RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/880038-12
Uitspraak d.d.: 23 oktober 2012
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1950],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. F.W. Brugman, advocaat te Hoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Nunspeet, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de weg, Eperweg,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd,
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(daarbij) naar links heeft gestuurd, en/of
(daarbij) terecht is gekomen op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte te (gaan) rijden, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een of meerdere ander(en) ([slachtoffer A] en/of [slachtoffer B]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Nunspeet, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Eperweg,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd,
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
(daarbij) naar links heeft gestuurd, en/of
(daarbij) terecht is gekomen op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte te (gaan) rijden, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 30 juni 2011 heeft omstreeks 19.08 uur een ongeval plaatsgevonden op de Eperweg te Nunspeet ter hoogte van hectometerpaal 4.4 richting Epe2. Een personenauto is door onbekende oorzaak op de andere rijstrook terecht gekomen. Daarbij zijn de bestuurder (verdachte), een passagier en een tegenligger gewond geraakt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Hij heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachte langzaam op de rijbaan van het tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen. Dit moet als aanmerkelijk onoplettend worden aangemerkt en is zeer onvoorzichtig verkeersgedrag. Verdachte kan zich niets meer herinneren van het ongeluk. Volgens de officier van justitie gaat het in de onderhavige situatie om een grove verkeersfout, die heeft geresulteerd in het ongeval. Tevens is er lichamelijk letsel bij verdachte, zijn passagier en de tegenligger.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat verdachte geen schuld heeft aan het ongeval. Er is geen sprake van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en dus van schuld ex artikel 6 WVW 1994. Verdachte heeft een black-out gehad dan wel is onwel geworden als gevolg waarvan hij op de linker weghelft terecht is gekomen. Subsidiair heeft de raadsman betoogd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu het incident te wijten is aan een black-out, dan wel een andere medische oorzaak.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens primair vrijspraak bepleit. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte niet op de weg zou hebben gelet en daarbij zijn aandacht niet of onvoldoende op het verkeer heeft gehad. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De oorzaak van het op de verkeerde weghelft terechtkomen is gelegen in het feit dat verdachte een black-out heeft gehad dan wel in een andere medische oorzaak. Verdachte kan op basis van deze omstandigheden geen verwijt worden gemaakt van het gebeurde en hij beroept zich daarom bij bewezenverklaring op afwezigheid van alle schuld in de vorm van verontschuldigbare onmacht.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat op 30 juni 2011 omstreeks 19.08 uur een ongeval heeft plaatsgevonden op de Eperweg te Nunspeet, dat verdachte de bestuurder is geweest van de personenauto die op de linkerrijstrook is terechtgekomen en daarbij een tegenligger heeft geraakt.
Verdachte3 en zijn passagier4 hebben beiden verklaard dat zij niets meer van de aanrijding weten. Zij weten ook beiden niet wat er voor de aanrijding is gebeurd of hoe de aanrijding is ontstaan.
Uit het proces-verbaal VOA5 komt de volgende toedracht van het ongeluk naar voren.
Verdachte reed in een personenauto van het merk Nissan over de Eperweg te Nunspeet, komende uit de richting van Nunspeet en gaande in de richting van Epe. Verdachte hield niet zoveel mogelijk rechts en volgde daarbij de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer. Daar botste de Nissan frontaal tegen de Opel 1.2.2, die hem als tegenligger naderde. Op het moment van het ongeval zaten er twee personen in de auto van het merk Nissan, die beiden gewond zijn geraakt. Op het moment van het ongeval was er één passagier aanwezig in de auto van het merk Opel. Ook zij is gewond geraakt. De ter plaatse toegestane maximum snelheid was 80 kilometer per uur. Het betrof een verkeersongeval buiten de bebouwde kom bij daglicht op een vochtig wegdek en het was droog weer.
Verschillende getuigen hebben gezien dat de personenwagen geleidelijk van rijstrook is gewisseld. Getuige [getuige A] heeft verklaard6 dat hij in de verte de tegemoetkomende auto langzaam van rijstrook zag wisselen. Dit ging heel geleidelijk, het was een langere afstand van meerdere meters. De auto kwam hun kant op. [getuige A] zat te wachten tot het moment dat de bestuurder van de tegemoetkomende auto zijn stuur weer recht zou trekken, maar dit gebeurde niet. Een auto voor [getuige A] is uitgeweken in de berm en [getuige A] moest remmen en uitwijken, eerst naar links en later naar rechts. De auto voor [getuige A], de Opel Corsa, heeft niet kunnen remmen. Ook getuige [getuige B] heeft verklaard7 dat zij in de verte een auto zag komen aanrijden. De auto reed rustig en reed geleidelijk naar haar weghelft. [getuige B] dacht dat zij moest gaan uitwijken en zij liet haar gas los. Zij heeft verklaard dat ze denkt dat de auto ongeveer 500 meter op de verkeerde weghelft heeft gereden, hij reed ook erg langzaam. [getuige B] heeft haar auto de berm ingestuurd. In haar spiegel heeft zij gezien dat de auto frontaal op de auto achter haar is geklapt.
