ECLI:NL:RBZUT:2012:BY1489

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940062-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. van Lookeren Campagne
  • J. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in Doetinchem met DNA-bewijs

Op 26 oktober 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Doetinchem, die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank veroordeelde de man tot een gevangenisstraf van twee jaar en een schadevergoeding van €2.500,- aan het slachtoffer. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond in de nacht van 25 september 2011, toen de verdachte de aangeefster in het Bonanzapark in Doetinchem met geweld tegen de grond werkte en haar seksueel binnendrong met zijn vingers. De rechtbank baseerde haar oordeel op DNA-bewijs, dat de verdachte als dader identificeerde. Het DNA-profiel van de verdachte matchte met het celmateriaal dat op het slachtoffer en haar kleding was aangetroffen, met een kans van minder dan één op één miljard dat het DNA van een willekeurig gekozen man overeenkwam met dat van de verdachte. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet in het park was geweest en dat het DNA-onderzoek onvoldoende bewijs bood, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank oordeelde dat het alibi van de verdachte ongeloofwaardig was en dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende steun boden voor zijn verdediging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan verkrachting en legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming was met de landelijke richtlijnen voor strafoplegging in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940062-12
Uitspraak d.d.: 26 oktober 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1986],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 mei 2012 (en de tussenbeslissing van 29 mei 2012), 21 juni 2012 (en de tussenbeslissing van 4 juli 2012), 7 september 2012 en 12 oktober 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Doetinchem,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) mede
bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te
weten het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina van die
[slachtoffer],
en bestaande dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden hierin dat
verdachte
- die [slachtoffer], die op dat moment 's nachts in een park liep, (van achteren)
heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer] naar/tegen de grond heeft geduwd/gewerkt (en tegen de grond
geduwd heeft gehouden) en/of
- (het lichaam van) die [slachtoffer] in bedwang heeft gehouden en/of
- zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl verdachte daarbij voorbij is gegaan aan het verbale en/of non-verbale
protest/verzet van die [slachtoffer];
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Doetinchem,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van één of meer ontuchtige
handelingen door de broek (legging) en/of onderbroek van die [slachtoffer] uit te
trekken en/of zijn hand in in de onderbroek van die [slachtoffer] te duwen/brengen,
en bestaande dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden hierin dat
verdachte
- die [slachtoffer], die op dat moment 's nachts in een park liep, (van achteren)
heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer] naar/tegen de grond heeft geduwd/gewerkt (en tegen de grond
geduwd heeft gehouden) en/of
- (het lichaam van) die [slachtoffer] in bedwang heeft gehouden en/of
- zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl verdachte daarbij voorbij is gegaan aan het verbale en/of non-verbale
protest/verzet van die [slachtoffer];
art 246 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 25 september 2011 kregen verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B] van de meldkamer de melding door dat er in Doetinchem in het park gelegen achter de Jongstraat een vrouw was aangerand en mogelijk verkracht. Het park is bij verbalisanten bekend onder de naam Bonanzapark.2
Door [slachtoffer] is op 26 september 2011 aangifte gedaan van verkrachting.3
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangifte en de resultaten van het DNA-onderzoek. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door en namens verdachte is gesteld dat verdachte het ten laste gelegde feit niet heeft gepleegd. Door verdachte is verklaard dat hij in de nacht van 24 op 25 september 2011 niet in het Bonanzapark is geweest en dat die verklaring steun vindt in de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van de getuigen [getuige A] en [getuige B].
