RECHTBANK ZUTPHEN
Nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/655
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te Apeldoorn, ,
gemachtigde: mr. H. van Drunen,
de burgemeester van Doetinchem, verweerder.
Bij besluit van 1 juli 2010 heeft verweerder op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) eiseres kandidatenlijsten (model H1) ten behoeve van de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 verstrekt. De lijsten van 2002 en 2004 zijn niet verstrekt, omdat deze zouden zijn vernietigd. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 2 november 2010 deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond en voor het overige gegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op het geding van toepassing zijnde stukken toegestuurd, waaronder alle stukken waar eiseres om heeft verzocht. Ten aanzien van deze stukken heeft verweerder de rechtbank op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht te bepalen dat vanwege gewichtige redenen alleen de rechtbank hier kennis van mag nemen. Conform het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Landelijke proces-regeling bestuursrecht handelt de rechtbank alsof het verzoek om beperking van de kennisneming is ingewilligd. Eiseres heeft de rechtbank toestemming gegeven om ten behoeve van de beoordeling van het geschil kennis te nemen van genoemde stukken en op basis hiervan uitspraak te doen.
Op 29 december 2010 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het beroep is ter zitting van 22 juni 2012 behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.M. Hendrixen.
1. De rechtbank stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 8:7, tweede lid, van de Awb, de rechtbank Zutphen bevoegd is om dit beroep te behandelen.
Artikel 8 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen bepaalt dat de Raad voor de Rechtspraak op het verzoek van het bestuur van een rechtbank, bij gebrek aan voldoende zittingscapaciteit of aan gespecialiseerde zittingscapaciteit in het arrondissement waarvan de rechtbank bevoegd is, tijdelijk een of meer nevenzittingsplaatsen buiten het arrondissement kan aanwijzen. Van deze bevoegdheid is gebruik gemaakt bij het Aanwijzingsbesluit bestuursrecht Oost-Nederland (St.crt. 2012, nr. 6079), hierna te noemen het Aanwijzings¬besluit. Op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder d, van het Aanwijzings¬besluit is Zwolle aangewezen als nevenzittingsplaats van de rechtbanken Almelo, Arnhem en Zutphen.
2. Op 28 juni 2010 heeft eiseres verweerder op grond van de Wob verzocht om toezending van de kandidatenlijsten (model H1) van alle partijen, ten behoeve van de gemeenteraads-verkiezingen van 2002, van 2006 en van 2010. Eiseres heeft uitdrukkelijk verzocht om lijsten met adressen en geboortedata van de kandidaten.
Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres de kandidatenlijsten (model H1) ten behoeve van de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 verstrekt, met uitzondering van de adresgegevens. De lijsten van 2002 en 2004 (i.v.m. gemeentelijke herindeling niet 2006; toevoeging rb.) zijn niet verstrekt omdat deze zouden zijn vernietigd.
Eiseres heeft tegen dit besluit op 7 juli 2010 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar ter advisering voorgelegd aan de Commissie voor bezwaar. Op 29 september 2010 heeft de Commissie geadviseerd:
1. het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren voor zover het is gericht tegen het niet verstrekken van de adresgegevens van de in 2010 gekozen kandidaten;
2. het bezwaar ongegrond te verklaren voor zover het is gericht tegen het niet verstrekken van de adresgegevens van alle kandidaten uit 2002 en 2004 en de niet gekozen kandidaten uit 2010;
3. het bezwaar voor het overige gegrond te verklaren;
4. de complete kandidatenlijsten uit 2002, 2004 en 2010 te verstrekken met uitzondering van de onder 2 genoemde adresgegevens; en
5. het verzoek om proceskosten te honoreren.
Bij het door eiseres bestreden besluit van 2 november 2010 heeft verweerder conform beslist.
3. Artikel 3, eerste lid, van de Wob bepaalt dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Artikel 10 van de Wob bevat weigeringgronden. Ingevolge het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het derde lid bepaalt dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, niet van toepassing is voor zover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaar-making.
4. Verweerder heeft de verstrekking van de adressen van de kandidaten op de lijsten van de verkiezingen in 2002 en 2004, alsmede de adressen van de niet gekozen kandidaten op de lijst van 2010 geweigerd in verband met het risico van bedreiging van deze kandidaten; dit risico moet worden verminderd. Verweerder stelt zich op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob op het standpunt dat dit belang zwaarder weegt dan het belang van de openbaarheid.
