RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
meervoudige kamer
parketnummer: 06/922034-08
datum: uitspraak 2 oktober 2012
tegenspraak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [1975],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. Vermeer, advocaat te Rhenen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 november 2009 en 18 september 2012.
Aan verdachte is – nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 3 november 2009 en van 24 september 2012 is gewijzigd – ten laste gelegd dat:
1.
De besloten vennootschap [naam vennootschap 1] Konstruktie B.V. (verder te noemen de
vennootschap) in of omstreeks 1 juli 2006 t/m 18 januari 2007 in de gemeente
Zutphen en/of Winterswijk, althans in Nederland, terwijl de vennootschap bij vonnis van de
rechtbank te Zutphen van 18 januari 2007, in staat van faillissement is
verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s),
A. baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de boedel heeft ontrokken
en/of enig goed klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd, te weten:
- 84.490 euro zijnde de opbrengst van de verkoop van de bedrijfsinventaris
van de vennootschap aan ABG Equipment;
- 105.521,22 euro betreffende afgebogen debiteurenontvangsten op ABN AMRO
rekening 41.66.73.198 minus gedane zakelijke betalingen van deze rekening;
- 157.750 euro betreffende terugontvangen van aan Pegasus tijdelijk in beheer
gegeven gelden op bovengenoemde ABN AMRO rekening,
immers heeft de vennootschap bedoelde bate(n) niet op de rekening van de
vennootschap gestort of doen storten, althans niet in de boedel gestort,
althans verzwegen voor haar curator,
B. niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op haar, de vennootschap en/of
haar mededader(s), rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een
administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van de
boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte
tezamen en in vereniging met één of meer anderen althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
althans alleen, (telkens) leiding heeft gegeven;
art 341 ahf/ond a ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
de besloten vennootschap [naam vennootschap 1] Konstruktie B.V. in of omstreeks de periode 18
januari 2007 t/m 20 januari 2009 in de gemeente Zutphen en/of Winterswijk en/of Groenlo, althans in Nederland,
als degene die op 18 januari 2007 door de rechtbank te Zutphen in staat van
faillissement is verklaard en door de curator en/of rechter-commissaris
wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden
opzettelijk niet is verschenen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen
te geven, en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte
tezamen en in vereniging met één of meer anderen althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
althans alleen, (telkens) leiding heeft gegeven;
art 194 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Uit de bewijsmiddelen komt volgens de officier van justitie naar voren dat verdachte sinds juli 2006 betrokken is geweest bij de voorbereiding en effectuering van de bedrijfsbeëindiging van [naam vennootschap 1] Konstruktie BV (verder: [naam vennootschap 1]K BV) en bij daarmee samenhangende uitvoeringshandelingen. Verdachte is, samen met medeverdachte [medeverdachte], als feitelijk leidinggevende/opdrachtgever van [naam vennootschap 1]K BV aan te merken.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat er te weinig bewijs is voor een bewezenverklaring. Verder is er door justitie onvoldoende onderzoek gedaan naar het handelen van mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2], die, zo komt uit het dossier naar voren, een zeer bedenkelijke rol hebben gespeeld. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op 19 maart 2007 bij de rechter-commissaris faillissementen een verklaring heeft afgelegd over het faillissement van [naam vennootschap 1]K BV. Daarmee heeft verdachte aan de verplichting voldaan om informatie te verstrekken. Op grond van het dossier en met name op grond van de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring kan niet de conclusie worden getrokken dat verdachte opzettelijk verkeerde informatie heeft gegeven. Verdachte dient daarom ook van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode waar het hier om gaat tezamen en in vereniging met de medeverdachte [medeverdachte] ? ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen ? feitelijk leiding heeft gegeven aan [naam vennootschap 1]K BV. Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte], komt naar voren dat verdachte als adviseur betrokken is geweest bij [naam vennootschap 1]K BV. Uit de diverse afgelegde verklaringen blijkt echter ook dat verdachte niet enkel als adviseur van [medeverdachte] heeft opgetreden, maar ook verdergaande, leidinggevende, handelingen heeft verricht. Zo heeft [naam 3] verklaard dat het verdachte is geweest die hem meedeelde dat hij ontslagen was. Daarnaast blijkt ook uit de bewijsmiddelen dat het personeel van [naam vennootschap 1]K BV door verdachte en [medeverdachte] is geïnformeerd over de bedrijfsbeëindiging.
