RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 06/940256-10
Uitspraak d.d. 25 september 2012
Tegenspraak
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1961]
wonende te [plaats, adres].
Raadsvrouw: mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 september 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2010 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet:
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of
het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt, tengevolge waarvan die
[slachtoffer] ten val is gekomen/gebracht en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of ten val heeft gebracht en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal (met kracht)
in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft
getrapt/geschopt en/of
- (vervolgens) (in een personenauto) meermalen, althans eenmaal (met
kracht) in/op/tegen gezicht/hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 juni 2010 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer]:
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of
het lichaam van die [slachtoffer] geslagen/gestompt, tengevolge waarvan die
[slachtoffer] ten val is gekomen/gebracht en/of
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of ten val gebracht en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal (met kracht)
in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer]
getrapt/geschopt en/of
- (vervolgens) (in een personenauto) meermalen, althans eenmaal (met
kracht) in/op/tegen gezicht/hoofd van die [slachtoffer] geslagen/gestompt,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 juni 2010 te Gaanderen, gemeente Doetinchem en/of de
gemeente Doetinchem en/of te Didam, gemeente Montferland en/of (elders) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
opzettelijk wederrechtelijk:
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd van
die [slachtoffer] geslagen/gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is
gekomen/gebracht en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal (met kracht)
in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer]
getrapt/geschopt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgehouden en/of in een
personenauto geduwd/gezet, althans in een personenauto laten plaatsnemen
en/of
- (vervolgens) in die personenauto die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgepakt
gehouden en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het
gezicht/hoofd van die [slachtoffer] geslagen/gestompt en/of
- (vervolgens) die personenauto afgesloten, althans belet dat die [slachtoffer] die
personenauto kon verlaten en/of
- daarbij die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd:"We maken je dood" en/of "Je
eindigt in een bos en daar schieten we je door de knieën" en/of "We brengen
je naar een bos voor een pak slaag";
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 juni 2010 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
personenauto (merk Peugeot, type 307 CC), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam A], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd van
die [slachtoffer] is geslagen/gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is
gekomen/gebracht en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal (met kracht)
in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] is
getrapt/geschopt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] is vastgepakt en/of vastgehouden en/of in een
personenauto is geduwd/gezet en/of
- (vervolgens) in die personenauto die [slachtoffer] is vastgepakt en/of vastgepakt
gehouden en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het
gezicht/hoofd van die [slachtoffer] is geslagen/gestompt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 juni 2010 te Gaanderen, gemeente Doetinchem,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
een personenauto (merk Peugeot, type 307 CC), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam A], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld
en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd van
die [slachtoffer] is geslagen/gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is
gekomen/gebracht en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal (met kracht)
in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] is
getrapt/geschopt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] is vastgepakt en/of vastgehouden en/of in een
personenauto is geduwd/gezet en/of
- (vervolgens) in die personenauto die [slachtoffer] is vastgepakt en/of vastgepakt
gehouden en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het
gezicht/hoofd van die [slachtoffer] is geslagen/gestompt;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht.
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 22 juni 2010 omstreeks 20.54 uur heeft de regionale politiemeldkamer een melding ontvangen dat de vriend van de meldster door ene [medeverdachte A] met de auto was meegenomen2. Het ging om een auto met het kenteken [kenteken 1]. Uit nadere informatie bleek dat het om een Chrysler 300CC zou gaan. Omstreeks 21.09 uur zagen verbalisanten op een parkeerplaats bij [tankstation] langs de A18 te Didam een personenauto van het merk Chrysler. Ze zijn de parkeerplaats opgereden en zagen een man met kort haar bij de auto staan. Naast de Chrysler stond een zwarte Peugeot met het kenteken [kenteken 2] geparkeerd. Bij deze auto stond een man met lang haar en een pet op. Verbalisanten hebben de mannen gevraagd om een legitimatiebewijs. Zij zagen dat in de Chrysler personen op de achterbank zaten. Ze hebben de kale man gevraagd om de identiteitsbewijzen van die personen. De man liep naar het achterportier, opende dit en sloot het weer direct. De man zei dat de personen in de auto geen legitimatiebewijzen bij zich hadden. [verbalisant A] is naar de auto gegaan en heeft de mannen die in de auto zaten aangesproken. Hij zag dat een blanke man die op de achterbank zat, duidelijk zichtbare verwondingen had in zijn gezicht. Nadat de andere man, een man met een donkere huidskleur, was gevorderd uit te stappen, zag [verbalisant B] dat de man die nog in de auto zat behoorlijk letsel had aan zijn hoofd. Zijn ogen waren opgezwollen en blauw gekleurd. Verbalisanten hebben de man overgebracht naar hun dienstvoertuig. Zij zagen toen dat de man moeizaam liep. In de dienstauto zei de man dat ze hem door zijn knieën wilden schieten en doodmaken. De mannen, onder wie verdachte, zijn vervolgens aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair,
2 en 3 primair aan verdachte ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de officier van justitie ten aanzien van feit 3 primair, de diefstal bewezen acht, en niet de - kort gezegd - de diefstal met geweld. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 1 primair betoogd dat er geen sprake was van medeplegen, aangezien verdachte en de medeverdachten niet dezelfde intentie hadden en er tevoren ook niets besproken of afgesproken is met betrekking tot deze geweldshandelingen.