5. Ten aanzien van de adresgegevens op de kandidatenlijsten van 2002 en 2004 overweegt de rechtbank als volgt.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 11 april 2012 (LJN BW1571) overwogen dat de Kieswet de openbaarmaking van kandidatenlijsten gedurende de verkiezingsperiode uitputtend regelt. Het feit dat kandidaten-lijsten ter inzage hebben gelegen op grond van de Kieswet betekent niet dat die documenten openbaar zijn in de zin van de Wob. De Kieswet staat na afloop van de verkiezingsperiode niet aan toepassing van de Wob in de weg. Hieruit volgt dat verweerder bevoegd is een besluit te nemen op het Wob-verzoek van eiseres.
De rechtbank heeft te beoordelen of verweerder de verstrekking van de gevraagde adresgegevens op goede gronden heeft geweigerd. De rechtbank is van oordeel dat adresgegevens, zoals verweerder terecht heeft geconstateerd, zijn aan te merken als gegevens die de persoonlijke levenssfeer betreffen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval het belang van de persoonlijke levenssfeer van de personen die hun adres op de lijsten hebben vermeld zwaarder dient te wegen dan het belang dat met openbaarmaking van deze adressen is gediend. Verweerder overweegt slechts, door overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie, dat de wijziging in het Kiesbesluit per 1 januari 2010 is opgenomen om het risico van bedreiging van kandidaten te verminderen. Verweerder acht dat belang groter dan het belang van openbaarheid. Om die reden heeft verweerder geweigerd alle adresgegevens – ook al was het vermelden daarvan in 2002 en 2004 nog verplicht – openbaar te maken. Uit de omstandigheid dat kandidaten hun adres op de lijsten vermelden, volgt echter niet automatisch dat deze personen al dan niet toestemming geven om dat adres openbaar te maken. Verweerder had naar het oordeel van de rechtbank dan ook beter moeten motiveren waarom bij het afwegen van de verschillende belangen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder dient te wegen dan het belang van de openbaarheid.
Het beroep is dus in zoverre gegrond.
6. Ten aanzien van de adresgegevens van de niet gekozen kandidaten op de lijst van 2010 overweegt de rechtbank als volgt.
Bij uitspraak van 31 augustus 2011 (10/1272) heeft de rechtbank overwogen: “Door een wijziging van het Kiesbesluit is het vermelden van adresgegevens op de kandidatenlijsten niet meer verplicht. Hoewel het doel van deze wijziging, het beter waarborgen van de veiligheid van sommige kandidaten, meegewogen kan worden bij de belangenafweging in het kader van artikel 10 van de Wob, komt de rechtbank aan een dergelijke afweging niet toe, omdat de kandidatenlijsten, zoals hiervoor overwogen, reeds openbaar zijn gemaakt”. De rechtbank heeft verweerder opgedragen een afschrift van de gevraagde kandidatenlijsten inclusief adresgegevens aan eiser toe te zenden. Deze uitspraak is onherroepelijk.
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak, wat betekent dat de adresgegevens van de niet gekozen kandidaten volgens de lijst H1 van 2010 al openbaar zijn in de zin van de Wob.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling kunnen documenten die naar hun aard openbaar zijn niet nogmaals openbaar worden gemaakt. Documenten die eerder op grond van de Wob openbaar werden gemaakt, kunnen niet nogmaals op grond van die wet openbaar worden gemaakt. Hieruit volgt dat verweerder terecht, zij het op onjuiste gronden, heeft geweigerd de gevraagde adressen van de niet gekozen kandidaten op de lijst van 2010 openbaar te maken.
Het beroep van eiseres is in zoverre ongegrond.
7. De rechtbank acht het bestreden besluit voor wat betreft de weigering de adresgegevens op de kandidatenlijsten van 2002 en 2004 aan eiseres te verstrekken ondeugdelijk gemotiveerd. Het bestreden besluit zal in zoverre wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb worden vernietigd. Verweerder zal nader op het bezwaar van eiseres dienen te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.
8. De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten te veroordelen, die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand 2 punten toe, waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd.
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond voor zover het ziet op het niet verstrekken van de adresgegevens op de kandidatenlijsten (H1) uit 2002 en 2004;
-vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
-draagt verweerder op opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
-bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 150,-- aan eiseres vergoedt;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 874,-- ter zake van verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door hem en mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep