ECLI:NL:RBZUT:2012:BY0850

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-880048-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Rademaker
  • A. van Valderen
  • C. van Lookeren Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bestuurder na aanrijding met fietser in Didam

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bestuurder die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval met een fietser. De verdachte, die op 20 mei 2011 in Didam reed, werd verweten roekeloos te hebben gehandeld door linksaf te slaan zonder voorrang te verlenen aan een tegemoetkomende fietser. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor schuld in de zin van deze wet. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, hoewel hij geen voorrang verleende, niet te hard reed en de verkeerssituatie correct inschatte. De fietser reed met een hoge snelheid, wat bijdroeg aan de onduidelijkheid van de situatie. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte in overweging genomen en vastgesteld dat de fietser mogelijk harder reed dan de toegestane snelheid van 30 km/h. Gezien de omstandigheden van het ongeval, waaronder het weer en de staat van de weg, oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid van de verdachte. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/880048-11
Uitspraak d.d. 23 oktober 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1938],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. J. Zandberg, advocaat te Zevenaar.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2011 te Didam, gemeente Montferland, in elk geval
in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, Wilhelminastraat, ter hoogte van de kruising met de Kardinaal de Jonglaan, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
terwijl hij een of meerdere hem op die Wilhelminastraat tegemoet komende
fietser(s) wel (tijdig) had waargenomen,
linksaf is geslagen in de richting van de Kardinaal de Jonglaan, en/of
(daarbij) naar links heeft gestuurd om de bocht af te snijden, en/of
(daarbij) de binnenbocht heeft genomen, en/of
(daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting
zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Wilhelminastraat heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij die door hem waargenomen fietser(s) en/of het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 18 van voornoemd reglement een hem op die Wilhelminaweg tegemoet komende fietser niet voor heeft laten gaan, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een, hem tegemoet komende, (bestuurder van een) fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 20 mei 2011 te Didam, gemeente Montferland, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Wilhelminastraat, ter hoogte van de kruising met de Kardinaal de Jonglaan, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
terwijl hij een of meerdere hem op die Wilhelminastraat tegemoet komende fietser(s) wel (tijdig) had waargenomen,
linksaf is geslagen in de richting van de Kardinaal de Jonglaan, en/of
(daarbij) naar links heeft gestuurd om de bocht af te snijden, en/of
(daarbij) de binnenbocht heeft genomen, en/of
(daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting
zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die Wilhelminastraat heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij die door hem waargenomen fietser(s) en/of het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of (daarbij) in strijd met artikel 18 van voornoemd reglement een hem op die Wilhelminaweg tegemoet komende fietser niet voor heeft laten gaan, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een, hem
tegemoet komende, (bestuurder van een) fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Vrijspraak
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte primair tenlastegelegde feit, te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Wat betreft de mate van schuld heeft de officier van justitie betoogd dat geen sprake is geweest van roekeloosheid, maar van een aanmerkelijke verkeersfout. Volgens de officier van justitie had verdachte rekening moeten houden met de snelheid van de wielrenner.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Verdachte had weliswaar voorrang moeten verlenen, maar de fietser reed met zo'n hoge snelheid op zijn racefiets, dat verdachte daarmee geen rekening kon of hoefde te houden, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de WVW 1994, oordeelt de rechtbank als volgt.
Om tot de conclusie te kunnen komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 is vereist dat het rijgedrag van betrokkene roekeloos of zeer dan wel aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt naar vaste jurisprudentie dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994.
Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: proces-verbaal VOA)1 blijkt dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden in Didam op het kruispunt Wilhelminastraat en de Kardinaal de Jonglaan/Torenstraat, gelegen binnen de bebouwde kom. De ter plaatse toegestane maximum snelheid voor de personenauto bedroeg 30 km/h. Het betrof een verkeersongeval bij daglicht op een droog wegdek en het was droog weer. Verdachte was bestuurder van de personenauto (Ford Fiësta) die over de Wilhelminastraat reed, komende uit de richting van het centrum van Didam en links afslaande in de richting van de Kardinaal de Jonglaan. Tijdens het naar links afslaan, kwam de personenauto in botsing met een fietser die de personenauto tegemoet kwam en rechtdoor de Wilhelminastraat wilde vervolgen. De fietser reed op een (race)fiets van het merk Trek met, blijkens de foto's in het proces-verbaal VOA, een tijdritframe en -stuur. De personenauto had botsschade aan de rechterzijde, halverwege de carrosserie. Blijkens evengemelde foto's waren het rechtervoorportier van de 3-deurs personenauto (hatchback), de daklijst en de zijkant van het dak van die auto beschadigd.
