ECLI:NL:RBZUT:2012:BX8866

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940181-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Lookeren Campagne
  • M. van Valderen
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en de gevolgen voor de verdachte met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, waarbij hij geweld en bedreiging gebruikte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de nacht van 16 op 17 maart 2012 te Putten het slachtoffer heeft benaderd, achterna is gefietst en haar heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer en de verklaring van de verdachte voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van verkrachting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 313 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij een forensische polikliniek. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die voortkwam uit zijn zwakbegaafdheid en verleden van pesten. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, en legde een schadevergoeding op van € 1.000,- aan het slachtoffer. De uitspraak is gedaan na meerdere zittingen en op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder psychologische rapporten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
meervoudige kamer
parketnummer: 06/940181-12
datum uitspraak: 2 oktober 2012
tegenspraak
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1990],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen, afdeling huis van bewaring.
Raadsman: mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 juli 2012, 21 augustus 2012 en 18 september 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 16 maart 2012 op 17 maart 2012 te Putten, in
ieder geval in Nederland,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met
geweld en/of één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen mede
bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te
weten
- het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina en/of
- het betasten van haar borst(en),
en bestaande dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of
bedreiging met geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden hierin dat
verdachte
- die [slachtoffer] ('s avonds laat, buiten op straat) heeft benaderd en/of
achterna is gefietst, althans achterna is gekomen en/of
- die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woorden "Ik wil met je neuken" en/of "Ik
ben geil", althans woorden van soortgelijke strekking en/of
- op die [slachtoffer] is afgelopen en/of die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die
[slachtoffer] naar/tegen de grond heeft gewerkt en/of in bedwang heeft gehouden
en/of
- zijn hand onder de kleding van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
zijn hand in haar onderbroek heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis heeft vastgepakt en/of (deels) uit zijn broek heeft gehaald en/of
- meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale uitingen van
protest/verzet van die [slachtoffer],
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een (bedreigende) situatie heeft doen ontstaan
waarin zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de nacht van 16 maart 2012 op 17 maart 2012 te Putten, in
ieder geval in Nederland,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met
geweld en/of één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, bestaande uit
- betasten van de vagina en/of de borsten van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of
bedreiging met geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden hierin dat
verdachte
- die [slachtoffer] ('s avonds laat, buiten op straat) heeft benaderd en/of
achterna is gefietst, althans achterna is gekomen en/of
- die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woorden "Ik wil met je neuken" en/of "Ik
ben geil" en/of woorden van soortgelijke strekking en/of
- op die [slachtoffer] is afgelopen en/of die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die
[slachtoffer] naar/tegen de grond heeft gewerkt en/of in bedwang heeft gehouden
en/of
- zijn hand onder de kleding van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
zijn hand in haar onderbroek heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis heeft vastgepakt en/of (deels) uit zijn broek heeft gehaald en/of
- meermalen voorbij is gegaan aan de door die [slachtoffer] - verbaal
en/of non-verbaal - gedane uitingen van protest/verzet,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een (bedreigende) situatie heeft doen ontstaan
waarin zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat voor het bewijs uitgegaan dient te worden van de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring. Niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van binnendringen, zodat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde aanranding heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij over de vagina van het slachtoffer heeft gewreven. Hij heeft ontkend dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte ten overstaan van de politie, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het lichaam van [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen, door één of meer vingers in haar vagina te brengen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het kan zijn dat hij met zijn vinger(s) één keer in de vagina van aangeefster is geweest. De rechtbank ziet geen reden om deze verklaring niet te volgen, mede gelet op de verklaring van aangeefster en op verdachtes intenties zoals die verder duidelijk uit zijn handelen naar voren kwamen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde verkrachting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de nacht van 16 maart 2012 op 17 maart 2012 te Putten, door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina en
- het betasten van haar borsten,
en bestaande dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] ’s avonds laat, buiten op straat heeft benaderd en achterna is gefietst en
- die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woorden ‘Ik wil met je neuken’ en ‘Ik ben geil’, althans woorden van soortgelijke strekking en
- op die [slachtoffer] is afgelopen en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en in bedwang heeft gehouden en
- zijn hand onder de kleding van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en zijn hand in haar onderbroek heeft geduwd/gebracht en
- zijn penis heeft vastgepakt en (deels) uit zijn broek heeft gehaald en
- meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van protest/verzet van die [slachtoffer],
en (aldus) voor die [slachtoffer] een (bedreigende) situatie heeft doen ontstaan waarin zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair: verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte zijn rapporten uitgebracht. De rechtbank heeft onder meer kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte psychologische rapport Pro Justitia van 31 augustus 2012, opgesteld door GZ psycholoog J.W.A. Leijs. Uit dit rapport komt onder meer naar voren dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid. Die zwakbegaafdheid en zijn herinneringen aan zijn verleden, waarin hij veelvuldig werd gepest, waren van invloed op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Er wordt geadviseerd verdachte voor het ten laste gelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Door de verstandelijke beperkingen kon de verdachte de consequenties van zijn alcoholgebruik en van de situatie waarin hij zich bevond ten tijde van het ten laste gelegde, welke situatie herinneringen aan zijn onverwerkte pestverleden opriep, minder goed overzien.