Tevens is door de verdediging aangevoerd dat verdachte niet past in het door aangeefster opgegeven signalement en dat de aangetroffen DNA-sporen niet uitsluiten dat sprake is van "secondary transfer". Het DNA-onderzoek en de resultaten daarvan zijn onvoldoende om zelfstandig, naar aanleiding van de aangifte, een persoon als dader aan te wijzen. Nu er verder geen bewijs tegen verdachte is, dient hij te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De aangifte
Door aangeefster [slachtoffer] is verklaard dat zij in de nacht van 25 september 2011 is verkracht in het Bonanzapark in Doetinchem.4 Aangeefster liep op 25 september 2011 tussen 4.00 uur en 4.30 uur5 met de fiets aan de hand in dat park. Aangeefster hoorde op enig moment voetstappen. Toen zij naast zich keek zag zij een man die van linksachter haar kwam. De man botste met zijn borst tegen haar linkerbovenarm. Aangeefster schrok en werd kwaad op de man en zei onder meer "he man gek ben jij gek, ik schrik me kapot van je".6 De man heeft aangeefster een paar keer geduwd. Doordat de man aan haar begon te sjorren en trekken is aangeefster op de knieën gevallen; daardoor gingen haar knieën kapot. De man is vervolgens op aangeefster gaan leunen, met zijn knie op haar bovenbeen. Aangeefster voelde erge druk en voelde dat de man haar met grof geweld op de grond hield. Het deed pijn. Hij gooide zijn hele gewicht in de strijd. Aangeefster heeft ook pijn aan haar jukbeen. Aangeefster lag op haar rug. De man hing half over haar heen. Hij probeerde aangeefster omlaag te houden.7 De man probeerde verwoed met zijn hand in de onderbroek van aangeefster te komen. Aangeefster heeft geprobeerd haar knie op te trekken en probeerde met beide handen de hand van de man weg te krijgen. De man ging met zijn hand in de legging ter hoogte van de buik van aangeefster. De man zat te worstelen en kwam uiteindelijk met een paar vingers in de vagina van aangeefster. Hij maakte meerdere keren op en neer gaande bewegingen met twee of drie vingers in haar vagina, waarbij hij hijgende grommende geluiden maakte. De man is meerdere keren met zijn vingers heen en weer gegaan in de vagina van aangeefster. Aangeefster heeft tegen de man gezegd "is dit wat jij wil, is dit nou wat jij wil met mij", waarna het stopte. De man liep toen snel weg. 8
Het sporen- en DNA-onderzoek
Op 25 september 2011 werd door verbalisant [verbalisant C] een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een verkrachting, gepleegd op 25 september 2011. Door de verbalisant werd onder meer een zwarte onderbroek met inlegkruisje veiliggesteld. Dit spoor kreeg Sporen Identificatie Nummer (SIN) en referentie [bemonstering A] mee. Door GGD-arts Verhoef werden, door middel van een zedenset, sporen veiliggesteld bij aangeefster [slachtoffer]. De door middel van de zedenkit veiliggestelde sporen kregen als SIN en referentie [bemonstering B] mee.9
De veiliggestelde sporen zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht.10
De bemonsteringen uit de zedenkit zijn als volgt veiliggesteld voor DNA-onderzoek:
- [bemonstering B]#01; bemonstering met opschrift 'buitenste schaamlippen rechts';
- [bemonstering B]#02; bemonstering met opschrift 'buitenste schaamlippen links';
- [bemonstering B]#03; bemonstering met opschrift 'binnenste schaamlippen rechts';
- [bemonstering B]#04; bemonstering met opschrift 'binnenste schaamlippen links';
- [bemonstering B]#05; bemonstering met opschrift 'diep vaginaal'.11
De bemonsteringen van de veiliggestelde onderbroek met inlegkruisje zijn als volgt veiliggesteld voor DNA-onderzoek (ook wel de 208-serie):
- [bemonstering A]#01; bemonstering van de binnenzijde voorpand;
- [bemonstering A]#02; bemonstering van de buitenzijde voorpand;
- [bemonstering A]#03; bemonstering van het voorpand van het slipje;
- [bemonstering A]#04; bemonstering van het kruis van het slipje;
- [bemonstering A]#05; bemonstering van het achterpand van het slipje;
- [bemonstering A]#06; bemonstering van de bovenzijde van het inlegkruisje;
- [bemonstering A]#07; bemonstering van de onderzijde van het inlegkruisje.12
Het referentiemonster wangslijmvlies van [slachtoffer] en de veiliggestelde bemonsteringen zijn onderworpen aan DNA-onderzoek. Van het referentiemonster en van de aan DNA-onderzoek onderworpen bemonsteringen zijn DNA-(meng)profielen verkregen die zijn betrokken bij een vergelijkend DNA-onderzoek.13
In de sporen met SIN [bemonstering A]#01, #03 en #05 is volgens het NFI onder meer, naast celmateriaal dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer en een andere persoon, celmateriaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De match met het DNA-profiel van de verdachte is verkregen via de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken.14
Bij eerstgenoemd spoor (#01) is de frequentie of matchkans van het DNA-profiel niet berekend vanwege de onvolledigheid van het DNA-mengprofiel.
