ECLI:NL:RBZUT:2012:BX8874

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940240-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Lookeren Campagne
  • A. van Valderen
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldadige overval op camper met afpersing door meerderjarige verdachte

Op 2 oktober 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een camper. De overval vond plaats op 28 mei 2012 te Vaassen, gemeente Epe, waar de verdachte samen met een mededader de slachtoffers, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], onder bedreiging met geweld dwong tot de afgifte van geld en goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing, gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een jeugddetentie op van 300 dagen, waarvan 189 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de rol van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De verdachte had een beperkte rol in de overval, maar de rechtbank rekende het hem zwaar aan dat hij samen met zijn medeverdachte een gewapende overval had gepleegd. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
meervoudige kamer
parketnummer: 06/940240-12
datum uitspraak: 2 oktober 2012
tegenspraak
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1994],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in de PI Arnhem, locatie Arnhem De Berg.
Raadsman: mr. J.L. Souman, advocaat te Epe.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2012 te Vaassen, gemeente Epe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (omstreeks 03.15 uur) in een
woning (te weten een camper op een kampeerterrein gelegen aan de [adres]), althans op een besloten erf waarop een woning staat,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] heeft
gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder meerdere,
althans een bankpas(sen) en/of een geldbedrag van ongeveer EURO 150,00,
althans EURO 130,00), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
-verdachte- en/of zijn mededader
-gemaskerd met een bivakmuts en bewapend met een mes in/nabij de deuropening
van voornoemde camper is/zijn gaan staan en/of
-(vervolgens) met een zaklamp in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B], heeft/hebben geschenen en/of
-(vervolgens/daarbij) tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] heeft/hebben
gezegd/geroepen: "Geld, geld. Ik steek je kapot. We weten waar je woont. Geef
je geld!" en/of "Je pincode, wat is je pincode" en/of "We maken jullie af, we
weten jullie te wonen" en/of "Geef mij geld, geef mij geld", althans woorden
van gelijke dreigende/dwingende aard of strekking en/of
-(vervolgens/daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan
die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] heeft/hebben getoond;
art 312 lid 2 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. De officier van justitie heeft gemotiveerd gesteld dat er sprake is van medeplegen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. De ten laste gelegde uitvoeringshandelingen zijn door de medeverdachte verricht. Verdachte heeft niet actief deelgenomen aan het ten laste gelegde. De raadsman concludeert tot vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis wordt gehecht.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking om van medeplegen te kunnen spreken. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het plan om geld uit de bewuste camper weg te nemen van de medeverdachte afkomstig was. Verdachte wist van dit plan blijkens zijn verklaring bij de politie. Verdachte heeft van zijn medeverdachte een mes, een vest, een pet en een fiets meegekregen. Verder wist verdachte, gelet ook op zijn eigen verklaring bij de politie en ter terechtzitting, dat er mensen aanwezig zouden zijn in de camper. Ondanks al deze wetenschap is verdachte met zijn medeverdachte naar de camper meegegaan en is hij bij de camper blijven staan (met het mes in zijn rechterhand), toen zijn medeverdachte onder meer bedreigingen uitte, waarbij de verdachte door [slachtoffer A] blijkens haar aangifte is gezien. Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan een numeriek overwicht waardoor ook de verbale bedreigingen die (deels) in de wij vorm werden geuit werden versterkt. Ook acht de rechtbank het van belang dat verdachte gedeeld heeft in de buit. Naar oordeel van de rechtbank kan gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 mei 2012 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (omstreeks 03.15 uur) in een woning, te weten een camper op een kampeerterrein gelegen aan de [adres], met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer A] en [slachtoffer B] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, waaronder meerdere bankpassen en een geldbedrag van ongeveer € 150,-, toebehorende aan die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij
– verdachte – en/of zijn mededader
- bewapend met een mes in/nabij de deuropening van voornoemde camper zijn gaan staan en
- vervolgens met een zaklamp in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B], heeft geschenen en
- vervolgens/daarbij tegen die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] heeft gezegd/geroepen: ‘Geld, geld. Ik steek je kapot. We weten waar je woont. Geef je geld!’ en ‘Je pincode, wat is je pincode’ en ‘We maken jullie af, we weten jullie te wonen’ en ‘Geef mij geld, geef mij geld’, althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard of strekking en/of
- vervolgens/daarbij een mes aan die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] heeft getoond.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en met de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringstoezicht. De officier van justitie heeft – als reactie op een daartoe strekkend verzoek van de raadsman – aangevoerd dat verdachte veroordeeld dient te worden overeenkomstig de bepalingen van het sanctierecht voor volwassenen, nu verdachte meerderjarig is en er in de persoonlijkheid van de verdachte, dan wel in de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen redenen zijn gelegen tot toepassing van het sanctierecht voor jeugdigen.
