RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/880036-12
Uitspraak d.d.: 9 oktober 2012
Tegenspraak
[verdachte],
geboren op [1940 te plaats] (Duitsland),
adres: [adres te plaats] (Duitsland).
Raadsvrouw: mr. J.E.A. Hendrix, advocaat te Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 september 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 augustus 2011 te Groenlo, gemeente Oost Gelre, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker
met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Winterswijkseweg, ter hoogte
van de kruising met de Rondweg,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd,
terwijl er voor de kruising van de Winterswijkseweg met de Rondweg een verkeerslicht stond dat, in verdachtes richting, een rood licht uitstraalde,
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op een, aan de voor hem rechterzijde van die weg gelegen, tuin en/of een vrachtauto, in ieder geval zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(vervolgens) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeerstekens, dat een gebod of verbod inhoudt, namelijk inhoudende ''Stop'', immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of
(vervolgens) voornoemd kruispunt is opgereden en/of overgestoken, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op dat moment over de kruising rijdend motorrijtuig (lijnbus),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor (een) ander(en) ([slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] en/of [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 09 augustus 2011 te Groenlo, gemeente Oost Gelre, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de
weg, de Winterswijkseweg, ter hoogte van de kruising met de Rondweg,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd,
terwijl er voor de kruising van de Winterswijkseweg met de Rondweg een verkeerslicht stond dat, in verdachtes richting, een rood licht uitstraalde,
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op een, aan de voor hem rechterzijde van die weg gelegen, tuin en/of een vrachtauto, in ieder geval zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(vervolgens) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeerstekens, dat een gebod of verbod inhoudt, namelijk inhoudende ''Stop'', immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of
(vervolgens) voornoemd kruispunt is opgereden en/of overgestoken, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op dat moment over de kruising rijdend motorrijtuig (lijnbus),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 9 augustus 2011 heeft er op de Winterswijkseweg te Groenlo, gemeente Oost Gelre, een verkeersongeval plaats gehad. Een vrachtwagen met oplegger was met de voorzijde tegen de linkerflank van een lijnbus gebotst. De gewonde inzittenden van de lijnbus zijn met ambulances naar het ziekenhuis vervoerd en de bestuurders van de vrachtwagen en lijnbus hebben bij de politie verklaringen afgelegd.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte primair tenlastegelegde feit, te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Volgens de officier van justitie is geen sprake van roekeloos rijgedrag maar van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte door rood heeft gereden, daarmee een kennelijke verkeersfout heeft gemaakt, met het tenlastegelegde ongeval als gevolg, een en ander zoals weergegeven in de door haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota.
Beoordeling door de rechtbank
Op 9 augustus 2011 vond er in Groenlo een verkeersongeval plaats. Bij dit ongeval waren een samenstel (trekker/vrachtwagen met oplegger) en een bus betrokken. Het samenstel (afkomstig uit Duitsland) reed over de Winterswijkseweg in de richting van Ruurlo. De bestuurder van de bus reed over de Winterswijkseweg in de richting van de oprit van de N18, richting Lichtenvoorde. Op het kruispunt van de Winterswijkseweg, de Rondweg en de N18, reed de bestuurder van het samenstel rechtdoor tegen de (linker) voorzijde van de bus.
