ECLI:NL:RBZUT:2012:BY0231

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950493-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Apeldoorn
  • A. van der Mei
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met auto op slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 16 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 25 juli 2011 in Vaassen, gemeente Epe, met zijn auto opzettelijk op het slachtoffer ingereden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met hoge snelheid op het slachtoffer is gereden, hem heeft geraakt en overreden. Het slachtoffer heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen, waaronder ribfracturen en een nierbloeding. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het slachtoffer in overweging genomen, evenals de medische rapporten die het letsel bevestigen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte rade, maar dat de verdachte wel opzet had op de levensberoving. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit putatief noodweer en psychische overmacht, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met de verplichting tot een klinische behandeling van maximaal een jaar in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte voor vijf jaar ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950493-11
Uitspraak d.d.: 16 oktober 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1971],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Raadsman: mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Amersfoort.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2011 te Vaassen, gemeente Epe, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten
rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad
en rustig overleg,
- rijdend in een personenauto, met hoge snelheid, althans met hoog/verhoogd
toerental in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of
- (vervolgens) op die [slachtoffer] is ingereden, waarbij die [slachtoffer] door die
personenauto werd geraakt en/of (enkele meters) (door die personenauto)
is/werd meegesleept/meegetrokken en/of
- (waarbij) die [slachtoffer] door één of meer wielen van die personenauto werd
overreden en/of
- met die personenauto achteruit is gereden, (waarbij) die [slachtoffer]
onder die personenauto terecht is gekomen, althans met die personenauto
achteruit is gereden terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs kon
vermoeden dat die [slachtoffer] zich op dat moment geheel of gedeeltelijk onder
die personenauto bevond en/of (daarbij) die [slachtoffer] (wederom) over het lichaam
van die [slachtoffer] is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 25 juli 2011 omstreeks 23.06 uur kreeg de politie de melding van een aanrijding2. De melder, [slachtoffer], vertelde dat zijn broer die dag omstreeks 18.00 uur op de Woestijnweg (te Vaassen) moedwillig was aangereden door [verdachte] (verdachte). Zijn broer was daarbij gewond geraakt en naar het ziekenhuis in Apeldoorn overgebracht. [verdachte] zou zijn doorgereden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot moord. Volgens haar zijn er twee momenten waarop sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg. Uit het welbewust naar [slachtoffer] toesturen, afwijkend van verdachtes rijroute en het gas geven om [slachtoffer] omver te rijden blijkt volgens de officier van justitie van kalm beraad, zeker omdat verdachte [slachtoffer] over een groot stuk van de Woestijnweg in het vizier had. Verder was er voorafgaand aan het vervolgens achteruit rijden een moment van kalm beraad.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat het opzet en de voorbedachte rade niet kunnen worden bewezen. Zijn cliënt was bang en ervan overtuigd dat [slachtoffer] hem wilde neerschieten. Hij is daarom weggedoken en moet daarbij zijn stuur naar rechts hebben meegetrokken, waarna de auto naar rechts is gegaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal eerst beoordelen of sprake is geweest van een aanrijding van [slachtoffer] door verdachte.
Aangever [slachtoffer] heeft in dit verband verklaard3 dat hij op 25 juli 2011 tussen 17.00 en 18.00 uur over de Woestijnweg in Vaassen fietste. Hij zag de auto van verdachte uit de Dennenweg komen4. De auto stopte met de voorkant een kwartslag naar rechts gedraaid, in zijn, [slachtoffer]s, richting. Vervolgens reed verdachte met een flinke vaart in zijn, [slachtoffer]s, richting. [slachtoffer] is aan de voor hem linkerzijde van de weg gaan staan op de grens van het trottoir en de parkeerstrook. Hij stond daar tussen twee geparkeerde auto's en hield zijn fiets voor zich. Hij hoorde dat de motor van verdachtes auto hoge toeren begon te maken. Verdachte reed op hem af en schepte hem en zijn fiets. Hij viel achterover op de grond en werd een paar meter meegesleept door de auto5. Verdachte is met de voorband van zijn auto over hem heengereden6. [slachtoffer] lag in een tuin en zat klem onder de auto. De auto heeft een paar keer geprobeerd achteruit over hem heen te rijden. Na een keer veel gas te hebben gegeven, reed verdachte achteruit over hem heen en reed vervolgens vol gas weg.