Verder is verdachte betrokken geweest bij de onderhandelingen over de verkoop van [naam vennootschap 1]K BV aan [naam vennootschap 2] Holding BV. Verdachte heeft bij deze onderhandelingen samen met [medeverdachte] opgetreden namens [naam vennootschap 1]K BV. Ook uit de verklaring van [naam 3] van Redox Production BV komt ook naar voren dat verdachte betrokken is geweest bij de afwikkeling van [naam vennootschap 1]K BV. Na besprekingen met [medeverdachte] en verdachte heeft Redox Production BV de inventaris en personeelsleden overgenomen van [naam vennootschap 1]K BV. Verder heeft verdachte namens [naam vennootschap 1]K BV opgetreden in een procedure bij de kantonrechter, waarin de verhuurder van het bedrijfspand ontbinding van de huurovereenkomst vorderde in verband met een huurachterstand. Vanaf een bankrekening van een aan de verdachte gelieerde vennootschap wordt een bedrag van € 157.750,- teruggestort op een op 19 september 2006 geopende bankrekening van [naam vennootschap 1]K BV bij de ABN Amro met de omschrijving ‘tijdelijk in beheer gegeven gelden’.
Het verweer dat [naam 1] en [naam 2] betrokken zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen wordt door de rechtbank als niet aannemelijk verworpen. Niet alleen vindt dit scenario geen steun in de verklaringen van (mevrouw) [naam 1] en [naam 2], maar ook uit de verklaringen van werknemers van [naam vennootschap 1]K BV is geen enkele betrokkenheid van deze twee personen bij [naam vennootschap 1]K BV gebleken. Ook de verklaring van [naam 3], inhoudende dat hij [naam 1] aan de telefoon heeft gehad, vormt geen steun voor het verweer, nu [naam 3] óók heeft aangegeven dat hij een heer [naam 1] aan de telefoon had. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte - en niet een van de hiervoor bedoelde personen - feitelijk betrokken was bij Milton Participations Ltd. en Degafa Holding Ltd.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de bedrijfsinventaris, die op een bedrag van € 201.000,- was getaxeerd, voor € 84.490,- aan ABG Equipment is verkocht en dat diverse debiteuren hun rekeningen hebben voldaan door betaling aan [naam vennootschap 1]K BV op de door [medeverdachte] geopende bankrekening bij de ABN Amro (41.66.73.198), welke bankrekening en de daarop ontvangen gelden zijn verzwegen voor de curator. Zoals hiervoor reeds overwogen is ook een bedrag van € 157.750,- teruggestort op deze rekening nadat dat geld enige tijd op een rekening van een aan de verdachte gelieerde vennootschap had gestaan.