De rechtbank neemt de conclusie van de gedragsdeskundige over en is van oordeel dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde: toezicht vanuit de reclassering ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling, met een proeftijd van twee jaar voor de algemene voorwaarden en een proeftijd van drie jaar voor de bijzondere voorwaarde. De officier van justitie heeft hierbij aangevoerd rekening te hebben gehouden met de ernst van het feit, de richtlijnen voor een feit als dit, het gegeven dat verdachte een blanco strafblad heeft en met de over verdachte uitgebrachte rapporten. Ook heeft de officier van justitie ermee rekening gehouden dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste straf te zwaar is. Er dient te worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het door verdachte ondergane voorarrest, gecombineerd met een werkstraf en een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de reclassering. Voor het opleggen van een langere proeftijd dan de gebruikelijke proeftijd, bestaat bovendien geen aanleiding.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de nacht van 16 maart 2012 op 17 maart 2012 schuldig gemaakt aan verkrachting van aangeefster. Hij heeft haar, nadat hij haar achterna was gefietst, vastgepakt en is onder meer met één of meer van zijn vingers haar vagina binnengedrongen. Een gebeurtenis als deze wordt in het algemeen door slachtoffers als zeer ingrijpend ervaren. Naar de ervaring leert kan dit (langdurige) nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich brengen. Verdachte heeft door zijn handelen de belangen van het slachtoffer veronachtzaamd en hij heeft, slechts ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoefte, een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit.
In beginsel past bij een delict als dit, mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee, hoewel sprake is van een ernstig delict, dat verdachte geen excessief geweld heeft gebruikt en dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte engiszins verminderd toerekeningsvatbaar is.
Uit het psychologisch rapport Pro Justitia van 31 augustus 2012 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een laaggemiddeld recidiverisico. Zolang verdachte niet helder heeft wat voor hem ontremmende factoren zijn die het risico op een soortgelijk delict vergroten, is er een zeker risico op terugval. Er zal een ambulante behandeling plaats moeten vinden op verdachtes cognitieve niveau, waarin een speerpunt zal moeten zijn het bespreekbaar maken van emoties rondom het pesten en het aanleren en inzetten van adequate copingstrategieën om met deze emoties om te gaan. Ook zal er aandacht moeten zijn voor verdachtes alcoholgebruik. Aan te bevelen is verdachte te behandelen binnen een verplicht kader. Te denken valt daarbij aan een ambulante behandeling in een forensisch psychiatrische polikliniek. Geadviseerd wordt deze behandeling te laten plaatsvinden binnen het kader van een (deels) voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarde verplichte behandeling en een verplicht reclasseringscontact.
Door de reclassering worden de adviezen van de psycholoog onderschreven. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een meldingsgebod bij de reclassering en een verplichting tot behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling op te leggen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 313 dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk. De rechtbank zal het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk stellen aan de al door verdachte ondergane preventieve hechtenis. Een voorwaardelijk strafdeel acht de rechtbank op zijn plaats om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Verder zal de rechtbank, zoals geadviseerd door de hiervoor genoemde psycholoog en de reclassering, aan verdachte als bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijke strafdeel reclasseringstoezicht en een (ambulante) behandelverplichting opleggen. Mede gelet op de advisering over het recidiverisico en de te volgen behandeling zal de rechtbank zowel voor de algemene als de bijzondere voorwaarden de proeftijd op twee jaar stellen. Om de ernst van het bewezen verklaarde te benadrukken zal de rechtbank daarnaast een werkstraf van maximale duur opleggen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 350,-, betreffende materiële schade, gevoegd in het strafproces. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, namens de benadeelde partij, tevens een bedrag van € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade gevorderd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade al is vergoed. De vordering ter vergoeding van de immateriële schade dient te worden toegewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het, gelet op artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering, niet mogelijk is een vordering tot schadevergoeding ter terechtzitting door de officier van justitie te wijzigen. Verder heeft de raadsman aangegeven dat verdachte niettemin immateriële schade zal vergoeden.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot vergoeding van materiële schade, nu genoegzaam is gebleken dat die schade al is vergoed.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade overweegt de rechtbank dat het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering er niet aan in de weg staat dat de officier van justitie, als gemachtigde van de benadeelde partij, ter terechtzitting mondeling (aanvullend) opgave doet van de inhoud van de vordering. Verder is de rechtbank van oordeel dat, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting over de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen psychische schade heeft geleden en dat dit aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank acht een bedrag van € 1.000,- als vergoeding voor immateriële schade billijk. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Voor het overige zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde feit.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
verkrachting;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 313 (driehonderddertien) dagen;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 150 (honderdvijftig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende algemene dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
• legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
• legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Veroordeelde moet zich hiervoor melden bij Reclassering Nederland, Unit Zutphen. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht;
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de leiding van na te noemen instelling dit noodzakelijk oordeelt, ambulant laten behandelen bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich houden aan de regels die hem door of namens de leiding van de forensische polikliniek zullen worden gegeven;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.000,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
• heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Lookeren Campagne, voorzitter, Van Valderen en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2012.