Bij de twee laatstgenoemde sporen (#03 en #05) is onder de aanname dat het slachtoffer een van de celdonoren van het celmateriaal in deze bemonsteringen is, en onder de aanname dat het celmateriaal in deze bemonsteringen afkomstig is van drie personen, uit elk van de DNA-profielen een DNA-mengprofiel van twee onbekende celdonoren afgeleid. Minimaal een van deze celdonoren is een man. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met deze afgeleide DNA-profielen is circa een op 430 miljoen.
Door het NFI is vervolgens Y-chromosomaal en aanvullend autosomaal DNA-onderzoek verricht, waarop door deskundige Pouwels ter terechtzitting van 12 oktober 2012 een toelichting is verstrekt.15 Deze onderzoeken dienden ertoe een antwoord te verkrijgen op de vraag of de derde persoon in de sporen SIN [bemonstering A]#01, #03 en #05 een man is.
Om de resultaten van dit (autosomaal) DNA-onderzoek en het aanvullend (autosomaal en Y-chromosomaal) DNA-onderzoek te interpreteren en de betekenis daarvan voor de beoordeling van de strafzaak tegen deze verdachte vast te stellen, is verder het volgende van belang.
Bij het aanvullend autosomaal DNA-onderzoek is door het NFI van het DNA in de bemonstering [bemonstering A]#07 een zogeheten consensus autosomaal DNA-mengprofiel verkregen waarin DNA-kenmerken zichtbaar zijn van twee personen. Op grond van het autosomaal DNA-onderzoek is geconcludeerd dat het hierbij gaat om twee vrouwen.
Dit mengprofiel is vergeleken met het DNA-profiel van aangeefster ([DNA profiel]). Het autosomale DNA-profiel [DNA profiel] matcht met dit DNA-mengprofiel.
Onder de aanname dat een deel van het celmateriaal in de bemonstering [bemonstering A]#07 afkomstig is van aangeefster [slachtoffer] zelf, is uit het DNA-mengprofiel het DNA-profiel van de tweede vrouw (onbekende vrouw A) afgeleid. De berekende frequentie van dit afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het afgeleide autosomale DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering [bemonstering A]#07 (onbekende vrouw A) matcht met de autosomale DNA-mengprofielen van het celmateriaal in de bemonsteringen [bemonstering A]#01, #03 en #05.
Van het DNA in de bemonsteringen [bemonstering A]#03 en #05 zijn (volledige) Y-chromosomale DNA-profielen verkregen die volgens het NFI matchen met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte.
In combinatie met de resultaten van het eerder uitgevoerde vergelijkend autosomaal DNA-onderzoek wordt door het NFI geconcludeerd dat de DNA-mengprofielen van het celmateriaal in de bemonsteringen [bemonstering A]#01, #03 en #05 volledig kunnen worden verklaard indien deze bemonsteringen een mengsel van celmateriaal bevatten van [slachtoffer], verdachte en onbekende vrouw A.16
Onder de aanname dat het slachtoffer [slachtoffer] en onbekende vrouw A donoren zijn van het celmateriaal in de bemonstering [bemonstering A]#01 is vervolgens door het NFI uit het DNA-mengprofiel van het celmateriaal in deze bemonstering een combinatie van DNA-kenmerken van één man afgeleid.
Het DNA-profiel van verdachte matcht met deze combinatie van DNA-kenmerken. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze combinatie van DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
Onder de aanname dat het slachtoffer [slachtoffer] en onbekende vrouw A donoren zijn van het celmateriaal in de bemonstering [bemonstering A]#03 en #05 is door het NFI uit elk van de DNA-mengprofielen van het celmateriaal in deze bemonsteringen een volledig autosomaal DNA-profiel van één man afgeleid.