Uit medische informatie komt naar voren dat [slachtoffer] forse schaafwonden en bloeduitstortingen op zijn buik had7. Daarnaast was sprake van vijf ribfracturen en een nierbloeding. Volgens forensisch arts Van Douveren lijkt het letsel te passen bij de door [slachtoffer] vertelde toedracht8. De tijd die nodig zal zijn voor herstel wordt geschat op drie tot twaalf maanden.
Aangevers verklaring wordt op meerdere punten ondersteund door de verklaring van [getuige A]. [getuige A] heeft verklaard9 dat hij bij verdachte op de passagiersstoel in de auto zat. Via de Dennenweg zijn ze naar de Woestijnweg gereden. Verdachte stopte voor de kruising en keek naar beide kanten. [getuige A] zag dat [slachtoffer] op de Woestijnweg in hun richting reed. Verdachte draaide gelijk het stuur en reed in de richting van [slachtoffer]. [getuige A] zag dat [slachtoffer] stopte op de parkeerstrook aan de rechterkant van de weg. Verdachte is daar heen gereden. [getuige A] zag dat [slachtoffer] en verdachte opgefokt waren. Hij merkte dat verdachte iets gas gaf en [slachtoffer] met de auto een duw gaf. [slachtoffer] viel hierdoor achterover10. [getuige A] voelde dat verdachte over de fiets begon te rijden. Hij is uitgestapt, hoorde iemand schreeuwen en zag dat [slachtoffer] onder de auto lag. Zijn lichaam was de rechtervoorband gepasseerd11. Zijn hoofd stak onder de auto uit, ongeveer ter hoogte van het rechtervoorportier waar [getuige A] net uitgestapt was. Hij heeft gezien dat de auto achteruit over [slachtoffer] heenreed.
Dat sprake is geweest van een aanrijding komt verder naar voren uit de verklaringen van [getuige B] en [getuige C]. [getuige B] heeft in dit verband verklaard12 dat ze zich bevond in de woning [adres te plaats] en omstreeks 17.45 à 17.50 uur een harde klap hoorde op straat. Ze dacht direct aan een aanrijding. Ze is gaan kijken en zag links van de voordeur dat een auto half op de stoep stond en dat die hard achteruit reed.
[getuige C] heeft verklaard dat ze het geluid van een auto die vaart maakt, een knal en daarna ruzie heeft gehoord13. Ze is naar buiten gegaan en zag dat het niet in haar straat was, maar in de straat verderop, de Woestijnweg.
Verdachte heeft verklaard14, dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] tussen de geparkeerde auto's is gaan staan, een stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt, wat raakte en vervolgens zag dat hij [slachtoffer] had geraakt en achteruit is gereden.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat sprake is geweest van een aanrijding, waarbij verdachte met zijn auto over [slachtoffer] is gereden. De verklaring van [slachtoffer] dat verdachte met een verhoogd toerental op hem is afgereden, wordt bevestigd door de verklaring van getuige [getuige C], die het geluid van een auto hoorde die vaart maakte en een knal. Daarnaast wijzen de medische gegevens erop dat [slachtoffer] is overreden.