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met de OM strafvorderingsrichtlijn en de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting. Verder heeft de officier van justitie aangevoerd bij de strafeis rekening te hebben gehouden met de ernst van het feit, de (blanco) justitiële documentatie en de bevindingen van de reclassering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de persoon van verdachte en de rol die hij heeft gehad bij de uitvoering van het tenlastegelegde, toepassing moet worden gegeven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht dat de mogelijkheid biedt bij jongvolwassenen het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen. De raadsman heeft aangevoerd dat volstaan kan worden met jeugddetentie gelijk aan het door verdachte ondergane voorarrest in combinatie met een werkstraf. Eventueel zou daarnaast een voorwaardelijke werkstraf kunnen worden opgelegd met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. De raadsman heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat verdachte slechts een zeer beperkte rol heeft gehad in het ten laste gelegde en dat hij zijn morele verantwoordelijkheid heeft genomen en spijt heeft betuigd.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de in artikel 77c Wetboek van Strafrecht neergelegde criteria, te weten de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, in dit geval het sanctierecht voor jeugdigen dient te worden toegepast. Uit informatie van de reclassering komt ook naar voren dat verdachte nog niet geheel volwassen is en dat hij gevoelig is voor beïnvloeding; in de omstandigheden ligt besloten dat verdachte zich – gemakkelijk – door de medeverdachte heeft laten overhalen. Verder houdt de rechtbank rekening met de beperkte rol van verdachte in het ten laste gelegde en heeft de rechtbank acht geslagen op de brief van de officier van justitie van 19 juli 2012, waarin opdracht werd gegeven verdachte in een jeugdinrichting te plaatsen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig delict. Midden in de nacht heeft verdachte, samen met zijn medeverdachte, een gewapende overval gepleegd op een gezin in een camper. Bij deze overval zijn – door de medeverdachte – bedreigingen naar de slachtoffers geuit. De gevolgen van de overval zijn voor de slachtoffers ernstig geweest, zo blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaringen. Door de overval voelen zij zich niet meer veilig in hun camper en kunnen zij niet meer genieten van de mogelijkheden en vooral de vrijheid die de camper hen bood. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Het is verder feit van algemene bekendheid dat woningovervallen ernstige en langdurige psychische schade aan kunnen richten bij de slachtoffers.
In zijn voordeel houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte een geringe rol heeft gehad bij de overval. Verdachte heeft zich in belangrijke mate laten meeslepen en laten beïnvloeden door de medeverdachte. Verder acht de rechtbank ook van belang dat verdachte oprecht spijt heeft betuigd en er blijk van heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de over verdachte uitgebrachte reclasseringsadviezen en met het trajectconsult. Uit deze informatie komt naar voren dat er sprake is van een gering recidiverisico. De reclassering adviseert om aan verdachte reclasseringstoezicht op te leggen, teneinde hem ná de detentieperiode verder te kunnen begeleiden, en om hem te verplichten tot het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos, De Tender of soortgelijke instelling.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen, waarvan 189 dagen voorwaardelijk – de tijd die verdachte in preventieve hechtenis heeft gezeten – passend en geboden is. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Verder zal de rechtbank, zoals geadviseerd, aan verdachte als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke strafdeel reclasseringstoezicht opleggen. De proeftijd zal op 2 jaar worden gesteld. Om de ernst van het bewezen verklaarde te benadrukken zal de rechtbank daarnaast een werkstraf van maximale duur opleggen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.472,81, betreffende materiële schade, en een bedrag van € 1.400,-, betreffende immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 172,50, betreffende materiële schade, en een bedrag van € 1.400,-, betreffende immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en dat zij (volledig) kunnen worden toegewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde telefoonkosten onvoldoende zijn onderbouwd en dat die post dus moet worden afgewezen. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer A] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde vergoeding voor loonderving onvoldoende is onderbouwd en dat dit onderdeel van de vordering te complex is om in het strafproces af te doen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde vergoeding voor materiële schade door beide benadeelde partijen voldoende is onderbouwd en dat zij in beide gevallen billijk is. De rechtbank zal de vorderingen in zoverre dan ook toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 5 september 2012, zijnde de datum van indiening van de vordering.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting over de vorderingen is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen psychische schade hebben geleden en dat deze schade (mede) aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank acht gelet op alle omstandigheden een bedrag van € 1.000,- als vergoeding voor geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal dit bedrag dan ook voor beide benadeelde partijen toewijzen als vergoeding voor de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 28 mei 2012. Voor het overige zullen de benadeelde partijen niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds voor genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 300 (driehonderd) dagen;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 189 (honderdnegenentachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende algemene dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
• legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht;
• stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, ook als deze inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos, De Tender of een andere soortgelijke instelling en/of het volgen van een (weerbaarheids)training, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Veroordeelde moet zich hiervoor melden bij Reclassering Nederland, Unit Zutphen. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A] van een bedrag van € 1.472,81, betreffende materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 5 september 2012, en van een bedrag van € 1.000,-, betreffende immateriële schade, plus de wettelijke rente met ingang van 28 mei 2012, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op vandaag begroot op nihil;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], van een bedrag van € 172,50, betreffende materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 5 september 2012, en van een bedrag van € 1.000,-, betreffende immateriële schade, plus de wettelijke rente met ingang van 28 mei 2012, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op vandaag begroot op nihil;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer B] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 1.472,81, betreffende materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 5 september 2012, en een bedrag van € 1.000,-, betreffende de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 28 mei 2012, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B], een bedrag te betalen van € 172,50, betreffende de materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 5 september 2012, en een bedrag van € 1.000,-, betreffende de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 28 mei 2012, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, als veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, als veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
• verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
• heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Lookeren Campagne, voorzitter, Van Valderen en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2012.