Voorts heeft zij opgemerkt dat er ook geen sprake was van voorwaardelijke opzet, nu verdachtes handelingen niet specifiek gericht waren op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 2 betoogd dat niet kan worden bewezen dat aangever in de auto is gezet, geduwd of bewogen daarin plaats te nemen, noch dat hem is belet de auto te verlaten.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadvrouw gesteld dat hier eveneens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat bij verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bestond; de in de tenlastelegging genoemde handelingen strekten niet tot de toe-eigening of afgifte van de auto. Verdachte heeft hierover ook verklaard dat hij en zijn medeverdachten de auto enkel naar de politie wilden brengen.
Ten aanzien van het geweldsdeel van de diefstal merkt de raadsvrouw nog op dat niet bewezen kan worden dat de diefstal gepleegd is met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of mogelijk te maken.
Voor het onder 3 subsidiair tenlastegelegde, de afpersingsvariant, heeft zij eveneens vrijspraak betoogd.
Beoordeling door de rechtbank
Gezien de nauwe samenhang zal de rechtbank de feiten 1 en 2 tegelijk bespreken, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt ten aanzien van feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Aangifte
De rechtbank overweegt dat aangever [slachtoffer] heeft verklaard3 dat hij en zijn vriendin op 22 juni 2010 tussen half acht en acht uur in Gaanderen aankwamen bij de woning van de tante en oom van zijn vriendin. Ze stapten uit de auto en zagen dat een Chrysler aan kwam rijden. De Chrysler stopte achter zijn auto en er stapte een kale man uit. Hij denkt dat die man [medeverdachte A] heet (medeverdachte [medeverdachte A]). Verder waren er een lange man met lang haar en een petje (medeverdachte [medeverdachte B]) en een donkergekleurde man (verdachte). De drie mannen kwamen naar hem toe. Aangever zag en voelde dat hij met kracht een stoot op zijn gezicht kreeg van de kale man. Hij werd geraakt op zijn rechteroog. Door de kracht waarmee hij werd geslagen viel hij meteen op de grond. Hij voelde toen dat alle drie de mannen hem met kracht begonnen te trappen tegen zijn hoofd. Aangever probeerde zich te beschermen door zijn armen voor zijn hoofd te houden. Hij kwam overeind en hij hoorde de kale man zeggen dat hij, aangever, bij de ouders van de kale man binnen was geweest. Aangever vroeg de kale man wat hij daarmee bedoelde. Hij werd direct weer getrapt en hij viel opnieuw op de grond. Toen hij probeerde weg te komen, hielden ze hem tegen. Vervolgens werd hij in de auto gesleurd dan wel geduwd. In de auto moest hij in het midden op de achterbank plaatsnemen. De donkere man en de man met de lange haren gingen aan weerskanten naast hem zitten. De kale man nam achter het stuur plaats en begon te rijden. In de auto sloegen de mannen hem met hun vuisten. Toen hij wat wilde zeggen stopten ze met slaan. Hij, aangever, heeft gezegd dat hij het niet had gedaan, maar dat hij een tip had gegeven. Hij hoorde de mannen zeggen dat ze hem zouden doodmaken. Hij zou in het bos eindigen, waar ze hem door zijn knieën zouden schieten. De man met de lange haren zei dat ze de auto moesten hebben omdat die nog geld zou opleveren. Hij hoorde de mannen zeggen dat ze de auto gingen ophalen. Ze zijn teruggereden naar de plek waar de auto stond geparkeerd. De autosleutel hadden ze al van hem afgepakt. De man met de lange haren is in zijn auto gestapt en reed achter hen aan. Bij een Shell tankstation zijn ze gestopt. De mannen hebben naast de auto staan overleggen. Hij hoorde de man met de lange haren zeggen dat de auto wel in een loods kon en dat hij wel 5000 euro zou kunnen krijgen voor de auto. Eén van de mannen hoorde hij zeggen dat ze hem, aangever, naar het bos zouden brengen en daar zouden doodschieten.