De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of verdachte opzet op de levensberoving heeft gehad. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van opzet.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [slachtoffer] naar de parkeerstrook is gegaan en bij de stoeprand is gaan staan, tussen twee geparkeerde auto's. Uit de verklaringen van [slachtoffer], [getuige A] en [getuige C] kan worden afgeleid dat verdachte gas heeft gegeven. Verdachte moet (vervolgens) ook een bewuste stuurbeweging hebben gemaakt waardoor hij [slachtoffer] heeft geraakt en overreden. De rechtbank overweegt in dit verband dat aan de op de parkeerstrook geparkeerde auto's geen schade is toegebracht, terwijl verdachte heeft verklaard dat de ruimte tussen die auto's onvoldoende was om zijn auto daar te parkeren. Dat [slachtoffer] een beweging zou hebben gemaakt waaruit verdachte heeft afgeleid dat hij greep naar een wapen, en dat verdachte vervolgens naar rechts zou zijn weggedoken omdat hij bang was dat [slachtoffer] hem zou neerschieten, en daarbij met zijn linkerhand de auto automatisch mee naar rechts stuurde is niet aannemelijk geworden. Verdachtes verklaring hierover rijmt niet met de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige A], die naast verdachte in de auto zat. Hieruit blijkt niet dat verdachte heeft gebukt toen hij naar rechts stuurde en [slachtoffer] raakte. Sterker nog, [slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij verdachte niet heeft zien bukken kort voor de aanrijding. Hij zag verdachte gewoon rijden.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank voorbedachte raad niet bewezen. Het vaart meerderen en het veranderen van de stuurrichting heeft in een zeer kort tijdsbestek plaatsgevonden. Niet blijkt dat verdachte dit heeft gedaan na kalm beraad en rustig overleg. Datzelfde kan worden gezegd ten aanzien van het achteruit over [slachtoffer] heenrijden. De rechtbank overweegt, ook wanneer een en ander in onderlinge samenhang wordt bezien, dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte dit slechts heeft gedaan met de intentie om weg te kunnen komen. Gelet op het voorgaande dient verdachte daarom van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank poging tot doodslag bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 25 juli 2011 te Vaassen, gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet,
- rijdend in een personenauto, met hoog/verhoogd toerental in de richting van die [slachtoffer] is gereden en
- vervolgens op die [slachtoffer] is ingereden, waarbij die [slachtoffer] door die personenauto werd geraakt en/of (enkele meters) door die personenauto is/werd meegesleept/meegetrokken en
- waarbij die [slachtoffer] door één wiel van die personenauto werd overreden en
- met die personenauto achteruit is gereden terwijl hij, verdachte redelijkerwijs kon vermoeden dat die [slachtoffer] zich op dat moment geheel of gedeeltelijk onder die personenauto bevond en daarbij (wederom) over het lichaam van die [slachtoffer] is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Putatief noodweer
De raadsman heeft een beroep op putatief noodweer gedaan en ontslag van rechtsvervolging bepleit. Hij heeft in dit verband betoogd dat bij verdachte angst is ontstaan als gevolg van jarenlange bedreigingen en treiterijen. In combinatie met zijn persoonlijkheidsproblematiek mocht verdachte vrezen dat het slachtoffer een vuurwapen zou trekken om hem dood te schieten. Verdachte dacht zijn lijf te moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Voor zover verdachte daarmee de grenzen van zijn noodzakelijke verdediging heeft overschreden, is dit het onmiddellijk gevolg geweest van een hevige gemoedsbeweging die door de door verdachte aangenomen aanranding werd veroorzaakt, aldus de raadsman.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van putatief noodweer is van belang of de verdachte in redelijkheid mocht menen dat hij zou worden aangevallen en in een noodweersituatie verkeerde.
De rechtbank overweegt dat uit de bewezenverklaring blijkt dat de verdachte op [slachtoffer] is ingereden, hem heeft geraakt en overreden. Dat verdachte daarbij redelijkerwijs kon veronderstellen dat hij te vrezen zou hebben voor een aanval van de kant van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht in dit verband van belang dat [slachtoffer] voor zijn veiligheid is uitgeweken naar de parkeerhaven, een plaats waar het lastiger was om hem met de auto te raken. Van enige offensieve handeling van [slachtoffer] is niet gebleken. Voor zover verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] met zijn hand naar zijn tasje ging, overweegt de rechtbank dat, zo hieruit al door de verdachte in redelijkheid een offensieve dreiging mocht worden afgeleid, verdachte geen vuurwapen bij [slachtoffer] heeft gezien. Ook [getuige D] en [getuige A] die bij verdachte in de auto zaten, hebben geen vuurwapen bij [slachtoffer] gezien. Overigens staat niet vast dat [slachtoffer] naar zijn tasje heeft gegrepen, nu [getuige A], ook bij de rechter-commissaris, en [slachtoffer] daarover anders hebben verklaard. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet heeft verklaard dat hij in het tasje de vorm van een vuurwapen heeft herkend. Tenslotte valt ook niet in te zien, ook al zou er sprake geweest zijn van een beweging door [slachtoffer] naar een tasje, er voor verdachte geen andere uitwegen waren dan die door hem gekozen, om aan de door hem veronderstelde aanval van de kant van [slachtoffer] te ontkomen. Hij bestuurde immers zelf een auto die met enige snelheid reed (volgens verdachte niet hard, misschien 20 km/u of zo), terwijl [slachtoffer] tussen geparkeerde auto's bij het trottoir stilstond. Dan had het bijvoorbeeld eerder voor de hand gelegen die snelheid meteen sterk te vermeerderen om zo snel mogelijk weg te rijden.