Uit medische informatie8 komt naar voren dat het slachtoffer [slachtoffer B] het volgende letsel heeft opgelopen bij het ongeval: een bloeduitstorting bij de bekkenkam links en een fractuur aan het borstbeen. Ter zitting heeft het slachtoffer aangevuld dat zij ten gevolge van het ongeval nog steeds pijn aan haar stuitje heeft en nauwelijks normaal kan zitten voor wat langere tijd, waardoor onder andere het verrichten van werkzaamheden voor het bedrijf van haar man onmogelijk is geworden.
Uit de verklaring van passagier [slachtoffer A]9 blijkt dat zij acht gebroken ribben, een gebroken borstbeen, een gescheurde mild en gekneusde darmen heeft opgelopen bij het ongeval.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat verdachte als autobestuurder op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en daar een frontale botsing heeft veroorzaakt met een auto, waarvan de inzittende lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van deze schuld hangt bijvoorbeeld af van de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer verkeersregels kan worden afgeleid dat sprake is van zulke schuld. Het als autobestuurder terechtkomen op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer en daar frontaal in botsing komen met een tegenligger leidt in beginsel tot de conclusie dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeluk aan zijn schuld, zoals bedoeld in artikel 6 WVW 1994, te wijten is. Dat kan anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat van zodanige schuld niet kan worden gesproken.
Verdachte heeft op vragen van de voorzitter ter terechtzitting verklaard dat hij geen medische beperkingen had voorafgaand aan of tijdens het ongeluk. Hij heeft verklaard dat hij zich ook niet slecht heeft gevoeld voorafgaand aan het ongeluk. Evenmin waren er andere belemmerende factoren voorafgaand aan het ongeval. De rechtbank zal dan ook voorbijgaan aan het verweer van de raadsman dat verdachte een black-out in de zin van tijdelijk verlies van bewustzijn of geheugen heeft gehad, dan wel van andere medische klachten welke dusdanig zijn geweest dat verdachte zijn aandacht niet op het verkeer heeft kunnen houden. Deze stelling van de verdediging is niet onderbouwd. Het ligt op de weg van de verdediging om een schulduitsluitingsgrond aannemelijk te maken en te onderbouwen. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de zaak aan te houden voor het opvragen van de medische gegevens van verdachte, omdat er geen begin van vermoeden is dat verdachte ten tijde van het ongeval te kampen had met medische gebreken. Tevens zijn er geen aanwijzingen voor een black-out, nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich wel weet te herinneren dat hij voorafgaand aan het ongeval aan het praten was met zijn vrouw en waarover dit ging. Het was bovendien geen moeilijk gesprek, zo bleek uit de verklaring van verdachte ter zitting. Ook daar kan hij dus niet zijn door overmand
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 30 juni 2011 te Nunspeet, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmede rijdende over de weg, Eperweg,
zeer onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd,
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en
daarbij zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en
daarbij naar links heeft gestuurd, en
daarbij terecht is gekomen op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte te (gaan) rijden, en
vervolgens is gebotst tegen een hem tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer A] en [slachtoffer B] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 (tachtig) uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de periode van 8 (acht) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging en heeft zich derhalve niet uitgelaten over de mogelijk op te leggen straf.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, door zeer onoplettend en onvoorzichtig te rijden, als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt, als gevolg waarvan een bij verdachte in de auto zittende passagier en een tegenligger lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Op verkeersdeelnemers rust een zorgplicht en verdachte is in dit opzicht ernstig tekort geschoten in zijn verkeersgedrag. Het verwijt dat verdachte vooral te maken valt, is dat hij op onverklaarbare wijze op de linkerrijbaan terecht is gekomen en hierbij frontaal op een tegenligger is gebotst. Verdachte heeft door zijn verkeersgedrag de veiligheid van anderen in gevaar gebracht, welk gevaar zich voor meerdere slachtoffers ook heeft verwezenlijkt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 1 augustus 2012 nooit eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen, alsmede met de omstandigheid dat de verdachte zelf ook gewond is geraakt bij het verkeersongeval.
De rechtbank komt tot een andere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij is, alles overwegend, van oordeel dat verdachte reeds behoorlijk is gestraft, vanwege zijn eigen verwondingen en die van zijn echtgenote (de passagier). De rechtbank zal verdachte een voorwaardelijke werkstraf opleggen van 40 (veertig) uur. Daarnaast acht de rechtbank in het belang van de verkeersveiligheid een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
* bepaalt, dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 (acht) maanden;
* bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], van een bedrag van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2011, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B], een bedrag te betalen van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2011, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van Apeldoorn en Djebali, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0617 2011090229-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Elburg-Oldebroek, gesloten en ondertekend op 11 januari 2012.
2 Proces-verbaal aanrijding, p. 3-4
3 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 25-26
4 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer A], p. 23-24
5 Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 27-49
6 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige A], p. 10
7 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige B], p. 14
8 Geneeskundige verklaring, p. 22
9 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer A], p. 24