Dit afgeleide DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Op grond van de resultaten van het autosomaal en Y-chromosomaal DNA-onderzoek zijn er volgens het NFI geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van meer dan één man in de bemonsteringen [bemonstering A]#01, #03 en #05.
Van het DNA in de bemonstering [bemonstering A]#02 is een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel gekregen dat matcht met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte.
In combinatie met de resultaten van het uitgevoerde vergelijkend autosomaal DNA-onderzoek wordt door het NFI geconcludeerd dat de bemonstering, naast celmateriaal van [slachtoffer] zelf, celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] en celmateriaal van minimaal één andere persoon waarbij de eerder bedoelde onbekende vrouw A niet kan worden uitgesloten.
Van het DNA in de bemonstering [bemonstering B]#01 is een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen dat matcht met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte. In combinatie met de resultaten van het uitgevoerde vergelijkend autosomaal DNA-onderzoek wordt door het NFI geconcludeerd dat de bemonstering naast celmateriaal van [slachtoffer] zelf, een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van verdachte.17
Verdere bewijsoverwegingen
Op basis van de aangifte komt de rechtbank tot de conclusie dat de dader een man is. Aangeefster is zodanig specifiek in haar beschrijvingen van de persoon die haar heeft belaagd dat de rechtbank geen enkele aanleiding heeft om aan die waarneming (de dader is een man) te twijfelen.
Het betoog van de verdediging dat verdachte niet past in het door aangeefster opgegeven signalement faalt, nu de rechtbank van oordeel is dat het gegeven signalement dermate algemeen is dat op basis daarvan niet gesteld kan worden dat verdachte hier niet aan voldoet. Dat verdachte (mogelijk) niet geheel voldoet aan het signalement leidt naar oordeel van de rechtbank dan ook niet tot de conclusie dat het niet verdachte kan zijn geweest die het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Aan de orde is vervolgens de vraag of verdachte deze man is. De resultaten en de waardering van het (DNA-)onderzoek door het NFI is daarbij van belang.
Door het NFI is gerapporteerd over de zeldzaamheidswaarde van de vastgestelde DNA-profielen van verschillende sporen. Het is echter aan de rechter om uitspraak te doen over de herkomst van het celmateriaal van het spoor.
Het autosomale DNA-profiel van een persoon is uiterst zeldzaam, nagenoeg uniek. De kans dat een andere persoon over exact hetzelfde autosomale DNA-profiel beschikt is extreem klein, statistisch kleiner dan 1 op 1 miljard. Dit betekent dat de bewijswaarde van een autosomale match zeer groot is.
De bewijswaarde van een Y-chromosomaal DNA-match is veel lager dan die van volledig overeenkomende autosomale DNA-profielen omdat alle mannen die in de directe mannelijke lijn aan elkaar verwant zijn (en enkele niet-verwanten) over hetzelfde Y-chromosomale profiel beschikken.
Het NFI heeft verder een (her)berekening uitgevoerd van de wetenschappelijke bewijswaarde van matchende DNA-profielen uitgaande van aan verdachte verwante personen, nu in het NFI-handboek is beschreven dat de berekende frequentie (wetenschappelijke bewijswaarde van matchende DNA-profielen) niet van toepassing is op aan elkaar verwante personen. Voor bloedverwanten van de met het spoor matchende verdachte geldt dat de kans groter is dat hun DNA-profiel matcht met dat van het spoor dan het DNA-profiel van een niet verwante persoon aldus het NFI-handboek.
Door het NFI is geconcludeerd dat uit de DNA-profielen van het celmateriaal in de bemonsteringen [bemonstering A]#03 en #05 een volledig autosomaal DNA-profiel van één man afgeleid. Dit afgeleide DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Volgens het NFI is de kans dat een volle broer van verdachte matcht met dit afgeleide DNA-profiel ongeveer 1 op 4 miljoen. De kans dat de vader, een neef of een oom van verdachte matcht met dit afgeleide DNA-profiel bedraagt minder dan 1 op 1 miljard.