Dat er voorafgaand aan het incident sprake is geweest van een confrontatie bij de flat van [naam] doet aan het voorgaande niet af. Niet duidelijk is wat zich bij de flat heeft afgespeeld nu de verklaringen daarover uiteen lopen. Bovendien acht de rechtbank het veeleer voor de hand te liggen dat verdachte de confrontatie met [slachtoffer] uit de weg zou zijn gegaan als hij op dat moment al in de veronderstelling verkeerde dat [slachtoffer] een vuurwapen bij zich had. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij nooit een vuurwapen bij [slachtoffer] heeft gezien en dat ook anderen geen vuurwapen bij [slachtoffer] hebben gezien.
Gelet op het voorgaande wordt het beroep op putatief noodweer verworpen.
Psychische overmacht
De raadsman heeft verder een beroep op psychische overmacht gedaan.
Een beroep op psychische overmacht kan slechts slagen, indien de verdachte heeft gehandeld onder een zodanige psychische drang, dat redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd dat hij daaraan weerstand zou bieden.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is weliswaar aannemelijk geworden dat de verdachte heeft gehandeld onder omstandigheden die zijn terug te voeren op een langdurig conflict tussen (de familie van) hem en (de familie van) [slachtoffer], waardoor verdachte mogelijk enige druk heeft ervaren. Echter, niet is gebleken dat ten tijde van het begaan van het onderhavige feit deze druk bij de verdachte een zodanige gemoedstoestand had veroorzaakt, dat hij in zijn mogelijkheden werd aangetast om anders te handelen dan op [slachtoffer] in te rijden, hem te raken en te overrijden. Dit geldt temeer nu er op het moment van de confrontatie geen dan wel onvoldoende dreiging van [slachtoffer] jegens verdachte uitging. Zoals eerder is overwogen is [slachtoffer] voor zijn veiligheid uitgeweken naar de parkeerhaven en is geen vuurwapen bij hem gezien. Daarnaast is geen sprake van een situatie waarin verdachte tegen zijn wil is gemanoeuvreerd. Er waren, zoals eveneens reeds overwogen, voor verdachte genoeg alternatieven aanwezig. Hij had immers weg kunnen gaan of een andere route kunnen nemen. Daarnaast is niet uitgesloten dat verdachte voorbereid was op een confrontatie met [slachtoffer] nu hij een knuppel had meegenomen vanaf [naam], zich door [getuige A] liet ophalen maar vervolgens zelf achter het stuur plaatsnam.
De rechtbank verwerpt gelet op het voorgaande het beroep op psychische overmacht.
Toerekenbaarheid
Naar de persoon van de verdachte heeft een persoonlijkheidsonderzoek plaatsgevonden, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het Pro Justitia Rapport van 30 januari 2012 opgemaakt door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog, het Pro Justitia Rapport van 31 januari 2012 opgemaakt door A.W.M.M. Stevens, psychiater, en het Milieurapport opgemaakt door E.F. Verwoerd. Van Toorn meent dat verdachte als licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Stevens heeft geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank zal gelet op de beide Pro Justitia Rapporten ervan uitgaan dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Nu geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht en ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd, uitgaande van een bewezenverklaring van poging tot moord, dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, de maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 (vijf) jaar.
De raadsman heeft betoogd dat indien een gevangenisstraf wordt opgelegd deze gelijk dient te zijn aan de tijd die zijn cliënt in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft verder verzocht rekening te houden met het feit dat zijn cliënt behandeling nodig heeft en per direct dan wel op korte termijn kan worden geplaatst in FPA Roosenburg. Ook dient rekening te worden gehouden met het feit dat in geval van een lange gevangenisstraf de pleegkinderen van zijn cliënt uit huis zullen worden geplaatst. Zijn cliënt lijdt onder de detentie en heeft een longziekte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door als bestuurder van een auto op [slachtoffer] in te rijden, hem daarbij te raken en te overrijden. Dat [slachtoffer] niet is overleden aan de gevolgen van het bewezenverklaarde handelen, is een geluk dat buiten de invloedsfeer van verdachte lag. Het had immers veel slechter met [slachtoffer] kunnen aflopen. Verdachte heeft door zijn handelen op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Naast het forse lichamelijk letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen, leert de ervaring dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat sprake is van een jarenlang conflict in de familiesfeer doet aan de ernst van het feit niet af.