Toegepast geweld
Verdachte [verdachte] heeft verklaard4 dat er nog een andere, een lange jongen (medeverdachte [medeverdachte B]), in de auto zat toen medeverdachte [medeverdachte A] hem met de Chrysler kwam ophalen. Volgens [verdachte] wilde [medeverdachte A] de jongen die bij de inbraak bij zijn ouders betrokken was geweest onder druk zetten om de gestolen spullen terug te geven. De jongen zou rijden in een Peugeot 206 cabrio. Ze kwamen aan in Gaanderen. [medeverdachte A] heeft zijn auto dwars achter de Peugeot gezet. Nadat [medeverdachte A] de auto had geparkeerd is hij naar de jongen toegelopen. Hij, [verdachte], en de lange jongen zijn uit de auto gestapt. [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte A] klappen heeft uitgedeeld. [medeverdachte A] riep dat de jongen bij zijn ouders had ingebroken en dat hij spullen had gestolen, hetgeen door de jongen werd ontkend. Hij, [verdachte], heeft de jongen toen bij zijn haren gepakt en hem op zijn schouder geslagen. Hij trok de jongen naar de achterzijde van de auto. Hierdoor viel de jongen achter de auto voorover op de grond. [verdachte] heeft de jongen een klap op zijn borst gegeven en gezegd dat hij moest vertellen wat er aan de hand was. Hij heeft de jongen met de vlakke hand in zijn gezicht bij zijn wang geslagen.
[verdachte] heeft over zijn aandeel in het geweld bij de politie verklaard5 dat hij op de parkeerplaats in Gaanderen geweld heeft gebruikt en dat de jongen in de auto klappen heeft gekregen. Ze zaten toen allemaal in de auto en waren net weggereden uit Gaanderen.
Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij de jongen aan de haren heeft getrokken en dat hij hem op zijn schouder heeft geslagen, waardoor hij op de grond viel. Ook heeft hij verklaard dat hij erbij is geweest en dat hij gezien heeft dat anderen de jongen wel geschopt hebben.
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard6 dat hij medeverdachte [medeverdachte A] wilde gaan helpen om ervoor te zorgen dat degene die de inbraak bij de ouders van [medeverdachte A] had gepleegd werd afgeleverd bij de politie. Verder moest ook de gestolen ketting terugkomen. Ze hebben nog een man, genaamd [verdachte] (zijnde verdachte) opgehaald. Onderweg vertelde [medeverdachte A] dat ze naar Gaanderen zouden gaan. Toen aangever zijn auto parkeerde heeft [medeverdachte A] zijn auto achter de auto van aangever gezet. Ze zijn alle drie uitgestapt. Hij, [medeverdachte B], zag dat [medeverdachte A] naar de man liep. Hij, [medeverdachte B], en [verdachte] liepen mee en gingen achter [medeverdachte A] staan. Er ontstond een strubbeling tussen [medeverdachte A] en aangever. Hij, [medeverdachte B], gelooft dat beiden elkaar hebben geslagen. [medeverdachte B] heeft ook verklaard7 dat hij heeft gezien dat [medeverdachte A] de eerste klap gaf en dat dit hard ging.
Over zijn aandeel in het geweld heeft [medeverdachte B] verder verklaard8 dat hij aangever met de vlakke hand heeft geslagen op zijn wang. Toen de man wilde wegrennen ging zijn voet uit een reflex omhoog. Hierbij raakte hij het gezicht van aangever.
