenker' is. Hij vat zaken vaak letterlijk op, vergist zich regelmatig en voelt zich vervolgens onbegrepen en minderwaardig waaruit boosheid kan ontstaan waar hij weinig grip op heeft. Voor het 'beelddenken' is een cognitieve gedragstherapie nuttig. Verdachte geeft aan dat het slachtoffer een groot deel eigen schuld heeft, maar hij vindt ook dat hij anders had kunnen reageren. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat.
Geadviseerd wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden:
een meldingsgebod en een behandelverplichting door een psycholoog of andere vergelijkbare door de reclassering aan te wijzen deskundige.
De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere straf dan de officier van justitie, reeds doordat onder 1 (parketnummer 06/940507-11) een lichter feit bewezen is verklaard.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden.
De rechtbank zal hiervan 6 maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de voorwaarden worden gekoppeld als genoemd in het advies van Tactus. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 3.839,06 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair (06/940507-11) en 06/850905-12 tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, gelet op het verweer dat de onder 1 (06/940507-11) en 06/850905-12 ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen verklaard en gelet op het beroep op noodweerexces
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de post met betrekking tot de autoschade gesteld dat moet worden bezien of de BTW verrekend moet worden. Met betrekking tot de posten die zien op de spijkerbroek, het horloge en het flanellen hemd heeft de raadsman aangevoerd dat deze posten geen hier relevante schade behelzen, nu er geen sprake is van causaal verband. Met betrekking tot de post eigen risico 2011 heeft de raadsman zich gerefereerd. Met betrekking tot de post eigen risico 2012 heeft de raadsman aangevoerd dat gelet moet worden op de eigen schuld van de benadeelde partij en dat deze post niet is onderbouwd. Met betrekking tot de post autokosten heeft de raadsman wederom gewezen op de eigen schuld van de benadeelde. Daarnaast is een vraagteken geplaatst bij de opgegeven kilometervergoeding en bij de gereden kilometers.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is gewezen op de eigen schuld. De raadsman acht het opgegeven bedrag niet in verhouding.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair (06/940507-11) en onder 06/850905-12 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De volgende posten acht de rechtbank voor toewijzing vatbaar:
- autoschade, uitgezonderd BTW (€ 1.883,97);
- spijkerbroek en hemd (€ 27,95 + € 31,12 = € 59,07);
- eigen risico 2011 en 2012 (€ 142,71 + € 206,37 = € 349,08);
- autokosten vervoer ziekenhuis (waarbij de rechtbank uitgaat van een lagere kilometervergoeding, te weten € 0,24 per kilometer): (4 x 75 x € 0,24 = € 72,-);
- immateriële schade (€ 1.000,-).
Het toegewezen bedrag met betrekking tot de autoschade, spijkerbroek en hemd, eigen risico 2011 en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 10 december 2011.
De bedragen van de overige toegewezen posten (eigen risico 2012 en autokosten vervoer ziekenhuis) worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2012, te weten de datum van waarop de vordering is ingediend, nu onduidelijk is wanneer die schade exact is ontstaan.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de vordering op deze punten onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.170,- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 06/940507-11 onder 2 ten laste gelegde.
De raadsman heeft, bij bewezenverklaring van het onder 2 (06/940507-11) ten laste gelegde, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de post 'leges Zelhem' is geen sprake van causaal verband. De post is onvoldoende onderbouwd dan wel niet eenvoudig van aard.
Met betrekking tot de weekomzet is aangevoerd dat er geen sprake is van causaal verband en dat ook geen onderbouwing is gegeven.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is aangevoerd dat vergoeding niet op zijn plaats is, nu niet kan worden aangetoond dat verdachte het letsel heeft veroorzaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 (06/940507-11) bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De volgende posten acht de rechtbank voor toewijzing vatbaar:
- weekomzet (€ 600,-);
- immateriële schade (€ 350,-).
Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 9 oktober 2011.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de vordering op deze punten onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van [slachtoffer A] en [slachtoffer B].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 06/940507-11 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 06/940507-11 onder 1 subsidiair, 2 en in de zaak met parketnummer 06/850905-12 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1 subsidiair: zware mishandeling;
06/850905-12 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende algemene dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- contact onderhoudt met de reclassering zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal melden bij Tactus reclassering, zo lang en frequent als de reclassering gedurende de proeftijd nodig acht;
- deelneemt aan ambulante behandeling door een psycholoog of andere vergelijkbare door de reclassering aan te wijzen deskundige, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht met een maximum behandelduur van twee jaren;
- zich overigens gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, voor zover en zolang als dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 subsidiair (06-940507-11) en 06/850905-12 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer A], van een bedrag van € 3.364,12, vermeerderd met de wettelijke rente (waarvan € 3.085,75 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2011 en € 278,37 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2012 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 3.364,12, vermeerderd met de wettelijke rente (waarvan € 3.085,75 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2011 en € 278,37 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2012), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 43 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 (06-940507-11) tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], van een bedrag van € 950,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B], een bedrag te betalen van € 950,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 19 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt
* heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Van der Hooft en Roelvink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 september 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2011174009, Politie Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, gesloten en ondertekend op 12 december 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 41-44
3 Geneeskundige verklaring, p. 54
4 Proces-verbaal verhoor [getuige A], p. 60-61
5 Proces-verbaal bevindingen, p. 77-80
6 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 93-96
7 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 98-100
8 geneeskundige verklaring, p. 113
9 Proces-verbaal bevindingen, p. 127
10 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 124-126
11 Proces-verbaal verhoor van verdachte, p. 91
12 Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 12 december 2011