ECLI:NL:RBZUT:2012:BY0880

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940208-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. van Apeldoorn
  • K. Kleinrensink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders na recidive van winkeldiefstal

Op 23 oktober 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 19 mei 2012 in Apeldoorn meerdere zakken en potten koffiepoeder en een pak ijsjes heeft gestolen uit een winkel. De verdachte, die eerder al meerdere keren was veroordeeld voor misdrijven, werd geconfronteerd met een hoge kans op recidive. De rechtbank oordeelde dat eerdere veroordelingen en behandelingen niet hadden geleid tot gedragsverandering, en dat de verdachte niet in staat was om zonder deskundige hulp een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan op te bouwen. De psycholoog concludeerde dat de verdachte leed aan een persoonlijkheidsstoornis en een afhankelijkheid van cocaïne, wat zijn gedrag beïnvloedde. De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, om de maatschappij te beschermen tegen zijn recidiverende gedrag en om hem de kans te geven behandeld te worden voor zijn verslaving en problematiek. De rechtbank achtte de ISD-maatregel passend en noodzakelijk, gezien de structurele problematiek van de verdachte en het gebrek aan effectieve copingvaardigheden. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940208-12
Uitspraak d.d.: 23 oktober 2012
tegenspraak / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1983],
wonende te [plaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Raadsman: mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2012 te Apeldoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere zakken en/of potten koffiepoeder (merk Nescafe Gold) en/of een pak ijsjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het aan de [adres] aldaar gevestigde winkelbedrijf [winkelbedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 19 mei 2012 is er bij de regionale meldkamer een melding binnengekomen van een gepleegde winkeldiefstal. Deze winkeldiefstal zou zijn gepleegd door de ambtshalve bekende [verdachte] en werd waargenomen door [verbalisant], werkzaam bij de politie Apeldoorn, die zich ter plaatse van de winkeldiefstal heeft bevonden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende verdenking aanwezig is geweest om verdachte als verdachte aan te merken en de goederen in zijn rugzak in beslag te nemen. Het verkregen bewijs is onrechtmatig verkregen en dient buiten beschouwing te worden gelaten. Hij heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Als verdachte wordt aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit. Verdachte is op 19 mei 2012 met een lege rugzak de [winkelbedrijf] binnengelopen en korte tijd later de winkel met een kennelijk gevulde rugzak uitgelopen, waarbij hij de kassa is gepasseerd zonder goederen af te rekenen. De vraag of er een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van verdachte heeft bestaan is reeds getoetst door de rechter-commissaris. De rechtbank heeft geen reden terug te komen van diens oordeel dat de aanhouding en inverzekeringstelling niet onrechtmatig waren. Het bewijs is dan ook niet onrechtmatig verkregen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank baseert haar oordeel op de aangifte van [naam] namens [winkelbedrijf]2, het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant]3 en het proces-verbaal van bevindingen met hierin een beschrijving van de camerabeelden4.
Aangever heeft verklaard5 dat er op 19 mei 2012 in de [winkelbedrijf] aan de [adres] in Apeldoorn meerdere potten koffiepoeder van het merk Nescafe Gold zijn weggenomen. Op de camerabeelden heeft aangever gezien dat een man de [winkelbedrijf] inliep omstreeks 16.37 uur met een tas bij zich welke ingedeukt was. Voorts zag hij dat deze man in het gangpad bij de koffie stond en op dat moment een aantal goederen uit de schappen haalde en deze in zijn tas heeft gedaan. Dit deed deze man ter hoogte van het schap waar ook de potten koffie staan van het merk Nescafé. Korte tijd later heeft aangever gezien dat deze man iets uit de vrieskast heeft gehaald en in zijn winkelmandje heeft gelegd. Vervolgens heeft aangever op de camerabeelden gezien dat de man is weggelopen richting de kassa en de kassa is gepasseerd zonder iets af te rekenen. Op het moment dat de man de winkel uitliep is te zien dat de rugtas van de man helemaal bol en strak staat. In de tas die aan aangever is laten zien en waarvan hij aangeeft dat dat de tas is die de verdachte op zijn rug had, ziet hij 6 potten koffiepoeder van het merk Nescafé Gold te zitten en 6 zakken koffiepoeder van het merk Nescafe Gold. De beschrijving van de camerabeelden door aangever worden ondersteund door verbalisant Magre6 die een overeenkomende beschrijving van de camerabeelden geeft.