Ten aanzien van het toegepaste geweld heeft medeverdachte [medeverdachte A] verklaard9 dat hij op 22 juni 2010 naar Gaanderen is gegaan met [medeverdachte B] en [verdachte]. Hij heeft aangever bewust op zijn hoofd geslagen met zijn vuisten10. Hij heeft hem wel 20 à 30 keer geslagen. Ten aanzien van het geweld in de auto heeft [medeverdachte A] verklaard11 dat hij aangever misschien een keer heeft geslagen toen hij zich omdraaide en tegen [slachtoffer] zei dat hij niet moest liegen.
De rechtbank overweegt dat ook de getuigen [getuige A] en [getuige B] hebben verklaard over het tegen aangever toegepaste geweld. Zo heeft [getuige A] verklaard12 dat ze zag dat aangever hard in zijn gezicht werd geslagen door twee mannen en dat [medeverdachte A] aangever in het gezicht schopte. [getuige B] heeft verklaard13 dat een kale man, genaamd [medeverdachte A] (medeverdachte [medeverdachte A]), op aangever afliep die direct begon te slaan. Hij sloeg met zijn vuisten in het gezicht van aangever. Er stapten nog twee mannen uit de Chrysler, de ene met een donkere huidskleur en halflang rastahaar (verdachte), de andere met halflang zwart haar, een petje en een lang postuur (medeverdachte [medeverdachte B]). De mannen liepen ook naar aangever en begonnen te slaan en schoppen.
Letsel
Uit informatie van de afdeling spoedeisende hulp van het Slingeland ziekenhuis te Doetinchem komt uit het lichamelijk onderzoek het volgende naar voren14:
- Gelaat: drukpijn over de mandibula en maxilla lijkt mond niet goed te kunnen openen
- Ogen: rechteroog twee bloedinkjes in de conjunctiva , linkeroog één bloedinkje conjunctiva
- Neus: opgedroogd bloed rechterneusgat, geen septumhematoom
Diagnose: trauma capitis met aangezichtsletsel
Aangever is verwezen naar de kaakchirurg.
Uit informatie van de kaakchirurg blijkt15 dat aangever een bloeduitstorting heeft rondom zijn rechteroog. Er is geen fractuur vastgesteld.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
Aangever heeft, zoals de rechtbank eerder heeft overwogen, verklaard16 dat hij in de auto werd gesleurd dan wel geduwd. In de auto moest hij in het midden plaatsnemen. De donkere man en de man met de lange haren (medeverdachte [medeverdachte B]) gingen aan weerskanten naast hem zitten.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard17 dat de jongen zei dat hij niet zelf had ingebroken. De jongen die het had gedaan zou een junk zijn die in Stadskanaal woont. Hij, [verdachte], heeft toen gezegd dat ze naar die junks zouden gaan. De jongen stapte in de auto op de achterbank. Hij schoof door naar het midden. [verdachte] is achter de bijrijderstoel gaan zitten en de lange jongen (medeverdachte [medeverdachte B]) achter medeverdachte [medeverdachte A] die de auto bestuurde. Ze hebben de jongen niet gevraagd of hij mee wilde gaan. Ze hebben gezegd: "je gaat met ons mee naar die junks en je gaat aanwijzen waar die junks wonen", aldus de verklaring van [verdachte].
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft in dit verband verklaard18 dat hij tegen aangever heeft gezegd dat hij moest instappen en dat ze naar Arnhem zouden rijden. Aangever heeft gezegd dat hij dat niet wilde. Hij, [medeverdachte B], heeft toen gezegd dat ze de politie wel zouden bellen. Dat wilde aangever ook niet. Uiteindelijk is aangever volgens [medeverdachte B] zelf in de Chrysler gestapt. [medeverdachte B] heeft verder verklaard dat hij toen ze nog stilstonden merkte, dat de man het portier wilde openen en dat hij kennelijk weg wilde. Hij kon dat voorkomen door de auto door middel van de centrale slotvergrendeling op slot te doen.
Getuige [getuige B] heeft verklaard19 dat de Chrysler na ongeveer 15 minuten terug kwam. De zwarte man zat achter in de auto bij aangever. De andere man stond bij het achterportier zodat aangever er niet uit kon.