Gelet op vorenstaande uitkomsten van het (autosomaal en Y-chromosomaal) DNA-onderzoek en de (her)berekening van de wetenschappelijke bewijswaarde van matchende DNA-profielen, in onderling verband beschouwd, de omstandigheid dat het feit in Doetinchem door een man is gepleegd en verdachte is Doetinchem woonde ten tijde van het feit18, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de donor is van het op het lichaam van het slachtoffer en aan haar kleding aangetroffen celmateriaal.
De rechtbank komt tevens tot de conclusie dat dat celmateriaal door verdachte zelf, rechtstreeks, tijdens de verkrachting is overgedragen danwel achtergelaten. Daartoe is van belang dat aangeefster heeft verklaard dat de dader een man is, dat het gaat om sporen die delictgerelateerd zijn en passen bij de door aangeefster beschreven toedracht en dat in de bemonsteringen geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van een andere man (die dan verdachtes celmateriaal zou moeten hebben overgedragen).
De door en namens verdachte opgeworpen mogelijkheid dat een ander (de dader) het betreffende celmateriaal moet hebben overgedragen, wordt door de rechtbank niet aannemelijk geacht en derhalve verworpen.
Daartoe is van belang het aanvullend (DNA-) onderzoeksrapport van het NFI van 18 september 2012 waarin is geconcludeerd dat bij secundaire overdracht de kans dat een detecteerbare hoeveelheid DNA van de verdachte op de slip van het slachtoffer terechtkomt relatief gering is en bij tertiaire overdracht zeer gering. Bovendien is bij een secundaire en tertiaire overdracht de verwachting dat ook DNA van 'de andere man' (die het celmateriaal van de verdachte dan overdraagt) naar de slip van het slachtoffer wordt overgedragen, aldus het rapport. De bevindingen van het DNA-onderzoek aan de bemonsteringen [bemonstering A]#01, #03 en #05 van de slip waarin volgens het NFI een relatief grote hoeveelheid DNA van (de rechtbank begrijpt: matchend met het DNA-profiel van) verdachte is aangetroffen en waar de verkregen DNA-profielen geen aanwijzingen geven op de aanwezigheid van DNA van een andere man, zijn veel waarschijnlijker bij primaire overdracht van DNA dan bij secundaire of tertiaire overdracht van DNA, aldus het NFI.
Alibi verdachte?
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte gegeven alibi, mede gebaseerd op de verklaringen van de getuigen [getuige A] en [getuige B], ongeloofwaardig is.
Verdachte is meermalen door de politie en ook door de rechter-commissaris verhoord. Verdachte heeft in deze verhoren geen verklaring afgelegd over waar hij in de nacht van 24 op 25 september 2011 is geweest en wat hij heeft gedaan. Bij de politie heeft verdachte op 8 februari 2012 verklaard dat hij zich niet meer kon herinneren wat hij die bewuste avond/nacht had gedaan. Ook de getuige [getuige A] heeft tijdens haar verhoor bij de politie op 8 februari 2012 verklaard zich niet meer te kunnen herinneren wat zij die bewuste nacht had gedaan. Pas ter terechtzitting van 15 mei 2012, ruim drie maanden na de aanhouding van verdachte en de verhoren bij de politie, wordt door verdachte en door getuige [getuige A] tot in detail verklaard over wat zij in de nacht van 24 op 25 september 2011 hebben gedaan en waar zij zijn geweest. Hoewel verdachte en [getuige A] reeds sinds begin februari 2012 op de hoogte waren van de verdenking tegen verdachte komen zij pas ter terechtzitting van 15 mei 2012 met de voor verdachte ontlastende verklaringen. Een afdoende verklaring hiervoor heeft de rechtbank niet verkregen. De verklaringen van verdachte en [getuige A] worden verder tot in detail bevestigd door getuige [getuige B]. Ook [getuige B] komt pas ter terechtzitting van 15 mei 2012 met de voor verdachte ontlastende verklaring, die bovendien tot in detailniveau overeenkomt met de verklaringen van verdachte en [getuige A]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van verdachte, [getuige A] en [getuige B] in zoverre niet geloofwaardig zijn. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat verdachte over een alibi beschikt.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor verder is overwogen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 25 september 2011 te Doetinchem, door geweld en andere feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer], en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer], die op dat moment 's nachts in een park liep, (van achteren) heeft benaderd en
- die [slachtoffer] naar/tegen de grond heeft geduwd/gewerkt en tegen de grond geduwd heeft gehouden en
- het lichaam van die [slachtoffer] in bedwang heeft gehouden en
- zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl verdachte daarbij voorbij is gegaan aan het verbale en non-verbale protest/verzet van die [slachtoffer].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair: verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig zedenfeit. De grove wijze waarop hij de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] heeft geschonden is hem zeer kwalijk te nemen. Verder is verdachte eerder met justitie in aanraking geweest voor diverse gewelds- en vermogensdelicten.