De rechtbank houdt rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit naar voren komt dat hij eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een geweldsdelict te plegen.
Door de rechtbank wordt tevens acht geslagen op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals hiervoor overwogen.
De rechtbank houdt verder rekening met de Pro Justitia Rapporten.
Uit het psychologisch rapport komt naar voren dat sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van afhankelijkheid van cannabis, volgens verdachte in remissie. De gebrekkige ontwikkeling (van zijn geestvermogens) bestaat uit een gemengde persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk antisociale en borderline trekken, in combinatie met een verbale cognitieve beperking zonder dat gesproken kan worden van zwakbegaafdheid. Verdachte moest zich al jong hard maken tegen de bedreigingen vanuit zijn sociale omgeving. Hij verdedigde zichzelf met stoer en eigenzinnig gedrag wat later uitgroeide tot antisociaal gedrag. Mogelijk meer door zijn achtergrond dan door eigen keuze verkeerde hij in een crimineel milieu waar hij door zijn angstige dispositie in combinatie met zijn (verbale) cognitieve beperking niet tegenop gewassen was. Beide scenario's, of verdachte bewust het slachtoffer heeft opgezocht of de situatie dat hij hem per ongeluk is tegengekomen, zijn verklaarbaar vanuit de geconstateerde pathologische persoonlijkheidsdynamiek in combinatie met de verbale cognitieve beperking. In ieder geval hebben de angstgevoeligheid, de neiging om met angst en agressie te reageren bij oplopende spanningen, de instabiele affectregulatie bij stress, de impulsiviteit en het beperkte probleemoplossende vermogen een rol gespeeld. In geval van bewezenverklaring komt daar volgens Van Toorn nog de neiging om zijn angst te overschreeuwen met stoer gedrag bij. Volgens van Toorn is de kans op recidive op basis van de HCR20 verhoogd. Op klinische basis is het recidiverisico hoog tot zeer hoog gelet op het feit dat verdachte op 400 meter afstand van aangever woont en sprake is van allerlei familieverbanden. Geadviseerd wordt een klinische behandeling gericht op het ontwikkelen van meer copingvaardigheden en oplossingsvaardigheden. Na afsluiting van het klinische traject kan de behandeling ambulant worden voortgezet bij een lokale forensische polikliniek. Daarnaast is een begeleidingstraject door de reclassering zeker aangewezen met als doel het vergroten van de veiligheid van het gezin. Van Toorn adviseert de behandeling te doen plaatsvinden binnen het juridisch kader van de TBS met voorwaarden.
Ook uit het psychiatrisch rapport komt naar voren dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met overwegend antisociale en borderline trekken. Volgens Stevens is verdachtes verbale IQ op zwakbegaafd niveau. Verdachte heeft zich in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde bedreigd gevoeld door het slachtoffer. Dit is gekomen door familieperikelen. Ten tijde van het ten laste gelegde voelde verdachte zich met de dood bedreigd, waarbij de interne spanning/paniek dermate opliep dat hij deze kwijt moest. Vanuit zijn persoonlijkheid en intellectuele capaciteiten heeft hij onvoldoende mogelijkheden om dit op een adequate manier te doen. Overweldigende angst wordt omgezet in woede, waarop het ten laste gelegde, indien bewezen, kon gebeuren, aldus Stevens. Volgens Stevens is het recidivegevaar afhankelijk van de specifieke omgevingsfactoren. Als verdachte zonder behandeling zou terugkeren in de situatie waarin hij zat (familie, vrienden, milieu), dan wordt het recidiverisico op hoog ingeschat. In de toekomst zou verdachte makkelijk in een vergelijkbare situatie als ten tijde van het tenlastegelegde terecht kunnen komen. Het risico voor het algemeen belang of de veiligheid van derden en/of goederen wordt als veel lager ingeschat. Ook Stevens heeft geadviseerd tot een TBS met voorwaarden, waarbij de voorwaarden in eerste instantie zouden moeten bestaan uit een klinisch traject.
Gelet op de inhoud van voormelde rapporten is de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden ook naar het oordeel van de rechtbank een passende afdoening voor het bewezenverklaarde feit in relatie tot de persoon van verdachte.