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard7 dat hij verdachte op 19 mei 2012 omstreeks 16.30 uur de [winkelbedrijf] in Apeldoorn in heeft zien lopen met een paarse rugzak; deze hing in elkaar gevouwen op zijn rug. Na ongeveer 5 minuten is [verbalisant] ook de [winkelbedrijf] in gelopen. In de [winkelbedrijf] heeft [verbalisant] verdachte zien staan, hij had een blauw boodschappenmandje bij zich en hij had de paarse rugzak nog bij zich. [verbalisant] heeft gezien dat de paarse rugzak vol zat en dat deze er nu heel anders uitzag dan toen verdachte kort daarvoor de winkel in was gelopen. Hij heeft gezien dat verdachte voortdurend om zich heen keek en iets van een witte doos in zijn handen had. Hij heeft gezien dat hij deze witte doos in een schap legde en vervolgens het boodschappenmandje bij een van de kassa's op de grond zette. Vervolgens is hij de kassa's gepasseerd. Buiten heeft [verbalisant] gezien dat verdachte uit zijn rugzak een ijsje haalde en dit begon op te eten. Op dat moment was het heel erg warm en scheen de zon. Indien de ijsjes al in de rugzak hadden gezeten voordat verdachte de [winkelbedrijf] was ingelopen, dan waren ze ondertussen al gesmolten.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de goederen zoals vermeld in de tenlastelegging heeft gestolen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 19 mei 2012 te Apeldoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere zakken en potten koffiepoeder (merk Nescafe Gold) en een pak ijsjes, geheel toebehorende aan het aan de [adres] aldaar gevestigde winkelbedrijf [winkelbedrijf].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders - de ISD-maatregel - voor de duur van twee jaren. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van het onderhavige delict meer dan driemaal is veroordeeld wegens een misdrijf. Het beleid ten aanzien van meerderjarige stelselmatige daders is er primair op gericht het criminele gedrag feitelijk onmogelijk te maken door middel van langdurige vrijheidsbeneming. De ISD-maatregel is de enige mogelijkheid om de maatschappij te beschermen tegen het gedrag van verdachte. Daarbij kan verdachte gedurende de ISD-maatregel behandeld worden voor zijn problematiek.
De raadsman heeft primair verzocht verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarde dat verdachte ambulant wordt behandeld. Het opleggen van de ISD-maatregel is disproportioneel nu er niet eerder een ander traject met verdachte is geprobeerd en gezien de ernst van het bewezen verklaarde feit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de ISD-maatregel voorwaardelijk dient te worden opgelegd. Voor het geval de ISD-maatregel toch onvoorwaardelijk zou worden opgelegd heeft de raadsman verzocht de duur daarvan te beperken tot maximaal één jaar. De raadsman heeft verzocht in ieder geval de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering te brengen op de ISD-maatregel.