De raadsman heeft aangevoerd dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden als uitgangspunt nemen voor verkrachting. Er zijn in dit geval geen factoren die strafverzwarend zouden moeten werken. Nu het gaat om verkrachting met vingers en niet met een mannelijk geslachtsdeel dient de factor 'aard van de gedraging' strafverlagend te werken. Verder heeft verdachte vanwege de verdenking een zwaar verblijf gehad in het huis van bewaring en is er geen sprake van relevante documentatie. Bij de strafoplegging is in deze zaak een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest reëel.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de nacht van 25 september 2011 schuldig gemaakt aan verkrachting van aangeefster. Hij heeft haar met geweld tegen de grond gewerkt en is met meerdere vingers haar vagina binnengedrongen. Aangeefster heeft hierbij ook lichamelijk letsel opgelopen. Een gebeurtenis als deze wordt in het algemeen door slachtoffers als zeer ingrijpend ervaren. Naar de ervaring leert kan dit (langdurige) nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich brengen, wat in dit geval ook blijkt uit de slachtofferverklaring. Verdachte heeft ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoefte de waardigheid van het slachtoffer geschonden en een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting hanteren als uitgangspunt voor een straf bij verkrachting in beginsel een gevangenisstraf voor de duur twee jaren. De omstandigheid dat verdachte niet met zijn penis maar met zijn vingers het slachtoffer is binnengedrongen acht de rechtbank, mede gelet op de gewelddadige wijze waarop hij het slachtoffer heeft onderworpen, geen reden voor afwijking van dit oriëntatiepunt in het voordeel van verdachte, mede gezien het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank zal verdachte, gelet op het voorgaande, veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.500,--, betreffende immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen nu deze voldoende is onderbouwd en ook redelijk is.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, nu door hem is betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, afgewezen dient te worden.
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting over de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden en dat dit aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dan ook toewijzen, vermeerderd met de betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
verkrachting;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 2.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 25 september 2011 en vermeerderd met de betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 2.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 25 september 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 35 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011 134 912, regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team recherche Achterhoek, afdeling zeden, gesloten en ondertekend op 15 februari 2012.
2 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 40.
3 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 26 e.v.
4 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 26 e.v.
5 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 29.
6 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 30.
7 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 31.
8 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 32.
9 Proces-verbaal van sporenonderzoek, dossierpagina's 74 t/m 76
10 Rapport betreffende DNA-onderzoek d.d. 27 januari 2012, dossierpagina 102 e.v., en herzien rapport d.d. 24 februari 2012.
11 Rapport betreffende DNA-onderzoek d.d. 27 januari 2012, dossierpagina 106 . en herzien rapport d.d. 24 februari 2012.
12 Rapport betreffende DNA-onderzoek d.d. 27 januari 2012, dossierpagina's 106 en 107 en herzien rapport d.d. 24 februari 2012.
13 Rapport betreffende DNA-onderzoek d.d. 27 januari 2012, dossierpagina 108 en herzien rapport d.d. 24 februari 2012.
14 Rapport betreffende DNA-onderzoek d.d. 27 januari 2012, dossierpagina 109, 110 en 113 en herzien rapport d.d. 24 februari 2012.
15 Rapport betreffende aanvullend DNA-onderzoek d.d. 18 september 2012.
16 Rapport betreffende aanvullend DNA-onderzoek d.d. 18 september 2012, pagina 9.
17 Rapport betreffende aanvullend DNA-onderzoek d.d. 18 september 2012, pagina 10.
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 137.