Het uitzicht van de bestuurder van het samenstel, in de richting van waaruit de bestuurder van de bus hem naderde, was volgens het proces-verbaal van VerkeersOngevalsAnalyse goed. Uit de snelheidsregistraties tijdens de minuut waarin de aanrijding plaatsvond, bleek dat de bestuurder van het samenstel, vlak voor en op het moment van de aanrijding met de bus met een (veel) lagere snelheid reed, dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. 3
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 9 augustus 2011 met de vrachtauto, in Groenlo reed. Hij reed onder de (naar de rechtbank begrijpt:) N18 door in de richting van de verkeerslichten en was voornemens de kruising recht over te steken. Het verkeerslicht stond op dat moment op groen. Vervolgens werd hij afgeleid door een tuin en een vrachtwagen aan de rechterzijde van de weg, net voor de kruising. Toen hij weer opkeek zag hij dat het verkeerslicht op rood stond en er een passagiersbus midden op de kruising was. Verdachte kon deze bus niet meer ontwijken en heeft de bus in het midden geraakt. Hij verklaart door rood te hebben gereden 4 Deze verklaring heeft de verdachte ter terechtzitting bevestigd. 5 Ter terechtzitting heeft verdachte toegelicht dat het groene stoplicht waarover hij in zijn politieverklaring sprak, het stoplicht is dat in de berm rechts van de weg staat. Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat dit stoplicht een pijl naar rechts toont bij het oplichten. Verder heeft verdachte ter terechtzitting toegelicht dat de tuin en vrachtwagen waar hij in zijn politieverklaring op doelde, zich meteen na het viaduct aan de rechterzijde in zijn rijrichting bevonden. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting verklaard, na het tonen van de foto's bij het VOA-rapport, dat hem niet is opgevallen dat de voor hem bestemde rijbaan zich ter hoogte van het viaduct vertakt in drie rijbanen, een voor linksaf, een voor rechtdoor en een voor rechtsaf.
Ter terechtzitting is op de foto's van het VOA-rapport door de rechtbank waargenomen dat het door verdachte bedoelde groene stoplicht niet een rond lichtsignaal geeft, maar een lichtsignaal in (een naar rechtsuitstaande) pijlvorm. Tevens is ter terechtzitting door de rechtbank op die foto's waargenomen dat de voor verdachte bestemde rijbaan zich ter hoogte van het viaduct vertakt in drie voor die rijrichting bestemde banen. Op de ter terechtzitting getoonde en besproken foto's bij het VOA-rapport (p. 27, p. 28 boven, p. 38 onder) is verder te zien dat zich tussen het viaduct en de stoplichten op de bewuste kruising een ruime wegafstand bevindt.6
[slachtoffer A], bestuurder van de bus, heeft tegenover de politie verklaard dat hij tijdens het oprijden van de kruising, terwijl het verkeerslicht voor hem op groen stond, nog eens naar links en rechts keek en een vrachtwagen zag naderen. Vervolgens voelde hij dat de bus midden in de flank werd aangereden door de vrachtauto.7
[Getuige] heeft verklaard dat hij achter de (naar de rechtbank begrijpt: door verdachte bestuurde) vrachtwagen reed. Toen [getuige] onder de N18 doorreed, zag hij dat alle verkeerslichten bij de kruising op rood stonden. Hij zag dat de vrachtwagen op de kruising afreed en besefte dat hij (de vrachtwagen) door rood licht gereden was. Toen remde hij (de vrachtwagen) plotseling. [getuige] zag dat van rechts een bus kwam en dat de vrachtwagen in het midden van de bus botste8.
[slachtoffer A] heeft een gekneusd bekken opgelopen en heeft zich ziek gemeld wegens psychische klachten naar aanleiding van het ongeval.9 Bij [slachtoffer B] is uitwending letsel waargenomen, te weten een bloeduitstorting linker enkel, een kleine bloeduitstorting rechter wenkbrauw en een hersenschudding. De duur van de genezing is geschat op één maand. 10 [slachtoffer C] heeft snijwonden aangezicht en handen opgelopen waarvoor hij in het ziekenhuis is behandeld. 11 [slachtoffer D] heeft een hersenschudding opgelopen als gevolg waarvan zij een week ziek is geweest. 12Bij [slachtoffer F] is een snijwond aan het hoofd en een bekkenfractuur geconstateerd.13 Bij [slachtoffer E] zijn twee gebroken ribben geconstateerd en een klaplong aan de linkerzijde. De duur van de genezing is daarbij geschat op twee tot drie weken. 14
Conclusie rechtbank
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de verdachte niet heeft waargenomen, hoewel dat gezien de verschijningsvorm (pijl naar rechts) tijdig mogelijk was, dat het door hem genoemde groene stoplicht niet het voor hem bestemde stoplicht was; verdachte was immers van plan de kruising recht over te steken. De vertakking van de voor hem bestemde weghelft in drie rijbanen is door verdachte evenmin opgemerkt; een omstandigheid die ook van invloed had moeten zijn op zijn waarnemingen ten aanzien van het stoplicht nu een dergelijke verkeerssituatie niet door een enkel stoplicht pleegt te worden geregeld. Verdachte heeft bovendien, als hij was afgeleid door een tuin en vrachtwagen die zich rechts meteen na het viaduct bevonden, voldoende tijd en gelegenheid gehad zijn aandacht weer op de weg te richten nu hij die tuin en vrachtwagen slechts korte tijd in beeld kan hebben gehad en de afstand tussen het viaduct en de kruising met stoplichten ruim was. Toch heeft verdachte
het rode verkeerslicht niet (tijdig) gezien. Ook de verkeersdeelnemers bij en op de kruising heeft hij niet (tijdig) gezien. Verdachte is door rood gereden met een aanrijding als gevolg. Vaststaat overigens wel dat verdachte langzamer reed dan ter plaatse was toegestaan.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van roekeloos rijgedrag, maar wel van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid aan de zijde van de verdachte met een ongeval en gewonden tot gevolg (zie ook: LJN BH1442).