Bedreiging
Aangever heeft verklaard20 dat hij in de auto de mannen hoorde zeggen dat ze hem zouden doodmaken. Hij zou in het bos eindigen, waar ze hem door zijn knieën zouden schieten. Bij een Shell tankstation waar ze zijn gestopt, hoorde hij een van de mannen zeggen21 dat ze hem naar het bos zouden brengen en daar zouden doodschieten.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard22 dat hij de jongen in de auto behoorlijk heeft geïntimideerd om hem de waarheid over die spullen te laten zeggen. Hij zei tegen de jongen dat hij geen klappen zou krijgen als hij de gegevens zou geven van die junks. Toen hij dat niet wilde vertellen hebben ze tegen hem gezegd dat ze hem naar het bos zouden brengen voor een pak slaag. Hij, [verdachte], heeft dat ook gezegd.
Verweren
De raadsvrouw heeft betoogd dat er geen sprake was van medeplegen noch van voorwaardelijke opzet.
Verdachte heeft bij de politie23 verklaard dat hij op de parkeerplaats in Gaanderen geweld heeft gebruikt en dat de jongen in de auto ook klappen heeft gekregen. Ter zitting heeft verdachte hierover nog verklaard dat hij de jongen aan de haren heeft getrokken en dat hij hem op zijn schouder heeft geslagen, waardoor hij op de grond viel. Ook heeft hij verklaard dat hij erbij is geweest en dat hij gezien heeft dat anderen de jongen geschopt hebben.
Medeverdachten [medeverdachte B]24 heeft verklaard dat hij aangever met de vlakke hand heeft geslagen op zijn wang en dat, toen de man wilde wegrennen, hij zijn voet uit een reflex omhoog stak, waardoor hij het gezicht van aangever raakte.
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard25 dat hij aangever bewust met zijn vuisten op zijn hoofd geslagen26 en dat hij hem wel 20 à 30 keer heeft geslagen.
Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, gericht op de geweldshandelingen, dat sprake is van medeplegen van poging tot zware mishandeling in de vorm van voorwaardelijke opzet. Door het slachtoffer meerdere malen met kracht tegen het hoofd en zijn lichaam te schoppen, ook nadat hij op de grond is gevallen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank merkt daartoe nog op dat het voor de bewezenverklaring niet noodzakelijk is dat bewezen wordt dat verdachte alle handelingen daadwerkelijk zelf voor zijn rekening heeft genomen. Van belang is dat verdachte en de medeverdachten in gelijke gezindheid hebben gehandeld. Dat leidt de rechtbank onder andere af uit het gegeven dat verdachte is meegegaan met de medeverdachten, dat hij heeft bekend aangever meermalen te hebben geslagen, dat hij heeft gezien dat de medeverdachten aangever meermalen sloegen en schopten, dat verdachte zich hiervan niet heeft gedistantieerd en dat hij niets heeft gedaan om het geweld dat tegen aangever werd gebruikt, te stoppen. Dat de geweldpleging is gestopt is te danken aan de interventie van de politie, niet door enige handeling van verdachte. Verdachte en zijn medeverdachten hebben ten tijde van de geweldpleging allemaal bijgedragen aan het gewelddadige handelen. De rollen van verdachte en zijn mededaders zijn uitwisselbaar en daarnaast hebben ze gezamenlijk gehandeld. De rechtbank stelt dan ook vast dat er sprake is van een voldoende wezenlijke en significante bijdrage van verdachte aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat niet kan worden bewezen dat aangever in de auto is gezet, geduwd of bewogen daarin plaats te nemen, noch dat hem is belet de auto te verlaten.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de verklaringen van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte B] blijkt dat aangever is opgedragen in de auto te gaan zitten.
Voor zover is gesteld dat aangever zelf in de auto is gestapt, overweegt de rechtbank dat van aangever werd verwacht dat hij verdachte en zijn mededaders zou brengen naar de gestolen goederen dan wel naar de persoon die de goederen had gestolen. Gezien het op de parkeerplaats toegepaste geweld had aangever geen andere reële keus dan in te stappen.