Naar aanleiding van de rapporten heeft de reclassering op 9 juli 2012 en op 17 september 2012 een advies uitgebracht. In die adviezen zijn voorwaarden met betrekking tot de begeleiding bij een terbeschikkingstelling met voorwaarden opgenomen, waaraan verdachte zich zou moeten houden. In het advies van 17 september 2012 is als één van de voorwaarden opgenomen dat verdachte zich zal laten behandelen in FPA Roosenburg. FPA Roosenburg zou verdachte binnen een termijn van drie maanden kunnen opnemen, maar een latere opnametermijn behoort ook tot de mogelijkheden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aan de voorwaarden zal meewerken indien en voor zover deze worden opgelegd. Voorts is in het laatste reclasseringsrapport vermeld dat de prognose van de klinische behandelduur zes maanden tot een jaar is, afhankelijk van het resocialisatietraject dat verdachte in zal gaan. Indien verdachte binnen een relatief korte termijn van zes maanden toe zou zijn aan een terugkeer in de maatschappij, behoort voortzetting van de behandeling in ambulant/polikinisch kader tot de mogelijkheden.
Het bewezenverklaarde feit is door de wetgever aangemerkt als feit waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Het betreft een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal de reclassering opdracht geven aan verdachte hulp en steun te verlenen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles overwegende zal de rechtbank, die anders dan de officier van justitie poging tot moord niet bewezen acht, verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opleggen, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook betrokken dat verdachte in het kader van de tevens op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden een klinische behandeling van maximaal een jaar dient te ondergaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om de maximale duur van de klinische behandeling te stellen op achttien maanden, zoals de officier van justitie heeft voorgesteld, nu het reclasseringsrapport daarvoor geen voldoende aanknopingspunten biedt. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaar tevens passend en geboden.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan aangever.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 37a, 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Poging tot doodslag;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende algemene en bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde:
Algemene voorwaarden:
- Veroordeelde stelt zich onder toezicht van de reclassering en zal zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling aan hem te geven;
- Veroordeelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
- Veroordeelde zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van TBS-gestelden.
Bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde zal verblijven en worden behandeld in FPA Roosenburg gedurende een periode van maximaal 12 (twaalf) maanden en hij zal de aanwijzingen van de behandelaars opvolgen conform de op te stellen behandelovereenkomst en het nader te formuleren behandelplan. Dit behandelplan zal op geëigende momenten worden bijgesteld en nader gespecificeerd. Medicamenteuze behandeling alsook delictpreventie zal hiervan onderdeel kunnen uitmaken;
- Aan resocialisatie- en nazorgtraject zal te zijner tijd in overleg en afstemming met de reclassering en FPA Roosenburg invulling worden gegeven en hieraan zal veroordeelde zich committeren;
- Veroordeelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling;
- Veroordeelde stemt ermee in dat het milieu danwel andere voor veroordeelde anderszins in positieve danwel negatieve zin belangrijke relaties c.q. contextuele contacten betrokken worden bij de behandeling;
- Het is veroordeelde vanuit FPA Roosenburg niet toegestaan alcohol en/of drugs te gebruiken. Hij werkt mee aan controles op indicatie en steekproefsgewijs. In de resocialisatiefase zullen er aangaande het al dan niet toegestaan worden van alcohol en/of drugs nadere afspraken worden gemaakt;
- Veroordeelde accepteert en voldoet aan de eisen van bewindvoering danwel schuldsanering om de gezinsfinanciën op orde te brengen en houden, indien dit wordt geïndiceerd;
* geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 (vijf) jaren;
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een bumper en een mistlamp;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten: een handvat van een fiets en een jas.
Aldus gewezen door mrs. Van Apeldoorn, voorzitter, Van der Mei en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2012.
Mr. Van der Mei en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0610 2011103048, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 12 september 2011.
2 Stamproces-verbaal, p.4
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.69
4 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer], p.75
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.69
6 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer], p.75
7 Geneeskundige verklaring, p.131
8 GGD letselrapportage, p.135
9 Proces-verbaal van verhoor van de als verdachte gehoorde [getuige A], p.284-285
10 Proces-verbaal van verhoor van de als verdachte gehoorde [getuige A], p.290
11 Proces-verbaal van verhoor van de als verdachte gehoorde [getuige A], p.285
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p.178-179
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p.191
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 236, 244 en 255