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 09 augustus 2011 te Groenlo, gemeente Oost Gelre, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Winterswijkseweg, ter hoogte van de kruising met de Rondweg,
aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd,
terwijl er voor de kruising van de Winterswijkseweg met de Rondweg een verkeerslicht stond dat, in verdachtes richting, een rood licht uitstraalde,
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en
(daarbij) zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op een, aan de voor hem rechterzijde van die weg gelegen, tuin en een vrachtauto, in ieder geval zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en
(vervolgens) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeerstekens, dat een gebod of verbod inhoudt, namelijk inhoudende ''Stop'', immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en
(vervolgens) voornoemd kruispunt is opgereden en/of overgestoken, en
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op dat moment over de kruising rijdend motorrijtuig (lijnbus),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor anderen ([slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C] en [slachtoffer D] en [slachtoffer E] en [slachtoffer F]) lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,-, alsmede tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er aan de zijde van de verdachte weliswaar sprake is geweest van een verkeersfout, maar niet van een grove verkeersfout of van roekeloos rijden. Voor wat betreft de op te leggen straf heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de financiële situatie van verdachte in die zin dat om een betaling in termijnen is verzocht, alsmede met de noodzaak tot behoud van zijn rijbewijs.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, door aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig te rijden met zijn trekker met oplegger, een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan anderen gewond zijn geraakt. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij door zijn verkeersgedrag de veiligheid van anderen in gevaar heeft gebracht, welk gevaar zich voor meerdere slachtoffers ook heeft verwezenlijkt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 22 augustus 2012 nooit eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen, alsmede met de omstandigheid dat de verdachte van meet af aan betrokkenheid heeft getoond bij de gezondheidstoestand van de slachtoffers.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen. Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen geldboete en de termijnbetaling heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1.500,- (vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijfentwintig (25) dagen hechtenis;
* bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 10 (tien) maandelijkse termijnen van telkens € 150,- ;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes (6) maanden;
* bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee (2) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Aldus gewezen door mrs. Cremers, voorzitter, Van der Mei en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2012.
Mr. Cremers en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij proces-verbaal, nummer PL0649 2011110080, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 17 november 2011.
2 Proces-verbaal aanrijding, p. 6-15 van het dossier
3 Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 16-39 van het dossier
4 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 40-41 van het dossier
5 Proces-verbaal van de terechtzitting van 25 september 2012
6 Proces-verbaal van de terechtzitting van 25 september 2012
7 Proces-verbaal verhoor slachtoffer/betrokkene, p. 42-44
8 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], p. 45-46
9 Proces-verbaal van aanrijding, p. 12 van het dossier
10 Geneeskundige verklaring, p. 48 van het dossier
11 Proces-verbaal van aanrijding, p. 13 van het dossier
12 Proces-verbaal van aanrijding, p. 13 van het dossier
13 Geneeskundige verklaring, p. 49 van het dossier
14 Geneeskundige verklaring, p. 50 van het dossier