In de auto zaten aan weerskanten van hem verdachte en een medeverdachte. De verklaring van aangever wordt op dit punt ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Aangever had hierdoor niet de mogelijkheid uit te stappen. Daar komt bij dat medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij, toen ze nog niet reden en hij bemerkte dat aangever kennelijk de auto wilde verlaten, de deuren van de auto heeft vergrendeld.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat getuige [getuige B] heeft verklaard dat aangever niet uit de auto kon stappen, omdat de zwarte man naast aangever in de auto zat en de andere man bij het achterportier stond.
Ten slotte acht de rechtbank van belang de situatie waarin aangever is aangetroffen. Verbalisanten hebben gerelateerd dat ze in de Chrysler personen op de achterbank zagen zitten. Verbalisanten zagen dat een blanke man die op de achterbank zat, duidelijk zichtbare verwondingen had in zijn gezicht.
Alles in aanmerking nemend concludeert de rechtbank dat aangever geen andere mogelijkheid had dan in de auto te stappen en dat hij eenmaal in de auto gezeten, geen kans kreeg om de auto te verlaten. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte en zijn mededaders aangever bewust hebben geslagen tegen zijn hoofd en lichaam, hem ten val hebben gebracht en dat ze hem tegen zijn hoofd hebben geschopt dan wel getrapt. De verklaring van aangever dat hij in de auto is geslagen wordt ondersteund door de verklaring van onder anderen verdachte zelf. Gelet op het letsel dat aangever door het toegepaste geweld had kunnen oplopen acht de rechtbank poging tot zware mishandeling, zoals onder 1 primair ten laste gelegd bewezen.
De rechtbank acht ook de onder 2 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen.
Wederrechtelijke toe-eigening
De rechtbank overweegt dat aangever heeft verklaard27 dat hij op 22 juni 2010 reed in een zwarte Peugeot die hij van zijn vriend had geleend. Hij is met zijn vriendin naar Gaanderen gereden en heeft de auto geparkeerd. Aangever heeft verder verklaard28 dat de man met de lange haren (medeverdachte [medeverdachte B]) heeft gezegd dat ze de auto moesten hebben omdat de auto nog geld zou opleveren. Ze zijn, nadat geweld tegen hem was uitgeoefend, teruggereden naar de plek waar de auto stond geparkeerd. De autosleutel hadden ze al eerder van hem, aangever, afgepakt. De man met de lange haren is in zijn auto gestapt en reed achter hen aan. Bij een Shell tankstation zijn ze gestopt. De mannen hebben naast de auto staan overleggen. Hij hoorde de man met de lange haren zeggen dat de auto wel in een loods kon en dat hij wel 5000 euro zou kunnen krijgen voor de auto.
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie29 en ter zitting verklaard dat medeverdachte [medeverdachte A] van te voren tegen hem heeft gezegd dat ze de auto van aangever zouden pakken, om deze als onderpand te gebruiken totdat de gestolen spullen terug zouden zijn.
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft verklaard30 dat ze terug zijn gegaan om de auto van aangever op te halen. Ze wilden die over gaan schrijven, zodat ze een deel van de buit terug zouden krijgen. De sleutel lag op de grond en heeft hij opgepakt toen hij aangever tegen de auto had gezet. Hij heeft de sleutel in zijn zak gestopt. Bij de A18 is bedacht dat ze de auto zouden kunnen overschrijven.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen31 dat op 22 juni 2010 op de parkeerplaats 'De Geulenkamp' aan de A18 te Didam verdachte en zijn mededaders en aangever werden aangetroffen in/bij twee voertuigen, te weten een zwarte Peugeot 307 met het kenteken [kenteken 2] en een grijze Chrysler met het kenteken [kenteken 1].
Geweld
Anders dan de raadsvrouw overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen wel naar voren komt dat er een causaal verband is tussen het geweld en de diefstal van de auto en baseert dit met name op de verklaring van verdachte die hij bij de politie32 en ter zitting heeft afgelegd, en
waarin hij onder meer heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte A] tegen hem had gezegd dat zij naar aangever zouden gaan om aangevers auto op te halen, zodat deze als onderpand zou kunnen dienen en dat hij geweld heeft toegepast op aangever.
Aangever heeft hieromtrent verklaard33 dat er op de parkeerplaats in Gaanderen en in de auto geweld op hem is uitgeoefend, dat de autosleutels van hem zijn afgepakt en dat een van de daders in de auto tegen hem heeft gezegd dat ze zijn auto moesten hebben omdat die nog geld zou opleveren. Vervolgens zijn ze teruggereden naar Gaanderen en is een van hen in zijn auto gestapt.