Uit een proces-verbaal van bevindingen2 komt naar voren dat de richtingaanwijzer van de personenauto van verdachte voor linksaf knipperde.
[slachtoffer]3, het slachtoffer, heeft verklaard dat hij op zijn racefiets fietste. Hij heeft op een gegeven moment een fietser die voor hem fietste, ingehaald. Vlak daarna zag hij voor hem een grijskleurig voorwerp.
Getuige [getuige]4 heeft verklaard dat hij met een personenauto over de Wilhelminastaat te Didam reed. Hij reed in de richting van het centrum met een snelheid van 30 km per uur. Hij zag dat hij op een gegeven moment werd ingehaald door een wielrenner. De wielrenner fietste hem rechts voorbij. De snelheid van de wielrenner moest hoger dan 30 km per uur zijn geweest omdat hij zelf al met zijn auto 30 km per uur reed. Hij zag dat een lichtblauwe Ford Fiësta hem tegemoet kwam rijden. Deze Ford kwam dus uit de richting van het centrum en sloeg vervolgens linksaf de Kardinaal de Jonglaan in. Vervolgens ging de Ford op de kruising stil staan. De wielrenner botste tegen het bijrijdersportier van de Ford. De wielrenner viel op de grond, aldus de getuige.
Verdachte5 heeft bij de politie verklaard dat hij linksaf wilde slaan. Hij keek of er uit de tegengestelde richting geen verkeer aan kwam. Hij zag enkel twee fietsers en hij had de indruk dat hij linksaf kon slaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij linksaf wilde slaan, maar rustig heeft gereden omdat de weg die hij wilde inrijden, De Kardinaal de Jonglaan, een verkeersdrempel heeft. Omdat hij boodschappen in de auto had staan, is verdachte zacht gaan rijden om voorzichtig de verkeersdrempel over te gaan.
Gelet op het voorgaande moet de vraag beantwoord worden of sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid van de zijde van verdachte. Verdachte heeft geen voorrang verleend aan een fietser terwijl hij daartoe verplicht was. Verdachte reed echter niet te hard, heeft gekeken voordat hij afsloeg, zag twee fietsers en had de indruk dat hij linksaf kon slaan en hij heeft richting aangegeven. Er zijn aanwijzingen dat de fietser harder dan 30 km/h heeft gereden. Getuige [getuige] heeft immers verklaard dat hij 30 km/h reed en dat de fietser hem heeft ingehaald. Dit strookt met de verklaring van het slachtoffer dat hij opeens een grijskleurig voorwerp zag. Ook gelet op de botsschade van de auto terwijl verdachte afsloeg en zacht reed, is aannemelijk dat de fietser met zo'n hoge snelheid heeft gereden dat, mede gelet op de overige omstandigheden van het geval, niet gezegd kan worden dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de WVW 1994 overweegt de rechtbank dat dit artikel als minimumeis stelt dat sprake moet zijn van een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag. Gelet op de hierboven geschetste bijzondere verkeerssituatie, de omstandigheden waaronder en de wijze waarop verdachte links af wilde slaan en de snelheid waarmee de fietser reed, is de rechtbank van oordeel dat geen dan wel onvoldoende sprake was van concreet gevaarscheppend gedrag in deze zin, zodat verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Rademaker, voorzitter, Van Valderen en Van Lookeren Campagne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2012.
Voetnoten:
1 Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 3 juni 2011, p. 3 van het verbaal, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0648-2011068617.
2 Proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2011, p. 1 van het proces-verbaal, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0648-2011068617
3 Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer], p. 1 van het proces-verbaal, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0648-2011068617
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 1 van het proces-verbaal, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0648-2011068617.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1 van het proces-verbaal, ongenummerde dossierpagina, bijlage bij het (stam)proces-verbaal, nummer PL0648-2011068617.