De rechtbank komt tot de conclusie dat [naam vennootschap 1]K BV ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, onder A, ten laste gelegde handelingen en dat de verdachte tesamen en in vereniging daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, onder B, ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen komt naar oordeel van de rechtbank niet althans onvoldoende naar voren dat verdachte in de daar ten laste gelegde periode feitelijk leiding heeft gegeven aan het niet voldoen door [naam vennootschap 1]K BV aan de op haar ingevolge artikel 3:15i lid 1 BW rustende administratieve verplichtingen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, als feitelijk leidinggevende, tijdens het faillissement van [naam vennootschap 1]K BV gehouden was om (juiste) inlichtingen te verstrekken aan de curator en de rechter commissaris in het faillissement. Aan de bewijsmiddelen valt te ontlenen dat verdachte niet aan deze verplichting heeft voldaan. Zo kan op grond daarvan worden geconcludeerd dat verdachte in zijn verhoor bij de rechter commissaris faillissementen op 19 maart 2007 (deels) feitelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte als feitelijk leidinggevende van [naam vennootschap 1]K BV opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
de besloten vennootschap [naam vennootschap 1] Konstruktie B.V. (verder te noemen de vennootschap) in de periode van 1 juli 2006 t/m 18 januari 2007 in de gemeente Zutphen en/of Winterswijk, althans in Nederland, terwijl de vennootschap bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 18 januari 2007, in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
A. baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de boedel heeft ontrokken en/of enig goed klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd, te weten:
- 84.490 euro zijnde de opbrengst van de verkoop van de bedrijfsinventaris van de vennootschap aan ABG Equipment;
- 105.521,22 euro betreffende afgebogen debiteurenontvangsten op ABN AMRO rekening 41.66.73.198 minus gedane zakelijke betalingen van deze rekening;
- 157.750 euro betreffende terugontvangen van aan Pegasus tijdelijk in beheer gegeven gelden op bovengenoemde ABN AMRO rekening,
immers heeft de vennootschap bedoelde baten niet op de rekening van de vennootschap gestort of doen storten, althans niet in de boedel gestort, althans verzwegen voor haar curator, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, (telkens) leiding heeft gegeven;
2.
de besloten vennootschap [naam vennootschap 1] Konstruktie B.V. in de periode 18 januari 2007 t/m 20 januari 2009 in de gemeente Zutphen en/of Winterswijk en/of Groenlo, althans in Nederland,
als degene die op 18 januari 2007 door de rechtbank te Zutphen in staat van faillissement is verklaard en door de curator en/of rechter-commissaris wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven,
aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte leiding heeft gegeven.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: medeplegen van feitelijk leidinggeven aan bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd door een rechtspersoon;
feit 2: feitelijk leidinggeven aan het als degene die in staat van faillissement is verklaard opzettelijk verkeerde inlichtingen geven, gepleegd door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hierbij is door de officier van justitie onder meer rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsman heeft, nu door hem vrijspraak van het ten laste gelegde is bepleit, geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan bedrieglijke bankbreuk en het verstrekken van onjuiste inlichtingen aan de curator. Samen met zijn medeverdachte heeft hij aanzienlijke bedragen buiten de failliete boedel gehouden, onder meer door het verstrekken van onjuiste inlichtingen. Door zijn handelen zijn de schuldeisers benadeeld. Verder houdt de rechtbank er ten nadele van verdachte rekening mee dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ook is van belang wat in soortgelijke zaken met een vergelijkbaar benadelingsbedrag aan straf is opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats, om verdachte ervan te weerhouden andermaal soortgelijke feiten te plegen.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte op 22 mei 2008 in verzekering is gesteld en verhoord en dat het proces-verbaal van de fiscale recherche op 16 oktober 2008 is gesloten. Een in 2008 uitgereikte dagvaarding om op 30 september 2008 ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank te verschijnen is bij brief van 5 september 2008 ingetrokken, waarna de zaak pas weer in november 2009 is aangebracht. Mede op verzoek van de raadsman van verdachte is de zaak toen verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuigen. De rechter-commissaris was daarmee in april 2011 gereed. Vervolgens is de zaak eerst weer op 24 september 2012 aangebracht. Een en ander heeft geleid tot een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM met ongeveer 20 maanden. De rechtbank zal daarom in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 27, 47, 51, 57, 63, 194 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1: medeplegen van feitelijk leidinggeven aan bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd door een rechtspersoon;
feit 2: feitelijk leidinggeven aan het als degene die in staat van faillissement is verklaard opzettelijk verkeerde inlichtingen geven, gepleegd door een rechtspersoon;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden;
• beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot vijf (5) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Van der Hooft en Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2012.