Getuige [getuige A] heeft hierover verklaard34 dat ze zag dat toen de Chrysler met de mannen terug kwam, zij zag dat aangevers gezicht helemaal onder het bloed zat en dat ze een van de mannen even later hoorde zeggen dat hij de sleutels van de Peugeot net zo lang zou houden tot aangever zou vertellen hoe hij aan de kettingen was gekomen.
Conclusie
Gelet op het door verdachte en medeverdachten toegepaste geweld, voorafgegaan aan de diefstal, acht de rechtbank de onder 3 primair ten laste gelegde, kort gezegd diefstal met geweld, wel bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 22 juni 2010 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- meermalen met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft
geslagen/gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen/gebracht en
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of ten val heeft gebracht en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meermalen met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd
en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt en
- vervolgens in een personenauto meermalen (met kracht) die [slachtoffer] heeft
geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 22 juni 2010 te Gaanderen, gemeente Doetinchem en/of de gemeente Doetinchem en/of te Didam, gemeente Montferland en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk:
- meermalen met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] geslagen/gestompt,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen/gebracht en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meermalen met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd
en/of het lichaam van die [slachtoffer] getrapt/geschopt en
- vervolgens die [slachtoffer] in een personenauto geduwd/gezet, althans in een personenauto laten
plaatsnemen en
- die personenauto afgesloten, althans belet dat die [slachtoffer] die personenauto kon verlaten
en
- daarbij die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd:"We maken je dood" en/of "Je eindigt in
een bos en daar schieten we je door de knieën" en/of "We brengen je naar een bos voor een
pak slaag";
hij op 22 juni 2010 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
personenauto (merk Peugeot, type 307 CC), toebehorende aan [slachtoffer] en/of [naam A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat:
- meermalen met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] is geslagen/gestompt,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen/gebracht en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meermalen met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd
en/of het lichaam van die [slachtoffer] is getrapt/geschopt en
- vervolgens die [slachtoffer] in een personenauto is geduwd/gezet en
- vervolgens in die personenauto die [slachtoffer] is vastgepakt en/of vastgepakt gehouden en
meermalen met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] is geslagen/gestompt;
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel
van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
in eendaadse samenloop gepleegd met:
Feit 3 primair:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van verdachte is een Pro Justitia rapport gedateerd 10 januari 2011,
opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, Klinisch Psycholoog/Psychotherapeut. In dit rapport wordt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Er is sprake van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO. Betrokkene wilde medeverdachte een "vriendendienst" bewijzen. Vanuit zijn atypisch autistische stoornis heeft betrokkene aan de gebeurtenis en aan zijn bijdrage daaraan, een geheel eigen verwerking en invulling gegeven die echter qua aard sociaal en emotioneel vervreemd is. Het is te adviseren om betrokkene ten aanzien van de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te houden.
De conclusie van de deskundige dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht, deelt de rechtbank niet zonder meer, gelet op de indruk die de verdachte ter terechtzitting heeft gemaakt, zijn eigen 'professionele' achtergrond en de inhoud van het reclasseringsrapport. Om die reden zal de rechtbank wel uitgaan van een zekere mate van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die
de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat betoogd dat rekening moet worden ge- houden met het reclasseringsrapport, waarin geadviseerd wordt om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf en een werkstraf op te leggen. De raadsvrouw is van mening dat de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans niet meer passend is. Deze zal voor hem persoonlijk, maar ook zeker voor zijn thuissituatie grote gevolgen hebben. Aangezien verdachte destijds is geschorst uit de voorlopige hechtenis, heeft hij er in feite al een proeftijd van twee jaar op zitten. In casu levert vergelding niets meer op voor zowel de maatschappij, het slachtoffer als ook de verdachte, aldus de raadsvrouw.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft van medeverdachte [medeverdachte A] gehoord dat het vermoeden bestond dat aangever had ingebroken in de woning van de ouders van [medeverdachte A]. Hij is vervolgens door [medeverdachte A] gevraagd mee te gaan naar Gaanderen waar aangever die avond werd verwacht. Nadat aangever zijn auto had geparkeerd, hebben verdachte en zijn mededaders aangever op de parkeerplaats mishandeld door hem in zijn gezicht te slaan en te schoppen/trappen. Ze hebben hem vervolgens gedwongen in de auto van [medeverdachte A] te stappen. Aangever is in de auto geïntimideerd en opnieuw mishandeld. Tenslotte hebben verdachte en zijn mededaders de auto waarin aangever reed meegenomen. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij zich op geen enkel moment heeft bekommerd om het welzijn van aangever. Integendeel, hij heeft zich laten leiden door de emoties van [medeverdachte A]. In plaats van in te grijpen toen [medeverdachte A] geweld gebruikte, heeft verdachte zich laten meeslepen en eveneens geweld gebruikt. Door te handelen als bewezen verklaard hebben verdachte en zijn mededaders aangever een traumatische ervaring bezorgd.