De rechtbank stelt het volgende vast:
Verdachte heeft na het eerste gesprek met de psycholoog verdere medewerking aan het psychologisch onderzoek geweigerd. Psycholoog Hopman8 heeft geconcludeerd dat verdachte voldoet aan de DSM-IV-TR criteria voor een persoonlijkheidsstoornis NAO met een afhankelijkheid van cocaïne. Vermoedelijk is er sprake van cognitieve beperkingen en zijn er aanwijzingen voor een aandachtstekortstoornis. Behorende bij de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte is er sprake van een patroon van gedragsmatige, emotionele en cognitieve instabiliteit. Verdachte is gaan zwerven omdat zijn draagkracht langdurig is overschreden. Het ontbreekt verdachte aan effectieve copingvaardigheden om tegenwicht te bieden aan de negatieve emoties die hij ervaart en hij is niet in staat om zonder deskundige hulp een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan op te bouwen. Verdachte beschikt slechts over beperkte zelfkritische en zelfstructurerende vermogens. Zijn emoties tracht verdachte te reguleren door het gebruik van cocaïne, wat snellere en heftiger ontremming tot gevolg heeft. Verdachte kent de risico's en consequenties van zijn cocaïne-gebruik, echter de aspecten behorend bij de persoonlijkheidsproblematiek en de tekorten aan effectieve copingvaardigheden, zijn dermate zwaarwegend dat dit besef niet heeft geleid tot het voorkomen van recidiverende strafrechtelijk relevante gedragingen. Ondanks het feit dat verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht kan uit de levensloop, dossierstukken en het strafblad worden geconcludeerd dat er sprake is van structurele problematiek, waardoor verdachte minder dan de gemiddelde mens in staat is zijn gedrag bij te sturen en de consequenties van zijn handelen te overzien. Er is sprake van veelvuldig delinquent gedrag. Ambulante begeleiding en toezicht vanuit de reclassering, verslavingszorg en forensische (vooral) ambulante psychiatrie heeft niet geleid tot het voorkomen van delictgedrag. De kans dat verdachte weer in het verslaafdencircuit terecht komt, mede vanwege een gebrek aan een steunend netwerk, is aanzienlijk. Vanuit gedragsdeskundig opzicht zou een ISD-maatregel een goede optie kunnen zijn. Aldaar zou aanvullende diagnostiek verricht kunnen worden, zou verdachte gemotiveerd kunnen worden voor behandeling en kan hij langdurig onder controle abstinent van alcohol en drugs blijven.
Ook door de reclassering9 wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. Indien verdachte geen behandeling ondergaat voor zijn drugsverslaving en mogelijke ADHD en persoonlijkheidsproblematiek, schat de rapporteur de kans op recidive hoog in. Indien verdachte tijdens zijn mogelijke ISD-maatregel actief meewerkt aan zijn behandeling, vermindert dit de kans op recidive aanzienlijk. In het verleden is een toezicht door de reclassering negatief geretourneerd omdat verdachte zich onttrok aan de voorwaarden. Verdachte heeft nu gezegd ontvankelijk te zijn voor gedwongen hulpverlening en zich te zullen houden aan de voorwaarden. De rapporteur schat in dat er toch een stringenter kader (bijvoorbeeld ISD-maatregel) nodig is om verdachte gedurende de behandeling gemotiveerd te houden. De rapporteur adviseert om verdachte een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de oplegging van straf of maatregel gelet op hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie met betrekking tot verdachte blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van onderhavig feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. Het onderhavige feit is gepleegd na de tenuitvoerlegging van die straffen.
De rechtbank is van oordeel dat de ISD-maatregel in dit geval niet alleen is aangewezen, maar ook passend en geboden. Immers, gelet op de hardnekkige recidive van verdachte en de door de reclassering als hoog ingeschatte recidivekans, moet er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een (vermogens-)misdrijf zal begaan, waardoor de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist. Eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook eerdere begeleidingen/behandelingen zijn niet of nauwelijks van de grond gekomen dan wel hebben blijkbaar niet geholpen. Verdachte is er tot nu toe niet in geslaagd om zijn leven een positieve wending te geven.
Teneinde de maatschappij geruime tijd te beschermen tegen verdachtes recidiverende, overlast veroorzakende strafbare gedrag en gezien de persoonlijkheidsproblematiek en de problematiek in de gezinssituatie van verdachte zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank zal rekening houden met de door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, in die zin dat daarvoor "aftrek" plaatsvindt. Indien er aanleiding wordt gezien om het ISD-traject tussentijds te laten toetsen, kan de raadsman hiertoe gedurende het traject een verzoek indienen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Diefstal
* verklaart verdachte strafbaar;
* legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde ISD-maatregel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van Apeldoorn en Kleinrensink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL062B2012067075-8, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 21 mei 2012.
2 Proces-verbaal van aangifte [naam] namens [winkelbedrijf], p. 21-22
3 Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant], p. 5-6
4 Proces-verbaal van bevindingen, p. 24
5 Proces-verbaal van aangifte [naam] namens [winkelbedrijf], p. 21-22
6 Proces-verbaal van bevindingen, p. 24
7 Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant], p. 5-6
8 Pro Justitia Psychologisch onderzoek, mw. drs. C.M. Hopman, psycholoog d.d. 3-9-2012
9 Reclasseringsadvies van 27 juni 2012