De rechtbank acht in dit afkeurenswaardige geval van eigenrichting alleen een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte en aan de medeverdachten een gevangenisstraf van gelijke duur dient te worden opgelegd, onder meer omdat zij allen tezamen verantwoordelijk zijn voor de bewezenverklaarde feiten. Hoewel de verdachte is veroordeeld tot diefstal (van de auto) met geweld (en de medeverdachten enkel tot diefstal van de auto), acht de rechtbank niettemin een even hoge straf op zijn plaats als die waartoe zijn mededaders zijn veroordeeld.
De rechtbank acht daarnaast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de straftoemeting heeft tot slot een rol gespeeld dat de feiten deels zijn begaan in eendaadse samenloop.
10. Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.809,19 voor materiële schade en € 2.500,- voor immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering voor wat betreft de immateriële schade (hoofdelijk) dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakende moment en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu uit het schadeformulier niet blijkt dat de geleden schade door de verzekering aan de benadeelde partij is betaald.
De raadsvrouw van verdachte heeft met betrekking tot de gevorderde immateriële schade aangevoerd dat deze gematigd dient te worden en heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, die naar redelijkheid en billijkheid kan worden begroot op € 1.500,-.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden en wel tot een bedrag van € 1.800,-. De rechtbank overweegt daaromtrent dat de gevorderde materiële schade onvoldoende gemotiveerd is weersproken door de raadsvrouw en voorts dat de benadeelde op het tijdstip van het voorval niet verzekerd was zodat hij de rekeningen van de medische kosten, welke direct uit de ten laste gelegde feiten voortvloeiden, zelf heeft ontvangen.
Verdachte is voor deze gehele vordering naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De vordering dient tot een totaalbedrag van € 3.300,- worden toegewezen. Wat betreft het meer of anders gevorderde moet de benadeelde niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45, 47, 55, 57, 282, 302, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1 primair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en
beroofd houden;
in eendaadse samenloop gepleegd met:
Feit 3 primair:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die
diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], domicilie kiezende [adres, plaats]
(bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 1.500,- , voor de
immateriële schade en een bedrag van € 1.800,- voor de materiële schade, vermeerderd
met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2010, met veroordeling van verdachte in de
kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot
op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 3.300,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2010, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 43 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
* verklaart de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
* bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering ter zake het overig gevorderde slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Ouweneel en Djebali, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 september 2012.
Voetnoten:
1 wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL0640/2010091142-60, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 13 juli 2010
2 Proces-verbaal van bevindingen, p.48-49
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.64-68
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.138-139
5 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte], p.143
6 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p.123-125
7 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p.136
8 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p.128-129
9 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.110
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.115
11 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.117
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p.86
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p.90
14 Brief van de afdeling Spoedeisende Hulp van het Slingeland Ziekenhuis te Doetinchem, p.74-75
15 Geneeskundige verklaring van de kaakchirurg, werkzaam in het Slingeland ziekenhuis te Doetinchem, p.78
16 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.66
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.139
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p.125-126
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p.91
20 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.66
21 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.68
22 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.139
23 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte], p.143
24 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p.128-129
25 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.110
26 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.115
27 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.64-65
28 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.67-68
29 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.138
30 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p.133-134
31 Proces-verbaal van bevindingen, p.51
32 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], pag. 142-146
33 Proces-verbaal van verhoor van aangifte door [slachtoffer], pag. 64-68
34 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], pag. 85-87